Voetnoot
c Maria kende de Hebreeuwse Geschriften heel goed en haar woorden bevatten verwijzingen ernaar (Luk. 1:46-55). Waarschijnlijk konden Jozef en Maria zich geen persoonlijke exemplaren van de geschriften veroorloven. Ze moeten aandachtig hebben geluisterd naar het voorlezen van Gods Woord in de synagoge, zodat ze het zich later konden herinneren.