19 Toen vroegen ze hem: ‘Waar is uw Vader dan?’ ‘Jullie kennen mij niet en ook mijn Vader niet’,+ antwoordde Jezus. ‘Als jullie mij wel kenden, zouden jullie ook mijn Vader kennen.’+
19 Daarom zeiden zij verder tot hem: „Waar is uw Vader?” Jezus antwoordde: „GIJ kent noch mij noch mijn Vader.+ Indien GIJ mij zoudt kennen, zoudt GIJ ook mijn Vader kennen.”+