-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 12Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
zijn glorie heeft gezien: Of ‘zijn verheven positie heeft gezien’, ‘zijn heerlijkheid heeft gezien’. Toen Jesaja een visioen kreeg van Jehovah die in de hemel op zijn verheven troon zat, vroeg Jehovah hem: ‘Wie zal namens ons gaan?’ (Jes 6:1, 8-10) Het gebruik van het meervoudig voornaamwoord ‘ons’ laat zien dat er nog minstens één andere persoon bij God in het visioen was. Het is dus redelijk om de conclusie te trekken dat als Johannes schrijft dat Jesaja ‘zijn glorie heeft gezien’, dit verwijst naar Jezus’ voormenselijke glorie naast Jehovah (Jo 1:14). Dit is in overeenstemming met teksten als Ge 1:26, waar God zei: ‘Laten wij de mens maken naar ons beeld.’ (Zie ook Sp 8:30, 31; Jo 1:1-3; Kol 1:15, 16.) Johannes voegt eraan toe dat Jesaja over hem heeft gesproken, dat wil zeggen over de Christus, want veel van wat Jesaja schreef gaat over de voorspelde Messias.
-