Vragen van lezers
● Geeft Job 1:4 te kennen dat Jobs kinderen hun geboortedag ofte wel verjaardag vierden? — F. D., Engeland.
Neen, dat vers 1:4 heeft geen betrekking op verjaardagen. Enig onderzoek van de kwestie zal dit aantonen. Het vers 1:4 luidt: „Zijn [Jobs] zonen nu plachten een feestmaal aan te richten, ieder op zijn beurt [op zijn eigen dag (NW)] in eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit met hen te eten en te drinken.”
In de Nederlandse bijbel komt het woord „geboortedag” voor in Genesis 40:20, waar wij lezen dat de heidense farao van Egypte zijn geboortedag vierde. Als wij Strongs Exhaustive Concordance of the Bible raadplegen, bemerken wij dat „geboortedag” een samenstelling is van twee Hebreeuwse woorden joom (hetgeen „dag” betekent [namelijk de warme uren], letterlijk of figuurlijk) en hoellédeth (van jalad, hetgeen „baren” betekent). In de Hebreeuwse Geschriften wordt het woord „dag” (joom) echter vaak zelfstandig gebruikt en heeft dan eenvoudig betrekking op de een of andere dag. Dit onderscheid tussen „dag” en „geboortedag” is te zien in Genesis 40:20, waar beide uitdrukkingen voorkomen: „Op den derden dag [joom] nu, den geboortedag van farao [letterlijk ’de dag (joom) van de geboorte (hoellédeth) van farao’].”
In Job 1:4 komt in de Hebreeuwse tekst hoellédeth niet voor en wordt alleen joom gebruikt. Er staat dus dat Jobs zonen „ieder op zijn beurt” [„op zijn eigen dag” (NW)], niet ’ieder op zijn geboortedag’, iets deden.
De bijbel treedt niet in details met betrekking tot de aanleiding tot de feestmaaltijden. Het kan zijn geweest dat de zeven zonen in een speciaal jaargetijde, zoals de oogsttijd, een familiebijeenkomst hielden en daar zij een volle week feestvierden, stelde elke zoon „op zijn beurt” of „op zijn eigen dag” zijn huis voor een feestmaal open. Het kan ook zijn dat de feesten het karakter droegen van een familiereünie die op verschillende tijden van het jaar werd gehouden. Dit beeld van een verwarmende en vrolijke bijeenkomst, in tegenstelling tot de wilde feesten die gekenmerkt worden door losbandigheid en overmatig eten en drinken van de zijde van hen die geen eerbied voor God hebben, wordt nog versterkt door het feit dat de zonen zo attent waren hun zusters uit te nodigen.
● Als een vrouw die overspel bedreven heeft, berouw heeft en dit toont door haar verkeerde daad aan het rechterlijk comité van de christelijke gemeente waarmee zij verbonden is te belijden, is het dan noodzakelijk de fout ook aan haar echtgenoot te bekennen? — M. A., V.S.
Ja, dat is zowel noodzakelijk als verstandig, of haar man nu een christen is of niet.
Christenen weten heel goed dat God overspel veroordeelt (Deut. 5:18; 1 Kor. 6:9, 10). Degenen die zich eraan verkiezen over te geven, worden door de reine organisatie van Jehovah’s volk niet geduld. De bijbel bepaalt dat zulke moreel verdorven personen uit de christelijke gemeente moeten worden gesloten, niet alleen ter bescherming van hen die zich erin bevinden, maar ook opdat Gods geest onbelemmerd op de gemeente werkzaam kan blijven. — 1 Kor. 5:5, 9-13.
Dit betekent echter niet dat iedereen die belijdt een ware christen te zijn, altijd volmaakt in overeenstemming met Gods rechtvaardige vereisten is. Het kan zijn dat men dit wel wil, maar toch, omdat men geen goed oordeel heeft of wegens zwakheid van het vlees, een ernstige zonde begaat (Rom. 7:21-23). Als een vrouw in de gemeente bijvoorbeeld zou toegeven aan verleiding, en overspel zou plegen, behoort deze ernstige zonde haar tot in het diepst van haar ziel verdriet te doen. Wat moet zij echter doen om vergeving en hulp te verkrijgen?
Het is van het allergrootste belang dat zij door berouw te hebben, vergeving van God verkrijgt, zoals de apostel Petrus in zijn tijd tot de joden zei: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist” (Hand. 3:19). Zij behoort vastbesloten te zijn een dergelijke zonde nooit meer te herhalen en alles te vermijden wat tot een herhaling zou kunnen leiden. Het is ook noodzakelijk de zonde in gebed aan God te belijden. Het is bemoedigend te weten dat Jehovah vergevensgezind is als een christen oprecht bekent en berouw heeft. — 1 Joh. 1:9.
Behalve een bekentenis aan God te doen, geeft de bijbel degene die ernstig gezondigd heeft ook de raad nog een andere stap te doen. Deze wordt uiteengezet in Jakobus 5:13-16, waar staat: „Laat hij de oudere mannen van de gemeente tot zich roepen, en laten zij over hem bidden . . . En als hij zonden heeft begaan zal het hem vergeven worden. Belijdt elkaar daarom openlijk uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij gezond gemaakt moogt worden.” In iedere gemeente van Jehovah’s getuigen in deze tijd is een comité van drie van zulke rijpe christenen die belast zijn met de verantwoordelijkheid, zondaars die oprecht berouw hebben te helpen, of stappen te doen om een ieder die de morele reinheid van de gemeente in gevaar brengt doordat hij zonden beoefent en geen vergeving van God ontvangt, uit te sluiten.
Is dat echter alles wat zo iemand dient te doen — tot God en tot de vertegenwoordigers van de gemeente te gaan? Neen, in dit voorbeeld zien wij nog een andere stap, die zelfs al gedaan moet worden alvorens men tot de geestelijk oudere mannen gaat die ten behoeve van de gemeente zullen optreden. Bij de zonde van overspel is de echtgenoot van de vrouw betrokken. Zij heeft hem trouw gezworen. Hij heeft het alleenrecht op seksuele betrekkingen met haar, en zijn recht is geschonden. Spreuken 5:15, 18, waarin het huwelijksrecht met water uit iemands waterbron wordt vergeleken, toont aan dat een gehuwd persoon het recht heeft op de zuivere echtelijke verplichtingen van zijn partner. Dat „water” dient niet door overspel verontreinigd te worden, en als dit wel is gebeurd, dient de onschuldige partij ervan op de hoogte te zijn. Als iemand overspel bedreven heeft, is bovendien het eervolle huwelijksbed bezoedeld. — Hebr. 13:4.
Het zou kunnen dat de schuldige huwelijkspartner aarzelt te bekennen, omdat zij erover inzit hoe haar man zal reageren en of hij vergeving zal tonen. Daaraan had zij echter moeten denken voordat zij in de situatie kwam waaruit overspel voortvloeide.
Als zij van plan is het uitsluitingscomité van de gemeente berouw te betuigen, zullen zij bewijzen van berouw trachten te ontdekken. Als zij oprecht berouw heeft, zal zij degene met wie zij de zonde heeft bedreven, bijvoorbeeld niet in bescherming willen nemen. Zou die persoon tot de gemeente behoren, dan zou ook het comité daarop kunnen aansturen, ten einde de goede reputatie die de gemeente bij God heeft, te behouden. Een ander bewijs van oprecht berouw van de zijde van de vrouw in deze situatie zou echter zijn dat zij de verkeerde daad aan haar echtgenoot bekent en zijn vergeving en hulp tracht te verkrijgen. Als de schuldige niet bereid is op deze wijze van nederigheid blijk te geven en de verantwoordelijkheid voor haar zonde te dragen, kan dan werkelijk worden gezegd dat zij berouw heeft? Neen immers!
Welnu, als een opgedragen christelijke vrouw het zover heeft laten komen dat zij in een situatie is geraakt die tot overspel leidde, heeft zij er blijk van gegeven dat zij hulp en toezicht nodig heeft. De rijpe dienaren in de gemeente zullen haar geestelijke hulp verschaffen en eraan werken dat haar geestelijke gezindheid groter wordt en dat zij beter in staat zal zijn als een christin te leven. (Gal. 6:1). Haar echtgenoot evenwel is één vlees met haar, en als degene die het dichtst naast haar leeft, is hij de aangewezen persoon om hulp en aanmoediging te geven en het strenge toezicht uit te oefenen dat zij klaarblijkelijk nodig heeft, misschien door haar te helpen het contact met degene met wie zij de zonde heeft bedreven, te vermijden (Gen. 2:24). Zelfs al is hij geen gelovige, dan kan hij haar waarschijnlijk toch helpen verdere verleidingen te weerstaan en zich niet in situaties te begeven die tot een herhaling van de zonde zouden kunnen leiden.
Men geeft dus van wijsheid en berouw blijk door te trachten vergeving en hulp van zijn huwelijkspartner te verkrijgen, ongeacht of het de vrouw dan wel de man is die gezondigd heeft. Bovendien is het een noodzakelijke stap om weer met God en de gemeente in het reine te komen.