-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 4Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Dat ben ik: Lett.: ‘ik ben’. Grieks: ego eimi. Sommigen denken dat deze uitdrukking een zinspeling is op de Septuaginta-weergave van Ex 3:14 en gebruiken dit om te betogen dat Jezus God is. Maar de bewoordingen in Ex 3:14 (ego eimi ho on, ‘Ik ben de Zijnde’, ‘Ik ben de Bestaande’) zijn anders dan die in Jo 4:26. Bovendien gebruikt de Septuaginta de uitdrukking ego eimi om woorden weer te geven die zijn uitgesproken door Abraham, Eliëzer, Jakob, David en anderen (Ge 23:4; 24:34; 30:2; 1Kr 21:17). In de christelijke Griekse Geschriften is ego eimi niet alleen maar gebruikt voor woorden die Jezus heeft gezegd. Dezelfde Griekse woorden zijn in Jo 9:9 gebruikt in het antwoord van een man die door Jezus was genezen. Ze brengen gewoon de boodschap over: ‘Ik ben het.’ Ook de engel Gabriël en Petrus, Paulus en anderen gebruikten deze woorden (Lu 1:19; Han 10:21; 22:3). Het is duidelijk dat die uitspraken niet naar Ex 3:14 verwijzen. Een vergelijking van de parallelverslagen in de synoptische evangeliën laat zien dat de uitdrukking ego eimi in Mr 13:6 en Lu 21:8 (‘Ik ben het’) een beknopte weergave is van de completere gedachte in Mt 24:5, die is vertaald met ‘Ik ben de Christus’.
Dat ben ik, degene die met je praat: Kennelijk is dit de eerste keer dat Jezus openlijk verklaart dat hij de Messias of Christus is. En dat zegt hij tegen een vrouw die niet eens Joods is maar Samaritaans (Jo 4:9, 25). De meeste Joden minachtten Samaritanen en weigerden hen te groeten, en veel Joodse mannen keken neer op vrouwen. Later eerde Jezus andere vrouwen op een vergelijkbare manier door ze het voorrecht te geven de eerste getuigen van zijn opstanding te zijn (Mt 28:9, 10).
-