Hoe tot het definitieve einde onbevreesd te blijven
1. Wat betekent of eist het met elkander spreken om de waarheid te leren kennen?
MET elkander spreken om de waarheid te leren kennen, sluit kennelijk in dat wij geregeld Bijbelstudiën bezoeken, aanwezig zijn op en, voor zover dit mogelijk is, deelnemen aan de dienstvergaderingen en school der Theocratische bediening, en er voor zorgen dat wij de zonevergaderingen en andere vergaderingen bijwonen die door des Heren organisatie worden belegd. Al deze voorzieningen worden getroffen opdat wij de waarheid zullen leren kennen en aldus „krachtig in den Here, en in de sterkte Zijner macht” zullen worden. Iedere dienaar die in kennis toeneemt, zal de wens koesteren, die kennis voor anderen beschikbaar te stellen. Daarom wordt het goede nieuws bekendgemaakt, wordt er tot anderen buiten de groepen, tot de mensen in het algemeen, gesproken, ja, er wordt van huis tot huis gegaan en daarna worden nog meer bezoeken gebracht, totdat de belangstelling is aangewakkerd tot een verlangen naar studie. Hoe vaker Jehova’s kinderen met elkander spreken en dit nieuws bij anderen brengen, hoe aangenamer het in zijn ogen is.
2. Welke invloed heeft dit getrouwe met elkander spreken op iemand?
2 Is het niet waar dat de dienaren die geregeld de vergaderingen bezoeken, die belangstellen in de dienstprogramma’s en in de werkelijke predikingsdienst, en die alle onderdelen van het programma van hun zonevergaderingen bijwonen, het levendigste zijn, altijd over de waarheid spreken en gretig uitzien naar gelegenheden om te dienen en naar dienstvoorrechten? Praten zij niet altijd over hun nabezoeken, hun studiën of over de wijze waarop iemand in de dienst is geholpen? Deze dierbaren hebben geen tijd voor iets anders, en zij houden zich vrij van het streven der oude wereld, opdat zij gewillig slaven van de Here Jezus Christus kunnen zijn.
3, 4. Welke toezeggingen schenken ons tevredenheid, vrede, geluk, vrijheid?
3 Niets ontgaat het oog des Heren. „Uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden” (Matth. 6:4). Hij neemt kennis van een getrouwe, loyale dienst. Nooit ontgaat hem een daad. „Des HEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen” (Ps. 11:4). Wij weten dat zijn oog nooit slaapt en dat hij steeds over de hoogste belangen van zijn kinderen waakt. „Want hij gebiedt zijn engelen u te behoeden op al uwe wegen; op de handen zullen zij u dragen, dat uw voet zich niet stoote aan een steen” (Ps. 91:11, 12, Obbink). Denk aan de kostbare beloften: „Want de oogen des Heeren gaan over alle landen, om te sterken degenen die van ganscher harte met hem zijn” (2 Kron. 16:9, Luther). „Hij wordt moede noch mat; zijn doorzicht is niet te doorgronden. Hij geeft den moede sterkte, den machtelooze verleent hij groote kracht. . . . zij die op Jahwe hopen, zullen steeds nieuwe kracht verzamelen” (Jes. 40:28, 29, 31, Leidse Vert.). Tevredenheid en vrede zijn het deel van hen die in het bewustzijn leven dat Jehova’s macht altijd ter beschikking is voor hun noden en dat hij over hun hoogste belangen waakt, die geloven, ja weten dat God „alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn”. — Rom. 8:28, Nw. Vert.
4 Waarom zou een Christen dan vrezen? Met zulke toezeggingen kan hij beslist met de dienst der waarheid verder gaan en toenemen in liefde en aldus „krachtig [worden] in den Here, en in de sterkte Zijner macht”. Jehova’s getuigen zijn de enigen die zich in zulk een gelukkige toestand bevinden, want zij kennen de waarheid en deze heeft hen vrijgemaakt. Zij bestuderen de Bijbel, spreken er over en zijn er gehoorzaam aan, daar zij weten dat de Bijbel Gods Woord is. Hun studiën omvatten ook een terugblik op de uit geloof en onbevreesdheid voortgesproten daden van de dienaren van God in afgelopen eeuwen, en zij geloven dat de God die destijds wonderdaden deed, dezelfde is als die wij tegenwoordig kennen en dienen. „Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe.” — Ps. 48:15.
5. Wat is daarom de manier om tot het einde onbevreesd te blijven?
5 De manier om tot het einde onbevreesd te blijven, is daarom: de waarheid, dat wil zeggen, Gods Woord bestuderen; de werken leren kennen die hij in het verleden jegens de mensen heeft gedaan; zorgen dat men te weten komt wie God is en dat men zijn voornemens begrijpt. Zie in dat hij de Eeuwige God is, de Almachtige, de Allerhoogste, die altijd was, is en zal zijn, zonder begin en zonder einde, die het einde van het begin af kent, de bron van goedheid en leven. Leer zijn geliefde Zoon kennen, het begin van de gehele schepping, want zonder hem werd niets gemaakt wat gemaakt is; verneem hoe zijn Vader altijd behagen in hem heeft geschept en hoe hij, toen hij naar de aarde werd gezonden, de gestalte van menselijk vlees aannam, waarin hij leed, en hoe hij wegens zijn volledige gehoorzaamheid, onbevreesdheid, trouw en liefde zeer hoog werd verheven en een naam ontving die boven iedere naam uitgaat, want hij is de Koning der koningen en Heer der heren, de Eeuwige Vader en de Vredevorst. Bestudeer Gods Heilige Bericht en word onderwezen over de nieuwe wereld der gerechtigheid en haar zegeningen, waarin gij u nu kunt leren verheugen. Houd onwankelbaar vast aan uw hoop, in deze zegeningen te zullen delen. „Gelukkig het volk dat uw feestliederen kent, dat leeft in de zon van uw gunst!” (Ps. 89:15, Eng. Vert. van Moffatt; Ps. 89:16, Statenvert.) Het is goed deze beloften te kennen, ja, ga nog verder, ken ze niet alleen, maar leer ze van buiten, wanneer gij wilt, zodat gij ze tot troost en bemoediging steeds in uw geest hebt. Alleen zij die hebben geleerd werkelijk op Jehova te vertrouwen, weten hoe waardevol het is in staat te zijn, wanneer men dit wenst, enkele van de kostbare verklaringen in herinnering te roepen die God heeft gedaan voor hen die hem liefhebben.
6. Over welke strijdvraag moeten wij worden onderwezen om Gods beloften naar waarde te kunnen schatten? Waarom?
6 Alle mensen van goede wil moeten deze dingen leren kennen, hun moet worden geleerd wat er bij betrokken is en wie voor de eerste maal de strijdvraag over de universele opperheerschappij heeft opgeworpen. Indien zij niet juist zijn ingelicht over Satans werken, zullen zij de beloften van de bescherming des Almachtigen niet naar waarde schatten. Want worden zij die gerechtigheid en de eer des Heren zoeken, niet de mikpunten van de Duivel? Toen David eens profetisch voor Jezus sprak, zeide hij: „Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen” (Ps. 69:10). Jezus deed geen eigen keuze, doch hij behaagde in de eerste plaats zijn hemelse Vader: „Want ook Christus heeft Zichzelven niet behaagd, maar gelijk geschreven is: De smadingen dergenen, die U smaden, zijn op Mij gevallen.” — Rom. 15:3.
UITWERKINGEN VAN HET AANVAARDEN VAN DE WAARHEID
7, 8. (a) Wat voor verandering bewerkt het aanvaarden van de waarheid in ons en tot welke angsten leidt het? (b) In wie moeten wij vertrouwen opbouwen, en hoe?
7 Wanneer oprechte mensen deze waarheden aanvaarden, dan heeft dit onmiddellijk een uitwerking op hun gezindheid en het pad waarlangs zij wandelen. Er vertoont zich een ongeneigdheid het gezelschap van vroegere kameraden en bloedverwanten te blijven zoeken en een neiging meer samen te zijn met hen die de waarheid hebben. Zo behoort het te zijn. Hoe meer zij de waarheid en het gezelschap van de broeders en zusters zoeken, hoe meer het hun vroegere vrienden en zakenrelaties duidelijk wordt, dat er iets in hun leven is gebeurd wat hun gedrag, hun gesprekken en de vormen van ontspanning die zij zoeken, heeft veranderd. Het is mogelijk dat enkelen ons zullen bespotten en belachelijk zullen maken en er voor zullen zorgen dat wij allerlei tegenstand te verduren hebben; of misschien loopt ons wereldse werk gevaar, en wanneer wij Schriftuurlijke verplichtingen tegenover een gezin hebben, wat dan? Wie zal voor hen zorgen? Vroegere vrienden hebben wij wellicht verloren en geven misschien van minachting blijk. Veronderstel ook eens dat deze profetieën niet zo in vervulling gaan als wordt verwacht? Wat moet er dan worden gedaan? Misschien komt Armageddon wel niet zo gauw als wordt verwacht! Wat dan? En om het minste te zeggen: men wordt het mikpunt van spotternijen van anderen. Al deze angsten en nog vele andere kunnen zich aan de geest opdringen. Het is thans de tijd troost te putten en sterkte te verkrijgen.
8 Luister naar Jehova’s woord: „Vertrouw op den HERE [Jehova] met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. Wees niet wijs in uw eigen ogen, vrees den HERE [Jehova] en wijk van het kwaad” (Spr. 3:5-7, Nw. Vert.). Misschien is het in het begin niet gemakkelijk op de Heer te vertrouwen, want wij moeten iemand beslist eerst kennen voordat wij hem kunnen vertrouwen. Door ernstig en oprecht te bidden, door te studeren en door met anderen in de dienst uit te trekken, zult gij echter leren hoe gij met geheel uw hart op Jehova moet vertrouwen.
9. Wat is er nog meer nodig om onbevreesdheid op te bouwen? Op welke wijze?
9 Zij die oprecht naar gerechtigheid zoeken, moeten veel verder leren gaan, wanneer zij voorvechters van de waarheid, ware soldaten in de krijg tegen de wereld van de Duivel, strijders voor de nieuwe wereld der gerechtigheid willen worden en wanneer zij in dit einde der wereld onbevreesd willen zijn. Activiteit in het werk van Jehova betaamt hun die vorderingen wensen te maken en die van de Heer werkelijk diens volledige goedkeuring willen verkrijgen, alsmede een plaats in de nieuwe wereld en, tezamen met anderen, een aandeel in de vreugde en zegeningen van de toekomstige voornemens van Jehova. Vrees belemmert vooruitgang. Vrees veroorzaakt stagnatie en kan hindernissen opwerpen waardoor iemands opname in de nieuwe wereld wordt bemoeilijkt. Zij die vreesachtig zijn, leven in een voortdurende angst en bezorgdheid over vele dingen die nooit zullen geschieden. De Here Jezus heeft de aanwijzing gegeven: „Maakt u dan niet bezorgd tegen den dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben: elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.” „Maar wie van u kan met al zijn gepieker een enkel uur aan zijn leven toevoegen?” (Matth. 6:34, Nw. Vert.; vers 27, Een Amer. Vert.). Onnodig te zeggen dat velen de Heer niet aan zijn woord houden en niet al hun zorgen op hem werpen. Daarom zijn zij ongelukkig, omdat zij altijd bevreesd zijn voor iets wat zou kunnen gebeuren; Paulus beschreef hen als mensen „die door de vrees voor den dood hun leven lang in slavernij verkeerden” (Hebr. 2:15, Leidse Vert.). Er is een Bevrijder en dat is Christus Jezus, die elke gevangene kan verlossen uit de dienstbaarheid aan zich zelf, de dienstbaarheid aan de Duivel en de tegenwoordige boze toestanden. De waarheid van God, zoals die door Christus Jezus is bekendgemaakt, zal ons van dergelijke angsten bevrijden. „En [gij] zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.” — Joh. 8:32.
10. Hoe moeten de sterken niet handelen tegenover de zwakken? Waarom niet?
10 Zij die sterk zijn, moeten met hun gedrag niet zich zelf behagen, want zij moeten de zwakkeren helpen. Hoe gemakkelijk is het voor de sterken om tot de bangen en vreesachtigen te zeggen: Ga opzij en laat mij verder gaan! Of om het geduld met de „andere schapen” des Heren te verliezen en, omdat zij zelf moedig voorwaarts kunnen gaan, te denken dat ieder ander dat ook moet kunnen en dat het maar vervelend is als zij het niet kunnen! Neen, zo mogen de gewijden des Heren niet handelen, want het gebod van Jehova luidt: ’Roep den gevangenen vrijheid uit, en den gebondenen opening der gevangenis’ (Jes. 61:1). En wederom: „Schud u uit het stof, maak u op, zit neder [zit op uw troon], o Jeruzalem! maak u los van de banden van uw hals, gij gevangene dochter van Zion.” Verder: „Versterkt de slappe handen, en bevestigt de wankelende knieën. Zegt tot de vreesachtigen: houdt moed, vreest niet! ziet uw God! de wrake komt, de vergelding Gods! Hij komt en zal u verlossen!” — Jes. 52:2, Am. Stand. Vert.; en 35:3, 4, Van der Palm.
11, 12. Hoe moeten de sterken tegenover de zwakken handelen, en waarom?
11 De verantwoordelijkheid de zwakken te sterken en hen niet ter zijde te schuiven, rust volledig op de schouders van het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen. De angstigen dient men niet te kwetsen of te krenken, of met nog meer belemmeringen te belasten. Zo moet het niet zijn. Gehoorzaam in plaats daarvan Gods bevel: „Zegt tot de vreesachtigen: houdt moed, vreest niet!” Onderricht hen daarna en geef hun een verklaring, door de reden te tonen waarom zij niet bevreesd behoeven te zijn. Sterk hen in de zekere kennis van de waarheid; geef hun de zekerheid die zij nodig hebben. Vestig in ieder geval hun aandacht op de ware Bevrijder en Wreker. „Zie, uw God zal komen met wraak en vergelding Gods, God zelf zal komen en Hij zal u verlossen” (Jes. 35:4, Ned. Prof. Bijbel, kanttek.). Hoe kostbaar zijn deze woorden voor hen die Jehova waarlijk liefhebben, en welk een zekerheid schenken ze hun! Hij komt „met wraak”. Alle boosdoeners, spotters, lasteraars, vervolgers, haters, kwaadsprekers en andere werktuigen van Satan zullen worden gestraft en er zal een kwaad komen over hen die Gods kinderen kwetsen.
12 Laten de vreesachtigen weten dat Jehova heerst, en uit deze kennis moed putten. „Jubel en juich, Sions bevolking! want groot is in uw midden Israëls Heilige” (Jes. 12:6, Leidse Vert.). De Koning is er. Hij zit thans op de troon van het gezag en binnenkort zal hij de vijandelijke organisatie nogmaals aanvallen en in stukken breken. Doe de vreesachtigen sterk zijn in de zekere kennis van deze belangrijke en gewichtige feiten, zodat zij zullen beseffen dat de dingen waaraan zij in dit leven vasthouden, niet werkelijk de moeite van het beschouwen waard zijn. Allen dienen echter vriendelijk en niet dogmatisch, of als een heerser te handelen. Over enkele van deze aangelegenheden wat spreken en er de tijd van afnemen voor een verklaring, zal goed bestede tijd zijn die vruchten zal afwerpen. Schuif hun problemen en schijnbaar grote hindernissen niet haastig ter zijde, doch tracht hun houding te begrijpen en help hen. Denk er aan dat de vreesachtigen de verzekering willen hebben dat alles in orde zal zijn wanneer zij verder gaan, en niet een bars woord dat zij niet bang moeten zijn, want zeer dikwijls weten zij dat zelf wel. Soms worden zij die zo bang zijn geweest, standvastige, loyale soldaten van Christus Jezus, die op een moeilijke wijze hebben geleerd dat hun eigen gebrek aan kracht om in de heilige dienst voor God voorwaarts te gaan, het noodzakelijk heeft gemaakt dat zij volledig op Jehova, de Gever van kracht, vertrouwden.
13. Welke vreugde en gelegenheden zijn het gevolg voor de sterken die zo handelen?
13 Dit is zeer zeker een hoogst verblijdende bezigheid — de kleinen des Heren op deze wijze helpen, de knieën van hen die zwak zijn, sterk zien worden, zodat zij de dienaar in de dienst verder kunnen dragen, de handen en armen die slap naar beneden hingen, steeds sterker zien worden totdat zij ten dienste van anderen gebruikt beginnen te worden. Ja, het is een vreugde een niet actieve persoon werkelijk actief te zien worden. Zij die hun broeders en zusters vriendelijk en attent blijken te behandelen en daardoor resultaten boeken, zullen beslist nog meer genaderijke dienstgelegenheden ontvangen. Weet de Heer niet dat zij zorgvuldig, ijverig en betrouwbaar zullen zijn en altijd trachten de broeders en zusters op te bouwen en te sterken? Laten wij de handelwijze van Jehova met een ieder van ons ter harte nemen en met de vreesachtigen en bangelijken onder ons net zo handelen. Het gevolg van deze diensten is de grotere expansie van Jehova’s dienst. Alle getrouwe dienaren zullen elkander zo helpen om tot het einde onbevreesd te blijven.
VREES VOOR GOD OP ZIJN PLAATS
14. Door welke houding putten wij sterkte uit Jehova? Hoe dat zo?
14 De apostel Paulus waarschuwde: „De mens die dus denkt dat hij kan staan, moet op zijn hoede zijn voor een val” (1 Kor. 10:12, Een Amer. Vert.). Jehova heeft laten optekenen: „De wedloop wordt niet gewonnen door de snelsten, noch de strijd door de sterksten” (Pred. 9:11, Obbink). Niemand is zo sterk, dat hij geen extra kracht nodig heeft. Hetgeen Paulus meemaakte, was stellig een markant voorbeeld, want hij riep uit: „Daarom heb ik een welgevallen in zwakheden, in smaadheden, in nooden, in vervolgingen, in benauwdheden voor Christus; want wanneer ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2 Kor. 12:10, Voorhoeve). Hoe is het dan mogelijk steeds sterkte uit Jehova te putten? zult gij misschien vragen. Het antwoord is, dat wij allen in de vreze des Heren moeten leven. Hoewel het vreemd moge lijken, toch is het een feit hetwelk in overeenstemming is met opgedane ervaringen, dat hoe meer wij Jehova vrezen, hoe minder vrees wij zullen hebben voor schepselen, toestanden en de wereld met haar goddeloze demonen en opperheer. Het is niet de bedoeling dat wij Jehova vrezen als een groot monster. Jehova is rechtvaardig, waarachtig, wijs en liefderijk. Deze hoedanigheden zijn een deel van de Almachtige. Wij vrezen hem, daarom hebben wij hem lief. Sommigen vragen zich misschien af hoe dit mogelijk is. Indien gij dit ook doet, neem dan een menselijke vader als voorbeeld, en bedenk dat de liefde van een kind voor de ouders niet in het minst kleiner wordt door de wetenschap dat ongehoorzaamheid en een verkeerde daad de een of andere vorm van straf tot gevolg zal hebben. Goede ouders moeten hun kinderen kastijden, dat wil zeggen, aan orde en tucht gewennen. „Wanneer wij onze aardsche vaders als zij ons kastijdden ontzagen, zouden wij ons dan niet te meer onderwerpen aan den Vader der geesten en zóo leven? Genen toch hebben ons een korte wijle naar hun goedvinden gekastijd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel zouden krijgen aan zijn heiligheid.” — Hebr. 12:9, 10, Leidse Vert.
15. Waarom is het belangrijk Jehova in plaats van schepselen te vrezen?
15 Bij Jehova gaat het om gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid. Hij toont de weg die door gehoorzaamheid naar het leven leidt, en zij die daarop wandelen, zijn gelukkig; zij die niet overeenkomstig het licht dat zij hebben, willen wandelen, zijn halsstarrig of achteloos en worden gekastijd, en wanneer zij opstandig worden, dan worden zij afgesneden van de weg die naar het leven leidt. Zouden wij de Levengever daarom niet vrezen? De mens die dit weigert te doen, is dwaas. Het moge niet zo geweldig belangrijk schijnen of men vreesachtig of onbevreesd is, doch er dient geen misvatting te bestaan van hetgeen Jehova’s Woord over de twee klassen zegt. „Mensenvrees spant een strik; maar wie zijn vertrouwen op Jehova stelt, zal veilig zijn. Velen zoeken de gunst van de heerser; maar ’s mensen oordeel komt van Jehova” (Spr. 29:25, 26, Am. Stand. Vert.). „Vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veelmeer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel [Gehenna]” (Matth. 10:28, kanttek. Van der Palm). „De vreze des HEREN [Jehova’s] is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods” (Spr. 14:27). Wij weten dat wanneer het oordeel wordt geveld, de rechtvaardige Rechter waarachtig en onpartijdig zal zijn en toch luidt zijn besluit dat het lot van hen die vreesachtig bevonden worden, de vernietiging is: „Maar voor de laffen [vreesachtigen] . . . hun deel zal zijn in den poel, die met vuur en zwavel brandt; ’t welk de tweede dood is” (Openb. 21:8, Belg. Prof. Bijbel). Niemand kan het zich veroorloven deze duidelijke verklaringen uit de Schrift te negeren.
16. Waarom dienen wij er op toe te zien dat wij niet slechts voorgeven God te gehoorzamen?
16 Dikwijls is het goed ons zelf eens te onderzoeken om te zien of de bevelen van Jehova en Christus Jezus worden gehoorzaamd. Hebben wij werkelijk een aandeel aan de bediening die de uitverkorenen is opgedragen? Verrichten wij onze dienst werkelijk met hart en ziel? Wijden wij werkelijk alles daaraan? „En Hem lief te hebben met het gehele hart en met het gehele verstand en met de gehele kracht, en den naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers” (Mark. 12:33, Nw. Vert.). Wanneer dit op ons van toepassing is, dan kunnen wij er op vertrouwen dat wij niet vreesachtig zullen zijn. Wanneer wij natuurlijk slechts de schijn aannemen, wanneer wij maar met de massa meelopen, en ons niet van onze stappen vergewissen en niet zelf een beslissing nemen, dan kunnen wij verwachten dat wij vreesachtig zullen zijn. Onbevreesd zijn, moet betekenen de waarheid, de geboden, de dienst en de ondervindingen aanvaarden met alles wat wij bezitten, geheel en al toegewijd aan Jehova’s heilige wil. Wij kunnen tevreden zijn wanneer ons onderzoek eerlijkheid en oprechtheid en geen huichelarij onthult. „Gelukkig de zuiveren van hart. Zij zullen God zien.” — Matth. 5:8, De Kath. Bijbel.
17. Maakt het vrezen van hem ons tot vijanden, of welke invloed heeft het op ons?
17 Het moet beslist duidelijk zijn dat wanneer er een werkelijke vrees voor de Almachtige bestond, geen enkel schepsel met een gezond verstand het zelfs maar zou wagen hem te mishagen. Het is voor ons eigen welzijn dringend noodzakelijk dat wij de Allerhoogste leren vrezen. Zij die hem vrezen, zijn zijn vrienden. „Jahweh’s vriendschap geldt hun, die Hem vrezen, Hij maakt hen deelachtig aan zijn Verbond [zijn verbond maakt Hij hun bekend]” (Ps. 25:14, Petr. Can. Vert., Nw. Vert.). Juiste inlichtingen zijn van het grootste belang. Om die juiste onderwijzing te ontvangen, moeten wij op Gods Woord vertrouwen. Hij is de bron van kennis en zij die begrip wensen te ontvangen, moeten in de eerste plaats leren dat ’de vreze van Jehova het begin der wijsheid is’ (Ps. 111:10, Nw. Vert.). Wij moeten hem met vrees aanbidden. „Laten wij daarom dankbaar zijn dat wij deel hebben aan een onbeweeglijk koninkrijk, en zoo God op een Hem welgevallige wijze dienen, met heiligen schroom en vrees. Want onze God is een verterend vuur.” — Hebr. 12:28, 29, Leidse Vert.
18, 19. Waar werd gezegd dat God een verterend vuur is? Op welke wijze is hij dit?
18 Sta eens even stil en zie naar de woorden: „Onze God is een verterend vuur.” Wat betekent dit? Naar alle waarschijnlijkheid haalt de apostel Paulus hier een gedeelte uit Deuteronomium 4:24 aan, waar Mozes verwees naar de gelegenheid waarbij hij het misnoegen van Jehova had opgewekt. Dit geschiedde bij Kades, de begraafplaats van Mirjam; de kinderen Israëls hadden gemurmureerd en waren in opstand gekomen tegen de wijze waarop God met hen handelde, want er was geen drinkwater. Jehova gaf Mozes het bevel, de vergadering bijeen te roepen en voor hun ogen tot de rots te spreken, waarna er water uit te voorschijn zou komen. Het was duidelijk dat Israël getuige zou zijn van een wonderbare demonstratie van Gods macht. Mozes verzamelde de Israëlieten, nam zijn staf en zeide: „Hoort toch, gij wederspannigen, zullen wij water voor ulieden uit deze steenrots hervoorbrengen? Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel waters uit, zodat de vergadering dronk, en haar beesten. Derhalve zeide de HERE [Jehova] tot Mozes en tot Aäron: Omdat gijlieden Mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heiligdet voor de ogen der kinderen van Israël, daarom zult gijlieden deze gemeente niet inbrengen in het land, hetwelk Ik hun gegeven heb.” — Num. 20:10-12.
19 Mozes wist zeer goed dat een juiste aanbidding alleen aanvaardbaar is, indien ze met vrees voor Jehova gepaard gaat. Omdat hij naliet Jehova de eer te geven en de naam van de Schepper niet heiligde, ontzegde God hem de eer en de grote verantwoordelijkheid Israël werkelijk in het land te brengen. Het is dus geen wonder dat hij Israël deze waarheden inscherpte: „Ook vertoornde Zich de HERE [Jehova] over mij, om ulieder woorden; en Hij zwoer, dat ik over de Jordaan niet zou gaan, en dat ik niet zou komen in dat goede land, dat de HERE [Jehova], uw God, u ter erfenis geven zal.” Verder zeide hij: „Wacht u, dat gij het verbond des HEREN [Jehova’s], uws Gods, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet, dat gij u een gesneden beeld zoudt maken, de gelijkenis van iets, dat de HERE [Jehova], uw God, u verboden heeft. Want de HERE [Jehova], uw God, is een verterend vuur, een ijverig God” (Deut. 4:21, 23, 24). Israël had dit moeten weten, want God had zijn heerlijkheid bij de berg Sinaï door vuur geopenbaard. „En het aanzien der heerlijkheid des HEREN [Jehova’s] was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israëls” (Ex. 24:17). Daarom beval Mozes veertig jaren later: „Zo zult gij weten, dat de HERE [Jehova], uw God, degene is, die voor uw aangezicht doorgaat, een verterend vuur: Die zal hen verdelgen.” „Wanneer gij niet in acht zult nemen te doen alle de woorden dezer wet, die geschreven zijn in dit boek om te vreezen dezen heerlijken en Beduchten Naam, JEHOVA, Uwen God” (Deut. 9:3 en 28:58, Van der Palm). Mozes vreesde de Heer waarlijk, zoals wordt aangeduid door zijn woorden: „Want Jahwe, uw god, is de god der goden en de heer der heeren, de groote, sterke en geduchte god, die geen aanzien des persoons kent en geen geschenk aanneemt.” — Deut. 10:17, Leidse Vert.
20. Hoe zal hij dit feit nog openbaren?
20 Waar is de man, waar de heerser, ja, en waar is een regering die de knie niet zou buigen uit vrees voor deze Allerhoogste, die de eeuwigheid bewoont, die de bergen kan doen smelten, en vuur van de hemel kan laten regenen? Hij kan deze oude boze wereld met vuur verbranden en elke boosdoener van het aardoppervlak uitroeien. Het is ook zijn voornemen dit te doen. Iedereen die geen plaats in de nieuwe wereld der gerechtigheid heeft, zal voor altijd worden verdelgd. Inderdaad, „onze God is een verterend vuur”! Wanneer wij deze waarheid en dit feit eenmaal hebben begrepen en ons eigen hebben gemaakt, dan en alleen, dan zullen wij in de vreze Jehova’s leven, een vrees om tegen de wegen in te gaan die hij heeft uitgestippeld, een vrees om in strijd te handelen met zijn instructies, een vrees om hen die zijn kinderen zijn, op enigerlei wijze te benadelen. De gehele wereld zal trachten Gods gezalfden en hun metgezellen te benadelen en haar zal een welverdiende ramp overkomen. Jehova zegt: „Gijlieden zult niet zeggen: Een verbintenis [samenzwering], van alles, waar dit volk van zegt: Het is een verbintenis [samenzwering]; en vreest gijlieden hun vreze niet, en verschrikt niet. Den HERE [Jehova] der heirscharen, Dien zult gijlieden heiligen, en Hij zij uw vreze, en Hij zij uw verschrikking.” — Jes. 8:12, 13, Belg. Prof. Bijbel.
21. Wie is vrijgesteld van het vrezen van Jehova? Waarom?
21 Tracht gij nu eens de vrees voor te stellen die gij voor deze boze wereldse machten zoudt kunnen hebben. Ga in uw verbeelding tot het uiterste en laat dan zo krachtig mogelijk het besef tot u doordringen dat de vrees voor Jehova nog veel groter moet zijn. Zegt het gewone verstand ons niet dat Jehova, de Levengever, ons leven even gemakkelijk kan wegnemen als hij het kan geven? De getrouwe Job bracht dit als volgt onder woorden: „Naakt ben ik uit den schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De HERE [Jehova] heeft gegeven, de HERE [Jehova] heeft genomen, de naam des HEREN [Jehova’s] zij geloofd” (Job 1:21, Nw. Vert.). De grote Schepper kennen, is zeer belangrijk, en zij die hem het beste kennen, vertrouwen hem het meeste en allen vrezen hem. Niemand is vrijgesteld van het vrezen van Jehova, zelfs niet de geliefde en kostbare Zoon van God, want er staat geschreven: „Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit den dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst [terwille van zijn godvrezendheid], en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden.” (Hebr. 5:7, 8, Nw. Vert., Petr. Can. Vert.). Ja, hij werd verhoord wegens zijn godvrezendheid, zijn eerbiedige vrees.
22. Wat is de volledige betekenis van „vrees”, dat wil zeggen, vrees voor Jehova?
22 Soms bestaat de neiging deze uitdrukking „vrees” te verzwakken en te zeggen dat zij slechts „eerbied” voor Jehova betekent. Onze vrees voor hem moet weliswaar eerbied insluiten, maar vrees betekent ook verschrikking, ontzag. Neem bijvoorbeeld de tekst in Jesaja 8:13: „Hij zij uw vreze.” Het woord „vreze” hier is een vertaling van het Hebreeuwse woord mo·rawʹ en betekent ook „verschrikking, angst, ontsteltenis”. In Psalm 2:11 is het woord „vreze”, dat een vertaling is van yi·rawʹ, afgeleid van hetzelfde Hebreeuwse werkwoord yi·rehʹ dat „vrezen, eerbiedigen, eren” betekent.
23. Is de vrees voor hem het tegenovergestelde van liefde? Waarom is dat zo?
23 De vele werken van Jehova waarover een bericht is opgesteld, leren duidelijk dat schepselen tegenover God een juiste, verstandelijke vrees moeten bezitten. Zij dienen ontzag voor hem te hebben en zich voor zijn grote en verschrikkelijke naam Jehova te buigen, want niemand dient opzettelijk zijn misnoegen op te wekken. Ongehoorzaamheid is strafbaar met de dood. Heeft hij niet het recht en de macht te verdelgen? Terwijl Gods kinderen vrezen zich door opstandigheid, halsstarrigheid, afgoderij en alle vormen van ongehoorzaamheid zijn toorn op de hals te halen, moeten zij hem toch liefhebben. Volmaakte of volkomen liefde zal alle slaafse vrees buiten drijven en het schepsel een juist inzicht in zijn verhouding tot zijn Schepper schenken. Niemand die werkelijk ontzag, schrik, eerbied, ja, vrees voor Jehova heeft, vreest mensen of toestanden in de wereld. Zij die loyale en getrouwe kinderen van de Allerhoogste God zijn, weten uit de schrift en de ervaring dat vrees en liefde voor Jehova hand in hand gaan, en, in Zijn geval, niet tegenover elkaar staan. Zij vrezen iets te doen wat tegen zijn wil is want hij kan hen verdelgen; toch hebben zij hem met alles wat zij bezitten, lief. Wanneer wij de vrees voor God bewaren, zullen wij onbevreesd voor mensen blijven, en dit is in dit einde der wereld hoogst belangrijk.
EEN VOORBEELD VAN ONBEVREESDHEID UIT DEZE TIJD
24. Sedert wanneer is onze onbevreesdheid, speciaal aan de dag getreden? Op welke wijze?
24 In deze jaren sedert het einde van de eerste Wereldoorlog in 1918 hebben zij die Jehova waarachtig liefhebben en vrezen vele malen getoond dat zij onbevreesd zijn voor mensen. Hun is geleerd hem te kennen en hem tot hun sterke toren te maken. Zijn voornemens met betrekking tot zijn volk zijn duidelijk te zien. De bewijzen dat zijn hand hun aangelegenheden leidt, stapelen zich op. Zij vertrouwen op hem en worden voor de toekomstige dienst gevoed, evenals de apostel Paulus verklaarde: „Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid. Schaam u dus niet voor het getuigenis van onzen Here of voor mij, zijn gevangene, doch wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God, die ons behouden heeft” (2 Tim. 1:7-9, Nw. Vert.). Doch zij beseften niet half hoe nodig zij al deze gunstbewijzen en toezeggingen zouden hebben. In 1933 werd er tegen de gezalfden des Heren een grote tegenstand georganiseerd die een paar jaren later in volle hevigheid losbarstte. Woedend door demonen bezeten gepeupel viel deze vreedzame Christenen aan, en in Amerika werd de vervolging zelfs een nationaal vraagstuk. Deze getrouwe getuigen, zowel jonge als oude, manlijke als vrouwelijke, werden met bitterheid, haat en alle vormen van laster en kwaadsprekerij overladen. Er was onbevreesdheid voor nodig om deze onmenselijke onderdrukking te weerstaan; zij die niet sterk waren, ontvingen sterkte van de Almachtige, op wie zij hadden vertrouwd. Hun vertrouwen werd beloond en het gescheld en de beledigingen bleken een getuigenis tegen hun vijanden te zijn.
25. Onder welke ontwikkelingen en hoe is God voor hen een grotere werkelijkheid geworden?
25 Toen kwam de tweede Wereldoorlog doch toen de vrede werd verbroken, had niemand begrepen welke verstrekkende gevolgen hij zou hebben. Europa werd onder de voet gelopen door totalitaire horden. Jehova’s getuigen werden in groten getale gearresteerd en zonder meer in gevangenissen of concentratiekampen geworpen. Het werk van het Watch Tower Bible and Tract Society werd belemmerd en sommige Bijkantoren werden door gewapende troepen bezet. Doch Gods werk kon niet worden gestaakt. Zijn bevelen waren beslissend. In de meeste landen hadden Jehova’s getuigen een bittere en verschrikkelijke vervolging te verduren, doch wat deden Gods getrouwe dienaren? Hielden zij met Jehova’s dienst op? Stellig niet! De gehele wereld was tegen hen maar zij vertrouwden op de Allerhoogste God. Zelf waren zij onderworpen aan menselijke zwakheden angst en twijfel, doch terwijl zij naar de Heer opzagen en op diens macht en sterkte vertrouwden gingen zij voort in het vertrouwen dat hij hun steun was en hen werkelijk zou helpen. Het staat vast dat Jehova God in alle landen waar Zijn dienaren het evangelie naar hun beste vermogen bleven prediken, als het ware een grotere werkelijkheid voor hen werd. Er waren toezeggingen gedaan, zodat niemand er aan kon twijfelen dat God met ons was. Wij wisten het.
26. Hoe werden het geloof in hem en de liefde jegens hem in ons versterkt?
26 Zoals de getrouwe broeders en zusters allen weten, werden wij steeds weer door de Heer vertroost en gaf hij zulke wonderbare demonstraties van zijn medewerking, en van zijn macht die hij ten gunste van ons ten toon spreidde, dat wij werden gesterkt om verder te gaan. Men zou zich kunnen herinneren hoe vaak er een schijnbaar onmogelijke situatie rees, ja, een situatie waarmede dikwijls de dienst voor Jehova en de belangen en het welzijn van de broeders en zusters waren gemoeid, en toch werd er in een uitweg voorzien! En nadat wij te weten waren gekomen dat niemand anders dan Jehova zo had gehandeld, werd het hart met dankbaarheid vervuld; onze liefde voor hem werd groter en sterker en de ware vreze des Heren wierp vruchten af. „Hebt den HERE [Jehova] lief, al zijn gunstgenoten; de HERE [Jehova] bewaart de getrouwen, maar ruimschoots vergeldt Hij den trotsen. Weest sterk en uw hart zij onversaagd, gij allen, die op den HERE [Jehova] hoopt” (Ps. 31:24, 25, Nw. Vert.). De gezalfden kenden hun roeping en de beloofde beloning in het koninkrijk der hemelen, en des Heren „andere schapen” waren gesterkt in hun hoop op de zegeningen van de nieuwe wereld en de gunstbewijzen van Jehova. „Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEREN [Jehova’s] zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan. Wacht op den HERE [Jehova], zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HERE [Jehova].” — Ps. 27:13, 14.
27. Welke houding is dus beloond, en in wie?
27 Daarom verheugen alle kinderen van de Allerhoogste zich thans over de getrouwe, onbevreesde daden van hen die de eer en het voorrecht ontvingen dat zij dergelijke dienstgelegenheden ontvingen, die alle tot de bevordering en expansie van de dienst des Heren hebben bijgedragen. De bediening van het evangelie werd ten uitvoer gebracht. Zij werden daartoe gebruikt en anderen hebben er voordeel uit getrokken. Onbevreesdheid werpt vruchten af.
LOON VOOR ONBEVREESDHEID AAN HET EINDE DER WERELD
28. Waaruit bestaan de beloningen voor hen die de reine vrees voor Jehova bezitten?
28 Hun die de Heer vrezen en in oprechtheid wandelen, zal niets goeds worden onthouden, terwijl zij die niet de vreze Gods bezitten en goddeloos handelen, het leven zullen verliezen en niets goeds zullen ontvangen. „De vreze des HEREN [Jehova’s] vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort” (Spr. 10:27). „Nooit weigert Jahweh een weldaad aan hen, die onberispelijk leven. Jahweh der heirscharen: gelukkig de mens, die op U blijft vertrouwen” (Ps. 84:12, 13, Petr. Can. Vert.). „De vreze des HEREN [Jehova’s] is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods” (Spr. 14:27). Niet alleen zal de Here hen die hem vrezen, behouden en hun jaren vermeerderen, doch hij zal hun ook wijsheid, die hoogst kostbare gave, schenken. „De vreze des HEREN [Jehova’s] is het begin der wijsheid” (Ps. 111:10, Nw. Vert.). Daarna volgen nog meer zegeningen, want hij heeft beloofd: „Het loon der nederigheid, met de vreze des HEREN [Jehova’s], is rijkdom, en eer, en leven” (Spr. 22:4). Zij die Jehova vrezen, zijn rein en haten het kwade, want het is onmogelijk onrein van geest, hart en lichaam te zijn of het onrechtvaardige kwade lief te hebben, en tegelijkertijd waarlijk God lief te hebben. „De vreze des HEREN [Jehova’s] is rein, bestaande tot in eeuwigheid” (Ps. 19:10). „De vreze des HEREN [Jehova’s] is, te haten het kwade.” — Spr. 8:13.
29. Waarom is het lot van hen die Hem vrezen, ondanks de wereldellende gezegend?
29 De laatste dagen van deze goddeloze, afschuwlijke wereld zijn aangebroken, en wij zullen tijdens dit geslacht het definitieve einde zien. Over hen die thans op aarde leven, zullen verschrikkelijke rampen komen, want het is de tijd waarin Jehova’s toorn zal worden uitgestort. Het is een tijd van duisternis, verwoesting en donkerheid. Honger, ziekte en dood zullen hen die thans op aarde zijn, overvallen. Iedere vorm van onderdrukking en verdorven, sadistische praktijken zal verschijnen. Overal zal gewelddadigheid worden gepleegd, want de gehele wereld zal tot haar grondvesten toe worden bewogen. De goddelozen zullen op boosaardige wijze hun haat jegens Gods kinderen tot uitdrukking brengen. Doch gezegend is het lot van hen die Jehova vrezen, van hen die op hem vertrouwen. Bestudeer de 91ste Psalm, en weet dat Jehova het lot is van hen die de kostbare beloften van deze psalm op zich zelf kunnen toepassen: „Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts . . . tot u zal het niet genaken . . . Want Gij, HERE [Jehova]! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek” (Ps. 91:5, 7, 9). Bescherming wordt hun gewaarborgd die Jehova vrezen, want zelfs de engelen zullen hen behoeden. „De Engel des HEREN [Jehova’s] legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit” (Ps. 34:8). „Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de HERE [Jehova] rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid” (Ps. 125:2). „God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden [wij zullen hem zeer nabij vinden]. Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde . . . De HERE der heirscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob.” — Ps. 46:2, 3, 12, Nw. Vert., Moffatt.
30. Welke vreugde is ons in het vooruitzicht gesteld, en welke laatste vermaning wordt ons gegeven?
30 O, welk een vreugde zal het zijn, wanneer ieder mensenhart Jehova looft en hem met een reine en blijvende vrees vreest! Geen boosdoeners meer in het land, want in Gods nieuwe wereld zullen alleen zijn vrienden zijn. Niet alleen in de toekomst maar thans, in deze dagen reeds, ontvangen zij die onbevreesd zijn, de rijke zegeningen en gunsten van Jehova. Laten allen Jehova leren kennen. Bestudeer zijn kostbare Woord. Word sterk in hem en in de sterkte zijner macht. Houd het oog slechts op één ding gericht en houd het hart standvastig, vertrouw volledig op Jehova en wees in het einde der wereld onbevreesd.
„Gij zult dan weten, dat [Jehova], uw God, die God is, die getrouwe God, welke het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden . . . En Hij vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht, om hem te verderven.” — Deut. 7:9, 10.