26 Daarna gaf de koning aan Jera̱hmeël, de zoon van de koning, Sera̱ja, de zoon van A̱zriël, en Sele̱mja, de zoon van A̱bdeël, de opdracht om de secretaris Ba̱ruch en de profeet Jeremia op te pakken. Maar Jehovah hield ze verborgen.+
26 Voorts gebood de koning Jera̱hmeël, de zoon van de koning, en Sera̱ja,* de zoon van A̱zriël, en Sele̱mja,* de zoon van A̱bdeël, om de secretaris Ba̱ruch en de profeet Jeremi̱a+ te halen. Maar Jehovah hield hen verborgen.+