De zienswijze van de bijbel
Trouw „alleen in de Heer” — Hoe belangrijk?
„OVERTREEDT men een gebod van Jehovah door met iemand te trouwen die geen ware christen is?” Een ongetrouwde vrouw stelde op 1 oktober 1976 schriftelijk die vraag — een vraag waarover velen hebben nagedacht.
Eén reden waarom zij er niet uitkwam, was dat zij wist van christenen die verkozen hadden ongelovigen te trouwen. Toch wist zij ook wat de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 7:39 had opgetekend. Hij sprak daar over een christelijke vrouw (alhoewel dit ook waar is met betrekking tot een man), van wie de huwelijkspartner gestorven was. De dood ontbindt de huwelijksovereenkomst (Rom. 7:2). Dus zei Paulus dat de overlevende dan het recht heeft te hertrouwen. Het vers besluit: „Zij [is] vrij te trouwen met wie zij wil, alleen in de Heer” (1 Kor. 7:39). Logischerwijs is zij dan niet „vrij” om buiten de Heer te trouwen.
Moet die verklaring „alleen in de Heer” louter als een menselijke, persoonlijke raad van een rijpe christen, van Paulus, bezien worden? Of is het een door God geïnspireerde richtlijn voor zijn dienstknechten? Ja, sommigen hebben zich afgevraagd: ’Vormt het moedwillig ingaan tegen die raad een reden om de persoon uit de gemeente te verwijderen, zoals de bijbel dat gebiedt in het geval van onberouwvolle overspelers, afgodendienaars of homoseksuelen?’ — 1 Kor. 5:11-13; 6:9, 10.
De juiste zienswijze verwerven
Andere gedeelten van Gods Woord helpen ons om de beperking die in 1 Korinthiërs 7:39 staat, juist te bezien. Herinner u bijvoorbeeld de handelwijze die Abraham volgde toen hij een vrouw voor Isaäk koos. Abraham en zijn familie woonden in Kanaän, omringd door mensen die valse goden aanbaden. Waar kon hij een vrouw voor zijn zoon vinden? De gemakkelijkste weg zou zijn geweest een geschikte Kanaänitische vrouw te kiezen, die goede eigenschappen bezat en ruim van opvatting was, zodat zij zou goedvinden dat de kinderen in de aanbidding van Jehovah zouden worden grootgebracht. Toch verwierp Abraham die handelwijze, want dat zou deloyaal ten opzichte van Jehovah zijn geweest. In plaats daarvan werd, ondanks alle extra moeite die dat met zich bracht, in een ver land onder de verwanten van Abraham naar een vrouw voor Isaäk gezocht. Waarom? Omdat deze verwanten de ware God erkenden. — Gen. 24:1-67; vergelijk 26:34, 35; 28:6-9.
In een latere periode, toen God zijn wet aan Israël gaf, kregen zijn dienstknechten de waarschuwing: „Gij moogt geen echtverbintenis met [de natiën in Kanaän] aangaan. Uw dochter moogt gij niet aan zijn zoon geven, en zijn dochter moogt gij niet voor uw zoon nemen.” Waarom niet? „Want hij zal uw zoon van het volgen van mij afkeren, en zij zullen stellig andere goden dienen.” — Deut. 7:2-4; Ex. 34:14-16.
Maar wat te doen als iemand toch trouwde met een persoon die valse goden aanbad? De wet gebood niet dat de Israëliet moest worden afgesneden. Het was hiermee niet gesteld als met de wet aangaande overspel: „Ingeval een man wordt gevonden terwijl hij bij een vrouw ligt die een eigenaar toebehoort, dan moeten beiden te zamen sterven . . . Zo moet gij het kwaad uit Israël wegdoen” (Deut. 22:22). Insgelijks moesten beoefenaars van afgoderij en homoseksualiteit ter dood worden gebracht (Ex. 22:20; Lev. 20:13). Betekent het ontbreken van een dergelijke straf in het geval van trouwen met een ongelovige, dat het er niet toe doet? Neen! Gods waarschuwing was krachtig en er bestond een gegronde reden voor, namelijk dat de gelovige niet van Jehovah zou worden afgekeerd.
Onderstrepend dat deze goddelijke waarschuwing echt niet overdreven streng was, vertelt de bijbel wat er met Salomo gebeurde. Hoewel hij wijsheid van God had ontvangen, was Salomo zo dwaas buitenlandse vrouwen te nemen. In de loop der jaren keerden die zijn hart van Jehovah af en neigden het tot de buitenlandse goden. Salomo kan hebben gedacht: ’O, ik weet wat ik doe. Ik zal Jehovah nooit in de steek laten’. Maar hij deed dat wel, hij deed het wel degelijk. — 1 Kon. 11:1-6.
Toen de joden die uit gevangenschap in Babylon waren teruggekeerd, buitenlandse vrouwen namen, veroordeelden zowel Ezra als Nehemía hen krachtig. Ezra zei dat degenen die zo deden ’trouweloos handelden’ en ’schuld’ op zich laadden; en hij liet hen hun heidense vrouwen wegzenden. En Nehemía, die het slechte voorbeeld van Salomo aanhaalde, zei van de joden die zulke ongelovigen hadden gehuwd, dat zij „al dit grote kwaad [bedreven] door ontrouw te handelen tegenover onze God”. — Ezra 10:10-14; Neh. 13:23-27.
Met deze achtergrond uit de Hebreeuwse Geschriften zouden wij beter moeten kunnen begrijpen hoe de christelijke gemeente en wij persoonlijk de zaak dienen te bezien.
De christelijke Griekse Geschriften noemen een aantal grove zonden waarvoor een onberouwvolle zondaar van de gemeente afgesneden kan worden. Neen, niet door steniging zoals in het oude Israël, maar doordat hij uit de gemeenschap gesloten wordt. Tot deze zonden behoren hoererij, afgoderij, overspel, diefstal, dronkenschap en afpersing. Het geval dat een christen een ongelovige huwt, wordt niet genoemd als een basis om hem uit de gemeenschap te sluiten, net zo min als een Israëliet om die reden afgesneden werd. Maar zoals wij duidelijk hebben gezien, was deze handelwijze absoluut fout in Israël. Het was deloyaliteit jegens de God van Israël. Vandaar dat men de woorden van Paulus om „alleen in de Heer” te trouwen, niet van zich af kan zetten alsof het louter een menselijke zienswijze betreft. Ze vloeien werkelijk voort uit de algemene raad die Gods Woord in deze kwestie verschaft. En ze maken nu deel uit van de geïnspireerde Schrift die nuttig is om „dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid”. — 2 Tim. 3:16.
Wegens onze onvolmaaktheid schieten wij er dagelijks in te kort ons nauwgezet aan de wijze en liefdevolle raad van God te houden. Zo hebben sommige christenen, misschien zonder dat gezocht te hebben, op het werk of op school romantische bindingen met ongelovigen laten ontstaan. Dit is vooral gevaarlijk wanneer er schijnbaar geen geschikte christelijke metgezellen beschikbaar zijn. Maar wanneer zulke gevoelens voor een ongelovige krachtig worden kan iemand door een bedrieglijk hart ertoe misleid worden te gaan geloven dat het onmogelijk is de binding te verbreken (Jer. 17:9; Spr. 28:26). Iemand kan gaan denken: ’Sommigen die in de eerste eeuw christenen werden, hadden ongelovige huwelijkspartners. Klaarblijkelijk bleven deze christenen getrouw en hoopten zelfs dat hun partners gelovigen zouden worden. Dus wordt mijn partner misschien ook wel een gelovige als wij getrouwd zijn’. — 1 Kor. 7:12-16.
Maar zelfs al hebben sommige ongelovige huwelijkspartners het christendom aanvaard, menen wij echt dat Gods raad misplaatst is? Weten wij het beter dan Jehovah? Ontelbare voorbeelden vanaf Salomo tot in onze tijd bevestigen de wijsheid van Gods waarschuwing — de ongelovige kan de huwelijkspartner van Jehovah aftrekken. En al is het niet om een valse god te gaan dienen, doch net zover dat voortdurend botsingen en droefheid ontstaan omdat de christen belemmerd wordt de ware aanbidding met een volledige toewijding te beoefenen, is het dan niet beter te vermijden zo in de knel te komen?
Alle rijpe christenen hopen dat degenen die met ongelovigen zijn getrouwd, geholpen kunnen worden Jehovah niet te verlaten (Gal. 6:1, 2). Laten echter zij die een huwelijk overwegen, bedenken hoeveel beter en bevorderlijker voor geluk en Gods zegen het is wanneer zij beseffen dat Gods raad „alleen in de Heer” te trouwen zeer belangrijk is. Iedere toegewijde christen die deze raad werkelijk aanvaardt, zal alleen die persoon als een mogelijke huwelijkspartner in aanmerking nemen, die reeds getoond heeft een toegewijde dienstknecht van God te zijn.