21 De koning van Babylon sloeg ze neer en bracht ze ter dood in Ri̱bla in het land van Ha̱math.+ Zo werd Juda uit zijn land weggevoerd in ballingschap.+
21 En de koning van Ba̱bylon sloeg hen toen neer+ en bracht hen ter dood te Ri̱bla, in het land van Ha̱math.+ Zo ging Ju̱da in ballingschap, weg van zijn bodem.+