Voetnoot
„Christus [de] Heer.” Gr.: Chriʹstos kuʹri·os. Deze uitdr. zou een Gr. weergave kunnen zijn van het Hebr. ma·sjiʹach Jeho·wahʹ, „Jehovah’s Christus”, zoals in J5-8,10. Zie 2:26.
„Christus [de] Heer.” Gr.: Chriʹstos kuʹri·os. Deze uitdr. zou een Gr. weergave kunnen zijn van het Hebr. ma·sjiʹach Jeho·wahʹ, „Jehovah’s Christus”, zoals in J5-8,10. Zie 2:26.