Voetnoot
„Godin van.” Hebr.: ʼelo·hēʹ, mv. van ʼelōʹah, ter aanduiding van uitnemendheid. Mnl., maar hier toegepast op een vrouwelijke godheid.
„Godin van.” Hebr.: ʼelo·hēʹ, mv. van ʼelōʹah, ter aanduiding van uitnemendheid. Mnl., maar hier toegepast op een vrouwelijke godheid.