Voetnoot
Hebr.: has·Sa·tanʹ, „de Tegenstrever”. Veelvuldig in hfdst. 1 en 2 gebruikt. Dit is de eerste keer dat has·Sa·tanʹ in M voorkomt, hoewel sa·tanʹ, „tegenstrever”, zonder het bep. lw. ha, al negen keer eerder voorkomt, te beginnen bij Nu 22:22. Gesenius’ Hebrew Grammar (GK), §126 d en e, verklaart: „Het lidwoord wordt, over het algemeen gesproken, gebruikt ter bepaling van een substantief overal waar dit ook in het Grieks en het [Nederlands] vereist is; dus: . . . (d) Wanneer uitdrukkingen die op hele klassen van toepassing zijn, (eenvoudig door het spraakgebruik) beperkt worden tot bepaalde personen . . . of dingen, b.v. שָׂטָן tegenstander, הַשָּׂטָן de tegenstander, Satan . . . .”