16 Ik heb jullie rechters toen de volgende instructies gegeven: “Als je een geschil behandelt tussen je broeders, moet je rechtvaardig oordelen+ tussen een man en zijn broeder of een vreemdeling die bij jullie woont.+
16 Vervolgens gebood ik toentertijd UW rechters en zei: ’Bij het afnemen van een verhoor* [inzake geschillen] tussen UW broeders, moet GIJ rechtvaardig oordelen+ tussen een man en zijn broeder of zijn inwonende vreemdeling.+