Voetnoot
c In tegenstelling tot de sprinkhanen hadden de legers der ruiterij die door Johannes werden gezien, niet iets „wat leek op kronen, aan goud gelijk,” op hun hoofd (Openbaring 9:7). Dit komt overeen met het feit dat de grote schare, waaruit het merendeel van de ruiterij in deze tijd bestaat, niet de hoop heeft in Gods hemelse koninkrijk te regeren.