26 Een van de slaven van de hogepriester, die familie was van de man bij wie Petrus het oor had afgeslagen,+ zei: ‘Ik heb je toch in de tuin bij hem gezien?’
26 Een van de slaven van de hogepriester, die een bloedverwant was van de man wie Pe̱trus het oor had afgeslagen,+ zei: „Heb ik u niet in de tuin bij hem gezien?”