Voetnoot
„Schijnende”, BDB, blz. 237; Hebr.: hē·lelʹ. Gr.: ho he·oʹsfo·ros, „gij (de) brenger van de dageraad (de morgen)”; Lat.: luʹci·fer, „lichtdrager”. Vgl. Job 38:32 vtn., „Mazzaroth”.
„Schijnende”, BDB, blz. 237; Hebr.: hē·lelʹ. Gr.: ho he·oʹsfo·ros, „gij (de) brenger van de dageraad (de morgen)”; Lat.: luʹci·fer, „lichtdrager”. Vgl. Job 38:32 vtn., „Mazzaroth”.