Psalmen
Wat is beter dan het leven?
VOOR veel mensen is het leven op zich hun kostbaarste bezitting. Maar dit is niet het geval met Gods ware dienstknechten. De waardering die zij voor een intieme verhouding tot hun hemelse Vader hebben, gaat al het andere te boven, ja zij hechten zelfs grotere waarde aan hun verhouding tot God dan aan het leven op zich zonder hun Schepper. Zo dacht David erover, zoals blijkt uit Psalm 63. Aangezien hij over zichzelf als „koning” spreekt, kan de achtergrond van deze psalm de gelegenheid zijn toen hij, vanwege Absaloms opstand, uit Jeruzalem vluchtte en de wildernis van Juda doortrok. — 2 Sam. 15:13, 14, 23; Psalm 63, opschrift.
In die wildernis, bestaande uit zacht glooiende, dorre heuvels, stroomt geen bovengronds water en ontspringt geen enkel stroompje. Denk u eens in hoe dorstig iemand in zo’n gebied zou kunnen worden! De uitwerking die het op David heeft wanneer hij zich in deze droge en dorre streek bevindt, geeft hem de achtergrond voor de wijze waarop hij zijn verlangen naar zijn God beschrijft. Hij vergelijkt zijn verlangen naar omgang met zijn God met een verlangen naar water in een dorre wildernis. Wij lezen: „O God, gij zijt mijn God, ik blijf u zoeken. Mijn ziel dorst werkelijk naar u. Naar u heeft mijn vlees een smachtend verlangen gekregen in een dor en uitgeput land waar geen water is” (Ps. 63:1). Waarom zocht David naar zijn God? Hij had behoefte aan Jehovah’s gunst, leiding en bescherming. Zo intens was Davids verlangen naar hulp en verkwikking van Jehovah, dat hij over dit verlangen sprak als putte het hem uit en deed het hem smachten.
Omdat David de plaats waar Jehovah tegenwoordig was, had moeten verlaten, herinnerde hij zich het verleden, toen hij vrije toegang tot het heiligdom had. Hij zei: „Zo heb ik u aanschouwd in de heilige plaats, bij het zien van uw sterkte en uw heerlijkheid” (Ps. 63:2). In het heiligdom was David zich speciaal bewust geweest van Gods aanwezigheid en had hij de Allerhoogste als het ware gezien of aanschouwd. Daar waren Jehovah’s heerlijkheid en sterkte zichtbaar. De uitingen van lof, dankbaarheid en vreugde die door de aanbidders werden gedaan, verheerlijkten de Allerhoogste. Door wat er werd gezegd en gedaan, werd Jehovah bovendien als een God van redding verhoogd of verheerlijkt. Door middel van de oprechte uitingen van de toegewijde aanbidders was de sterkte van de Almachtige openbaar.
Vervolgens vertelt David hoezeer hij het waardeert Jehovah als zijn God te hebben. Hij verklaart verder: „Want uw liefderijke goedheid is beter dan het leven, mijn eigen lippen zullen zich prijzend over u uitlaten. Zo zal ik u zegenen gedurende mijn leven; in uw naam zal ik mijn handpalmen opheffen. Als met het beste deel, ja, het vet, wordt mijn ziel verzadigd, en met lippen vervuld van vreugdekreten brengt mijn mond lof” (Ps. 63:3-5). Voor zover het David betrof, was zijn gehele doel in het leven, Jehovah God te prijzen voor de uitingen van goddelijke liefderijke goedheid of actieve meedogende bezorgdheid. Voor de psalmist was Jehovah’s liefderijke goedheid beter dan het leven zelf, want Gods loyale liefde die jegens hem tot uitdrukking werd gebracht, verleende zijn leven werkelijk betekenis. Daarom voelde David zich gedrongen Jehovah te blijven loven. Hij was vastbesloten de Allerhoogste gedurende de rest van zijn leven te zegenen of goed over hem te spreken. David zou Jehovah danken door zijn handen in een gebedsvolle houding op te heffen. Omdat hij Gods liefde en zorg had ervaren, voelde hij zich volkomen tevreden. Hij had het beste, verkieslijkste deel ontvangen. Daarom zouden zijn lippen de Almachtige op vreugdevolle wijze lof blijven zingen.
Zelfs ’s nachts, gedurende periodes waarin hij wakker was, dacht David gewoonlijke over zijn God en de dingen die Hij ten behoeve van hem had gedaan. Wij lezen: „Wanneer ik op mijn legerstede aan u heb gedacht, mediteer ik over u in de nachtwaken. Want gij zijt mij tot hulp gebleken, en in de schaduw van uw vleugels hef ik een vreugdegeroep aan” (Ps. 63:6, 7). In Davids tijd hadden de Israëlieten drie nachtwaken. De eerste liep van 6 tot 10 uur ’s avonds, de tweede van 10 uur ’s avonds tot 2 uur ’s nachts en de derde van 2 uur ’s nachts tot 6 uur ’s morgens. Dat de psalmist tijdens deze nachtwaken periodes waarin hij wakker was, gebruikte om over Jehovah te denken, vormde een weerspiegeling van zijn diepe waardering voor de hulp die hij had ontvangen toen de Allerhoogste hem als met zijn vleugels beschermde. Aangezien David op die manier was beschermd, kon hij uiting geven aan vreugde.
Omdat hij Jehovah liefhad, trachtte hij hem na te bootsen. De psalmist vervolgt: „Mijn ziel heeft u met verknochtheid gevolgd.” Wat was het resultaat? „Uw rechterhand houdt mij stevig vast” (Ps. 63:8). Ja, Jehovah strekte zijn rechterhand van gunst uit en schraagde zijn dienstknecht.
Hoe anders is het met degenen die hun Maker negeren! Wij lezen: „Wat hen betreft die mijn ziel blijven zoeken ten verderve, zij zullen in de laagste delen van de aarde komen. Zij zullen worden overgeleverd aan de macht van het zwaard; zij zullen de vossen ten deel vallen” (Ps. 63:9, 10). Met deze woorden uitte David het vertrouwen dat zijn vijanden de nederlaag zouden lijden en in de kuil des doods geworpen zouden worden. Zij zouden met het zwaard worden gedood en hun lijken zouden aasetende vossen tot voedsel worden. Het is opmerkelijk dat Absalom en zijn vele volgelingen inderdaad een beschamende nederlaag in de strijd leden. Duizenden sneuvelden. — 2 Sam. 18:7, 8, 15-17.
Davids vertrouwen in Jehovah was niet misplaatst. Dat vertrouwen wordt op juiste wijze tot uitdrukking gebracht in het slotvers van Psalm 63. Daar staat: „En de koning zelf zal zich in God verheugen. Ieder die bij hem zweert, zal zich beroemen, want de mond der leugensprekers zal worden gestopt” (63 vs. 11). Vanwege datgene wat Jehovah voor David zou doen, zou David zich kunnen verheugen. Anderen die, evenals David, in oprechtheid bij Jehovah’s naam konden zweren, konden zich beroemen of er trots op zijn. Waarom? Omdat zij daartoe in staat waren wegens het feit dat zij een goedgekeurde positie bij de Allerhoogste bezaten. Maar wat degenen betreft die in Gods naam leugens spreken en die niet in een goedgekeurde verhouding tot hem staan, hun mond zal in de dood tot zwijgen worden gebracht.
Inderdaad, Jehovah’s „liefderijke goedheid is beter dan het leven”, zoals David het uitdrukte. Dat wij ons als zijn goedgekeurde dienstknechten in een intieme verhouding tot onze hemelse Vader kunnen verheugen, maakt het leven zinvol en verzekert ons van zijn hulp en leiding. Bovendien kunnen wij, in overeenstemming met de goddelijke belofte, uitzien naar een eeuwig, gelukkig leven. — Openb. 21:4.