Voetnoot
„De [ware] God.” Hebr.: ha·ʼElo·himʹ, met het bep. lw. ha, „de”, vóór de titel ʼElo·himʹ. Dit is gedaan om het contrast met de valse god Baäl te beklemtonen. Zie App. 1F.
„De [ware] God.” Hebr.: ha·ʼElo·himʹ, met het bep. lw. ha, „de”, vóór de titel ʼElo·himʹ. Dit is gedaan om het contrast met de valse god Baäl te beklemtonen. Zie App. 1F.