-
JohannesIndex van Wachttoren-publikaties 1946-1985
-
-
14:30 rs 428; cj 30; g78 22/8 4; hs 48; lp 72; gh 113; g75 8/2 8; w74 294; g74 22/2 6; g74 22/3 29; w73 78; kj 352; w71 465; w68 342; w64 73, 210; g64 8/10 20; w63 255; g63 22/4 20; w62 8; w61 14; nu 11; sw 15; nh 205; rm 240; ni 9; w47 274
-
-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 14Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
de heerser van de wereld: Deze uitdrukking staat ook in Jo 12:31 en 16:11 en slaat op Satan de Duivel. In deze context duidt het woord wereld (Grieks: kosmos) op de menselijke samenleving die van God vervreemd is en waarvan het gedrag tegen zijn wil ingaat. God heeft deze onrechtvaardige wereld niet voortgebracht, ze ‘ligt in de macht van de goddeloze’ (1Jo 5:19). Satan en zijn ‘slechte geestenmachten in de hemelse gewesten’ zijn de onzichtbare ‘wereldheersers [vorm van het Griekse kosmokrator] van deze duisternis’ (Ef 6:11, 12).
hij heeft geen vat op mij: Of ‘hij heeft geen macht over mij’. Lett.: ‘in mij heeft hij niets’. Jezus had geen onvolmaaktheid of verkeerd verlangen dat Satan kon misbruiken om hem van het dienen van God af te keren. De Griekse uitdrukking die is vertaald met ‘heeft geen vat op mij’ is misschien een weergave van een Hebreeuws idioom dat in juridische contexten werd gebruikt en dat betekende ‘hij heeft geen aanspraak op mij’. In contrast daarmee lukte het de Duivel wel om in Judas te komen en vat op hem te krijgen (Jo 13:27).
-