2 Maar Sa̱muël zei: „Hoe kan ik gaan? Wanneer Saul het eenmaal heeft gehoord, zal hij mij stellig doden.”+ Vervolgens zei Jehovah: „Een jonge koe uit het rundvee dient gij met u mee te nemen, en gij moet zeggen: ’Om Jehovah een slachtoffer te brengen, ben ik gekomen.’+