13 Esther antwoordde: ‘Als de koning het goedvindt,+ geef de Joden in Su̱san dan toestemming om ook morgen de wet van vandaag+ toe te passen. En laat de tien zonen van Ha̱man aan een paal worden gehangen.’+
13 Bijgevolg zei E̱sther: „Indien het de koning werkelijk goeddunkt,+ laat het de joden die in Su̱san zijn dan ook morgen nog worden toegestaan te doen naar de wet van vandaag;+ en laat de tien zonen van Ha̱man aan de paal opgehangen worden.”+