-
In eendracht met lichtDe Wachttoren 1953 | 15 maart
-
-
opdracht scherpt de praktische verantwoordelijkheid in van het in eendracht zijn met licht. Het betekent stellig niet dat wij wat de waarheid aangaat, hiermede slechts geestelijk instemmen, slechts een onbewogen aanvaarding van licht, gelijk een dof, duister oppervlak, dat alle lichtstralen absorbeert zonder op zijn beurt iets terug te kaatsen. Neen, het betekent gelijk een edelsteen te zijn, die het licht dermate reflecteert dat het lijkt alsof hij zelf van binnen uit licht uitstraalt.
24 Het overdenken van het praktische aspect van onze verantwoordelijkheid brengt ons terug tot de eerste brief van Johannes. Sommigen zeggen misschien dat Jakobus het meest van alle Bijbelschrijvers de nadruk op de praktische zijde heeft gelegd, en dat Johannes daarentegen de apostel van liefde was. Niets zou verder van de waarheid af kunnen zijn. Telkens als Johannes een waarheid verkondigt, toont hij direct daarop zowel de praktische toepassing er van als de rampzalige gevolgen die er uit voortvloeien wanneer niet in overeenstemming met die waarheid wordt gehandeld. Merk bijvoorbeeld Johannes’ opmerkingen op die op zijn verklaring dat ’God licht is’ volgen, waarin wordt aangetoond dat wij de waarheid niet alleen moeten geloven en liefhebben, maar dat wij ’de waarheid moeten blijven beoefenen’ (1 Joh. 1:5, 6, NW). Niemand zou raker of behulpzamer kunnen zijn dan Johannes wanneer hij aantoont hoe wij degenen die tot de „antichrist” behoren, „die u trachten te misleiden”, kunnen identificeren (1 Joh. 2:18-26, NW). En in zijn derde brief aarzelt hij niet een zekere boosaardige kletskous, Diotrephes, met name te noemen, gevolgd door enige korte raadgevingen. Het zou niet veel nut hebben gehad te trachten iets te verbergen voor Johannes’ doordringende blik. — 3 Joh. 9-11, NW.
25. Waarom is een consequente handelwijze zo noodzakelijk?
25 Er zou over onze verantwoordelijkheid als „zonen des lichts” natuurlijk nog veel meer gezegd kunnen worden, zowel ten aanzien van onze geest en ons hart als ten aanzien van onze handelwijze, en onze bediening. Maar, wij moeten bovenal in het ’beoefenen der waarheid’ consequent handelen opdat wij altijd in eendracht kunnen zijn met de God van licht, bij wie er nooit een „verandering of schaduw is veroorzaakt door een wending”. — Jak. 1:17; NW, kanttekening. Zie ook Lukas 11:33-36; Efeze 5:6-14.
26. Valt er een nauwe betrekking waar te nemen tussen verlichting en liefde?
26 In een poëtische stemming denken wij aan de glimlach van goedkeuring die onze hemelse Vader ons schenkt als aan iets wat met de warme zonneschijn kan worden vergeleken (Num. 6:25, Mo; NBG; Knox). En dat is waar. Licht en liefde gaan hand in hand en ze leiden ons tot een schitterende overwinning en maken ons onbevreesd in Gods dienst. Indien wij door onze overdenking van het thema „God is licht” zijn geholpen tot een nauwere eendracht met God en zijn Zoon te geraken dan bestaat er elke reden te geloven dat wij er nog verder baat bij zullen vinden die andere definitie te beschouwen van wat God is, namelijk „God is liefde.” — 1 Joh. 4:16, NW.
-
-
Het voorbeeld van Thessalonica herhaalt zichDe Wachttoren 1953 | 15 maart
-
-
Het voorbeeld van Thessalonica herhaalt zich
Negentienhonderd jaar geleden bezocht Paulus Thessalonica en predikte Christus, en „de Joden, die afgunstig werden, . . . vormden een bende en gingen er toe over de stad in een toestand van oproer te brengen” en sleurden de gastheer van Paulus voor de autoriteiten omdat hij de prediker van het Christendom „met gastvrijheid” had ontvangen. — Hand. 17, NW.
Negentienhonderd jaar later, op 10 april 1952 bij de Herdenking van Christus’ dood, deden leiders der valse religie opnieuw een aanval op de ware aanbidding. Een bericht uit een nieuwsblad van Thessalonica zeide: „Een voortdurende achtervolging . . . liep donderdag om 8 uur n.m. uit op de arrestatie van twintig volgelingen . . . van de ketterij van ’Jehovah’s getuigen’ . . . in het huis van een der steunpilaren van de ketterse beweging, Athanasios Pantazis, in wiens sous-terrain zij waren vergaderd.”
Waarom waren zij vergaderd? Om het voorbeeld na te volgen dat door Jezus in de opperzaal op de paasavond van het jaar 33 n. Chr. was gegeven (Mark. 14:15-26). Het was om het gedachtenisfeest van Christus te vieren, dat zij ’rondom een tafel waren vergaderd’ waarop zich een „brood” en wijnglazen bevonden. Onder de 20 gearresteerden waren de huisbewoner en anderen die, zoals het bericht zeide: ’als speciale plaatsbekleders onder de Chiliasten [die naam duidt op hen die het duizendjarige rijk verwachten] van Thessalonica en als organisators van de verscheidene geheime vergaderingen worden beschouwd’ en die een grote „propagandistische activiteit hadden ontwikkeld in het maken van nieuwe bekeerlingen voor hun ketterij”.
Het bericht vervolgde: „De overigen van de gearresteerden waren voor het grootste gedeelte ongeletterd en onontwikkeld. Tijdens het onderzoek dat daarna werd ingesteld, werden er in dit huis een groot aantal boeken en andere gedrukte lectuur van propagandistische aard ontdekt en verbeurd verklaard. Er zij opgemerkt dat deze mensen zich beledigd gevoelen wanneer er naar hen met de naam Chiliasten wordt verwezen, daar zij beweren Jehovah’s getuigen of Bijbelonderzoekers te zijn.”
Eén bericht zeide dat zij tot twee en een halve maand gevangenisstraf plus een geldboete werden veroordeeld. Velen zullen zich afvragen waarom de Grieks Orthodoxe Kerk zich thans moet verlagen tot dezelfde valse beschuldigingen en woedende vervolging van Christenen die lang geleden in precies dezelfde stad over de apostel Paulus werden gebracht.
-