Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w77 15/10 blz. 613-617
  • Evolutie op de terugtocht

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Evolutie op de terugtocht
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET BEWIJSMATERIAAL AAN EEN ONDERZOEK ONDERWERPEN
  • DE BASISGEDACHTE OMVERGEWORPEN
  • „NAAR HUN SOORT”
  • DOOR FOSSIELEN GELEVERDE BEWIJZEN WERKEN ALS BOEMERANG
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE MENS DWINGT TOT EEN TERUGTOCHT
  • Meningsverschillen over evolutie — Waarom?
    Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?
  • Stamt al het leven af van één gemeenschappelijke voorouder?
    Vijf belangrijke vragen over het ontstaan van het leven
  • Ben ik verplicht in evolutie te geloven?
    Ontwaakt! 1975
  • Wat zegt het fossielenverslag?
    Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
w77 15/10 blz. 613-617

Evolutie op de terugtocht

REEDS langer dan een eeuw hebben vele geleerden beweerd dat alle leven is geëvolueerd. Zij hebben gezegd dat het leven uit zichzelf is ontstaan, dat het is opgeklommen naar het stadium van plant en dier en toen via aapachtigen tot de mens is voortgeschreden.

Al die tijd zijn deze geleerden vol vertrouwen op zoek geweest naar bewijsmateriaal om deze beweringen te staven. Heel wat wetenschapsmensen, en ook anderen, hoopten dat de bewijzen het geloof in een scheppende God zouden verwoesten.

In recente jaren heeft het bewijsmateriaal echter het tegenovergestelde bewerkt! Het heeft de basis voor geloof in de evolutietheorie vernietigd, zodat vele eerlijke mensen, met inbegrip van een aantal geleerden, deze theorie niet langer aanvaarden. En zij die nog steeds de evolutie voorstaan, zijn gedwongen geweest enkele overtuigingen die zij er lang op na hebben gehouden, te laten varen.

In een commentaar op deze situatie vermeldde de New York Times: „Het evolutie-onderzoek heeft de afgelopen 10 jaren een grote verandering ondergaan, nu de beginselen van evolutie, zoals die door Darwin en anderen zijn neergelegd, worden betwist en nieuwe theorieën worden opgeworpen. Alles is in tumult.”

HET BEWIJSMATERIAAL AAN EEN ONDERZOEK ONDERWERPEN

Kort geleden heeft een aantal onderzoekers het bewijsmateriaal onpartijdig bekeken. En zij hebben verbazing tot uitdrukking gebracht over wat zij hebben gevonden.

Norman Macbeth, een advocaat met een Harvard-opleiding, besloot de kwestie te benaderen alsof hij een rechtszaak behandelde. Hij verzamelde bewijsmateriaal vóór en tegen de evolutie. Na vele jaren van intensief onderzoek concludeerde hij dat het bewijsmateriaal tegen evolutie zo krachtig was dat, zoals hij zei, „wellicht geen enkele theorie de voorkeur verdient boven de thans bestaande”.

Macbeth verklaarde verder: „De meeste verklaringen die men op het terrein van de evolutie tegenkomt, zijn ondeugdelijk. Als het erop aankomt, komen ze nauwelijks voor de naam verklaring in aanmerking; het zijn veronderstellingen, gissingen, waanideeën, nauwelijks waard hypothesen genoemd te worden.” Zijn reactie op een doorsnee boek ter ondersteuning van de evolutie was: „Als die man in een rechtszaak mijn tegenpartij zou zijn, zou ik hem de das omdoen.”

Een redacteur van de Washington Monthly, T. Bethell, verrichtte een soortgelijk onderzoek. Hij was verbaasd zoveel verwarring en gedebatteer onder evolutionisten aan te treffen. Hij zei: „Het is verrassend dat zo weinig van [het debat] is uitgelekt, omdat het toch een van de belangrijkste academische debatten van de jaren zestig lijkt te zijn geweest, en zoals ik het zie, is het eindresultaat tamelijk verbijsterend: Darwins theorie staat geloof ik op de rand van ineenstorting.”

Bethell merkte op: „Ik geloof dat Darwin op het ogenblik aan de kant wordt gezet, maar misschien wordt dit uit achting voor de eerbiedwaardige oude baas . . . zo discreet en voorzichtig mogelijk gedaan, met een minimum aan publiciteit.”

Hoe reageren evolutionisten hierop? F. Appleton schrijft in het tijdschrift Weekend: „Wij geven toe dat er grote leemten in het bewijsmateriaal voor de evolutie bestaan. . . . Zelfs een progressief geleerde bereikt het punt waarop hij verklaringen ondeugdelijk vindt en moet toegeven dat hij het niet werkelijk weet.” Hij voegde hieraan toe: „Ja, de evolutie is slechts een theorie. In evolutie geloven, is derhalve een geloofsdaad.”

De „grote leemten” zijn met het verstrijken van de tijd nog groter geworden. Er is een enorme hoeveelheid kennis verworven over erfelijkheid, celstructuur, DNZ, de ingewikkeldheid van alles wat leeft, fokmogelijkheden alsook het fossielenverslag. Op grond van al die gegevens is het voor onpartijdige, eerlijke waarnemers steeds duidelijker dat de feiten op een overweldigende wijze in de richting van schepping, en niet van evolutie, duiden.

DE BASISGEDACHTE OMVERGEWORPEN

Een van de fundamentele stellingen van de evolutie, in feite een grondstelling, wordt nu omvergeworpen. Dit is de lang aanvaarde theorie over de wijze waarop de evolutie naar men veronderstelde had plaatsgevonden — haar „mechanisme”.

Voorstanders van de evolutie geloofden dat de evolutie zich door middel van kleine, nuttige veranderingen in levende organismen had voltrokken. Deze veranderingen zouden die levende organismen in staat hebben gesteld beter in leven te blijven. Men nam aan dat hun nakomelingen in de loop van miljoenen jaren andere nuttige veranderingen waren blijven ondergaan, en dat dit uiteindelijk tot het geleidelijk evolueren van alle insekten, planten, dieren en de mens had geleid.

Onder geleerden wordt deze gedachte van ’overleven van de geschiktsten’ ’natuurlijke selectie’ genoemd. Met deze uitdrukking bedoelde men te zeggen dat de „natuur” de „geschiktste” soorten „selecteerde” om in leven te blijven en de „zwakkere” liet uitsterven.

Waarom wordt deze grondstelling thans aangevochten? Omdat, na tientallen jaren van experimenteren met levende organismen en het bestuderen van het fossielenverslag, datgene wat een voor de hand liggende conclusie had moeten zijn, ten slotte toch tot vele geleerden is doorgedrongen, en wel het feit dat ook al heeft een plante- of diersoort misschien een betere levenskans, dat in werkelijkheid volstrekt niets te maken heeft met de vraag hoe die plant of dat dier uiteindelijk is ontstaan. Als de ene vossesoort een betere levenskans heeft dan de andere vossesoort, verklaart dit nog niet hoe elk van de vossen is ontstaan. „Overleven” verklaart niet het „tot leven komen”, en evenmin verandert de vos hierdoor in een ander dier.

Na tientallen jaren van experimenteren, hebben kwekers en fokkers ontdekt dat zij, hoe intensief zij ook planten kweken of dieren fokken, nimmer een nieuwe of volkomen andere soort kunnen ontwikkelen. Zij mogen dan al veranderingen in grootte, kleur of andere kenmerken teweegbrengen, maar een koe blijft altijd een koe, een druif een druif en een vlieg een vlieg.

Er is nu definitief komen vast te staan dat levensvormen buiten een beperkte afwijkingsgraad niet verder veranderd kunnen worden zonder ze hetzij onvruchtbaar te maken of ze te doden. Waarom? Omdat een wet hen bindt tot wat ze zijn.

„NAAR HUN SOORT”

God heeft in alles wat leeft een wet ingebouwd die fundamentele soorten gescheiden houdt. Die wet is de bijbelse „soorten”-wet.

Een voorbeeld hiervan is Genesis 1:24, waar staat: „Verder zei God: ’Laat de aarde levende zielen voortbrengen naar hun soort: huisdieren en zich bewegend gedierte en wild gedierte der aarde naar hun soort.’” Dit geldt ook voor alle planten, insekten, vogels, vissen en mensen.

De erfelijke samenstelling van levende organismen sluit wel de mogelijkheid in van variaties binnen de basissoorten, hetgeen het leven interessanter maakt. Niettemin blijven — precies zoals de fokkers hebben ontdekt — bijvoorbeeld alle kattenvariëteiten katten, en kunnen ze zich alleen maar onder elkaar voortplanten. Hetzelfde geldt voor alle andere basissoorten.

Harold Coffin, een aan de universiteit van Californië verbonden geleerde op het gebied van ongewervelde zoogdieren, verklaart: „Er heeft klaarblijkelijk heel wat aanpassing plaatsgevonden, maar hebben deze aanpassingsveranderingen werkelijk het resultaat gehad dat één hoofdcategorie de evolutionaire ladder is opgeklommen tot een andere categorie? De wetenschappelijke bewijzen staven dit soort van veranderingen niet.”

DOOR FOSSIELEN GELEVERDE BEWIJZEN WERKEN ALS BOEMERANG

De bewijzen die fossielen — de uit de aarde opgegraven overblijfselen van levende organismen — opleveren, zijn eveneens als een boemerang naar de evolutionisten teruggeslagen. Zij hadden gehoopt dat zij na meer dan een eeuw speuren, talrijke overgangsvormen gevonden zouden hebben die de verschillende soorten van eens levende organismen tot één ongebroken keten aaneen zouden smeden. Maar het overvloedige fossielenmateriaal waarover men thans beschikt, heeft deze hoop de bodem ingeslagen.

De zoöloog Coffin zegt: „De fossielen — de bewijzen van het leven in het verleden — vormen het uiteindelijke en beslissende hof van appèl, omdat het fossielenverslag de enige authentieke geschiedenis van het leven biedt waarover de wetenschap beschikt.” En wat toont het verslag aan? Stemt het overeen met de evolutie? Coffin antwoordt: „Neen. . . . Het zegt ons dat planten en dieren in hun basisvormen werden geschapen. De fundamentele feiten van het fossielenverslag ondersteunen schepping, geen evolutie.”

Dr. D. B. Gower, een aan de universiteit van Londen verbonden biochemicus, bevestigt eveneens dat ’de geschiedenis van de fossielen overeenstemt met het Genesisverslag (in de bijbel)’. Hij zegt dat ’wij in de oudste steenformaties geen reeks van fossielen aantreffen die de geleidelijke veranderingen van de meest primitieve schepselen tot ontwikkelde vormen weergeven, maar dat er in de oudste steenformaties veeleer plotseling ontwikkelde soorten verschijnen’. Hij merkte ook op dat het tussen elke hoofdsoort van plant en dier ’volkomen ontbreekt aan fossiele overgangsvormen’.

Na meer dan een eeuw, waarin miljoenen fossielen zijn opgegraven, bevestigt het verslag dus dat de levensvormen „naar hun soort” werden geschapen. — Gen. 1:11, 12, 21, 24.

DE GESCHIEDENIS VAN DE MENS DWINGT TOT EEN TERUGTOCHT

Recente ontdekkingen van menselijke fossielen hebben ook tot een terugtocht gedwongen met betrekking tot de vermeende evolutionaire geschiedenis van de mens. Deze ontdekkingen hebben een puinhoop gemaakt van de evolutionaire „stamboom”, de hypothetische opgaande lijn die naar men beweert van aapachtige schepselen tot de mens leidt.

Vanwege deze recente ontdekkingen verklaarde de in Boston (V.S.) verschijnende Globe: „Elk boek over antropologie, elk artikel over de evolutie van de mens, elke tekening van ’s mensen stamboom zullen we moeten weggooien. . . . Het betekent ook dat onze voorouders door elkaar zijn gegooid.”

Wat heeft deze terugtocht veroorzaakt? De ontdekking van fossielen van de hedendaagse mensensoort waarvan men denkt dat ze ouder zijn dan de vermeende „aapmensen” van wie ze zogenaamd afstamden. Een van deze „aapachtige” schepselen, door geleerden als de Australopithecus bestempeld, werd eens door enkelen als de ontbrekende schakel tussen mensen en apen begroet.

Volgens wetenschappelijke bronnen is dit echter in het licht van de nieuwste gegevens niet staande te houden. De New York Times berichtte: „De nieuwe fossielen hebben het overtuigende bewijs geleverd dat de Australopithecus — een uitgestorven soort die naar men eens dacht de overgang tussen aap en mens vormde — in plaats daarvan een tijdgenoot van de vroege mens is geweest die een evolutionaire dode tak is geworden.”

De waarheid is dat ook mensen ’naar hun soort’ werden geschapen. Dat is de reden waarom er geen „schakels” tussen mens en dier zijn gevonden, en ook waarom deze nooit gevonden zullen worden. De grote kloof tussen mens en dier zal altijd blijven bestaan en is door de Schepper ingesteld om mens en dier gescheiden te houden.

Anthony Ostric, een hoogleraar in de antropologie uit India, zei tot geleerden die op een congres bijeen waren dat de bewijzen aantonen dat de mens sinds zijn eerste verschijnen in wezen hetzelfde is gebleven. Hij verklaarde: „Het is onmogelijk te begrijpen hoe biologische, sociale of culturele krachten of processen welke soort van mensaap of ’bijna-mens’ maar ook in de homo sapiens zouden hebben kunnen veranderen.” Hij merkte op dat ’s mensen unieke biofysische en sociaal-culturele aard „een onoverbrugbare kloof [lijkt te vormen] die hem van alle andere dieren scheidt”.

De bewijzen die zich in de loop van vele tientallen jaren hebben opgehoopt, hebben evolutionisten duidelijk gedwongen zich op vele fronten terug te trekken. Als wij de feiten eerlijk onder de ogen zien, leiden ze tot slechts één slotsom, zoals de bijbel lang geleden verklaarde: „Weet dat Jehovah God is. Hij is het die ons heeft gemaakt, en niet wijzelf.” — Ps. 100:3.

[Illustratie op blz. 614]

Als de ene vossesoort een betere overlevingskans heeft dan de vos van een andere soort, verandert dat de eerste vossesoort nog niet in een ander dier

[Illustraties op blz. 615]

„Planten en dieren . . . brengen nakomelingen voort uit zichzelf en op geen andere manier.” „Alle leven is afkomstig van voorgaand leven, . . . het ouderorganisme en het nageslacht zijn van dezelfde soort.” — „Biology for You”, blz. 468; „The Encyclopedia Americana”, 1956, Deel 3, blz. 721

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen