-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 13Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
degene van wie Jezus veel hield: Dit is de eerste van de vijf keer dat er een discipel wordt vermeld ‘van wie Jezus veel hield’ of ‘aan wie Jezus gehecht was’ (Jo 19:26; 20:2; 21:7, 20). Algemeen wordt aangenomen dat dit de apostel Johannes is, de zoon van Zebedeüs en de broer van Jakobus (Mt 4:21; Mr 1:19; Lu 5:10). Eén reden daarvoor is dat de apostel Johannes in dit evangelie niet bij naam wordt genoemd, afgezien van de aanduiding ‘de zonen van Zebedeüs’ in Jo 21:2. Een andere aanwijzing is te vinden in Jo 21:20-24, waar de uitdrukking ‘de discipel van wie Jezus veel hield’ wordt gebruikt voor de schrijver van dit evangelie. Bovendien zei Jezus over die apostel: ‘Als het mijn wil is dat hij blijft totdat ik kom, wat gaat jou dat dan aan?’ Dit impliceert dat die persoon veel langer zou leven dan Petrus en de andere apostelen, wat zeker gold voor de apostel Johannes. (Zie aantekeningen bij Jo Titel; 1:6 en 21:20.)
dicht bij: Lett.: ‘aan de boezem van’. Deze uitdrukking verwijst naar de manier waarop mensen in Jezus’ tijd aan tafel aanlagen. De gasten lagen op hun linkerzij, met hun linkerelleboog op een kussen. Een gast kon tegen de boezem of borst van een vriend naast hem leunen en een vertrouwelijk gesprek met hem voeren (Jo 13:25). Die boezempositie, ‘dicht bij’ of ‘aan de boezem van’ iemand, duidde op speciale gunst en hechte vriendschap. Dat gebruik was kennelijk de achtergrond voor de uitdrukkingen die in Lu en Jo worden gebruikt. (Zie aantekeningen bij Lu 16:22, 23 en Jo 1:18.)
-