Vragen van lezers
◼ Hoe raadzaam is het uw kind bij wereldse familieleden te laten wonen, eenvoudig omdat zij het kind materiële voordelen te bieden hebben?
Uit de Schrift blijkt dat ouders het voorrecht en de verantwoordelijkheid hebben voor hun kinderen te zorgen, waartoe ook de noodzakelijke geestelijke verzorging behoort. Het zou kortzichtig zijn als en christelijke man en vrouw die taak, die hun door God is opgedragen, zouden veronachtzamen door een kind, louter omdat het er materieel wel bij zou varen, bij een niet-christelijk familielid te laten wonen.
In sommige landen is het heel gebruikelijk een kind voor lange tijd naar familieleden te sturen. Dit wordt vaak gedaan door ouders die in afgelegen streken wonen waar de onderwijsmogelijkheden beperkt zijn. Zij sturen een kind naar familie in de stad (of naar een kostschool) zodat het kind een betere opleiding kan krijgen of in aanraking komt met een meer geavanceerde levenswijze. Gewoonlijk wordt van het kind verwacht dat het meehelpt in de huishouding of dat het de familie op een andere manier vergoeding geeft voor het feit dat zij hem in huis hebben genomen.
Men denkt dat deze regeling materiële voordelen biedt, maar die zijn wellicht niet zo groot als ze lijken. De ervaring heeft geleerd dat het vaak een slechte uitwerking op een kind heeft als het uit de vertrouwde omgeving wordt weggerukt en gedwongen wordt bij familieleden te wonen, weg bij zijn ouders. Vaak wordt het kind niet behandeld als de gelijke van de andere kinderen in dat gezin, maar wordt het beschouwd als een knechtje en gediscrimineerd. U zult zich kunnen voorstellen dat wanneer een jongere, al dan niet terecht, vindt dat hij unfair wordt behandeld, dit meestal aanleiding geeft tot frustraties en wrevel. (Vergelijk Genesis 27:30-41.) De emotionele verwarring en het verdriet die daaruit voortvloeien, kunnen van invloed zijn op zijn leerprestaties, ook al bezoekt hij een goede school. Strekt het hem dus werkelijk tot voordeel? Ook criminaliteit is een veel voorkomend verschijnsel als een kind het geregelde strenge onderricht van liefdevolle ouders moet ontberen.
De raad uit Gods Woord draagt ertoe bij dat zulke droevige gevolgen worden voorkomen. In principe dringt de bijbel er bij ouders op aan voor hun eigen kinderen te zorgen. Natuurlijk besefte Jehovah God dat zich soms extreme situaties zouden voordoen waarin andere personen dan de ouders voor kinderen zouden moeten zorgen.a Zo gaf hij zijn dienstknechten de raad vaderloze kinderen of kinderen die door de dood van beide ouders wees waren geworden, te helpen (Deut. 14:28, 29; 16: 9-14; 24:17-21; 26:12, 13; Ps. 10:14; Jak. 1:27). Maar de Schrift beklemtoont dat in de allereerste plaats de ouders in de stoffelijke, geestelijke en emotionele behoeften van hun eigen kinderen moeten voorzien. — Vergelijk 1 Timótheüs 5:8.
Met betrekking tot zijn „woorden” gaf God ouders de raad: „Ook moet gij ze uw zonen leren, door erover te spreken wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij op de weg gaat en wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat” (Deut. 11:18, 19). Kunnen ouders dat doen als zij hun kinderen vrijwillig voor lange tijd naar wereldse familieleden zenden? Neen, ouders moeten bij hun kinderen zijn om hun geregeld streng onderricht en ouderlijke leiding te geven en in het liefdevolle milieu te voorzien dat jonge mensen zo hard nodig hebben (Ef. 6:4); Spr. 6:20). Het is duidelijk dat het blijvende (en zelfs het eeuwige) welzijn van een christelijk kind er niet mee gediend zou zijn als het bij wereldse familieleden moest gaan wonen voor werelds onderwijs, ten koste van het geestelijke onderricht thuis. Christenen overal op aarde weten dat het in dit samenstel van dingen een moeilijke taak is een jongere zodanig groot te brengen dat hij Jehovah gaat dienen. Dit vergt voortdurend ouderlijk toezicht. Het vooruitzicht op succes zou beslist kleiner zijn als een kind, louter ter wille van materieel voordeel, uit een christelijk gezin werd gehaald.
Sta in dit verband eens stil bij het voorbeeld van Jezus, die in de afgelegen Galilese stad Nazareth werd grootgebracht. In gehoorzaamheid aan God lieten Jozef en Maria Jezus bij zich in Nazareth blijven, waar hij ’toenam in wijsheid en in fysieke groei en in gunst bij God en de mensen’. — Luk. 2:41-52.
Het huidige samenstel van dingen legt de nadruk op onderwijs en financieel succes. Men hoort wereldse ouders soms wel eens zo iets zeggen als: ’Ik wil niet dat mijn zoon opgroeit om portier te worden.’ Zelfs christelijke ouders kunnen besmet worden met een dergelijke kijk op onderwijs en materiële voordelen. Maar ouders die op Jehovah’s wijsheid vertrouwen, zullen het van primair belang vinden dat hun kinderen „een voortreffelijk fundament voor de toekomst” leggen, „opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen”. — 1 Tim. 6:9, 19.
◼ Waarom wijkt de weergave van Spreuken 11:16 in de „Nieuwe-Wereldvertaling” af van die in enkele andere vertalingen, en hoe moet dit vers opgevat worden?
Volgens de Nieuwe-Wereldvertaling luidt Spreuken 11:16: „Een vrouw met bekoorlijkheid, díe grijpt heerlijkheid aan; maar de tirannen, van hun kant, grijpen rijkdom aan.”
Dit is een zorgvuldige weergave van het vers zoals het in de Hebreeuwse masoretische tekst bewaard is gebleven, en het is in vele andere vertalingen op soortgelijke wijze weergegeven. — Statenvertaling, Luther-vertaling, Leidse Vertaling, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Toch hebben sommige bijbelvertalers die dit vers moeilijk te begrijpen vonden, getracht het te verduidelijken. Zij hebben dit gedaan naar het voorbeeld van de Septuaginta, een vroege vertaling van het Hebreeuws in het Grieks. In het volgende citaat uit die vertaling cursiveren wij het gedeelte dat niet aan de Hebreeuwse tekst is ontleend:
„Een bekoorlijke vrouw brengt haar man heerlijkheid: maar een vrouw die rechtvaardigheid haat, is een voorwerp van schande. De luiaards komen tot gebrek: maar de ijverigen [voetnoot: „manlijken”] houden zich staande met rijkdom.” — Spr. 11:16, Septuaginta, naar de Engelse vertaling van Bagster.
De Petrus-Canisiusvertaling is een tamelijk recente Nederlandse vertaling die het vers op deze manier verlengt, maar in de voetnoot wordt vermeld: „Dit vers is toegevoegd uit de griekse vertaling.” Het Duitstalige Göttinger Bibelwerk doet dit ook en merkt op: „De Griekse vertaling die wij hebben gevolgd, heeft twee regels toegevoegd en daardoor twee verschillende en onderscheiden spreken gemaakt, die beide een duidelijke gedachte overbrengen; of ze in overeenstemming zijn met de oorspronkelijke tekst, is echter nog twijfelachtig.” — Deel 16, blz. 51.
Het is echter niet nodig een ’twijfelachtige’ weergave te volgen. De betekenis van dit vers valt op te maken uit de Hebreeuwse tekst, zoals de Biblia Hebraica van Rudolf Kittel, waarop de Nieuwe-Wereldvertaling is gebaseerd. Het vers stelt de blijvende heerlijkheid die een godvruchtige vrouw kan verkrijgen, tegenover de vergankelijke rijkdom die een tiran verwerft.
De bijbel laat zien dat praktische wijsheid, denkvermogen en een juist gebruik van de tong iemands waarde en bekoorlijkheid verhogen (Spr. 3:21, 22; 4:7-9; 22:11; Ps. 45:1, 2). Dat kan beslist voor een vrouw gelden; denkt u maar aan Abigaïl, de vrouw van de dwaze Nabal. Hoewel zij „een goed doorzicht” had en „schoon van gestalte” was, prees David Abigaïl vooral om haar „verstandigheid”. — 1 Sam. 25:3, 33.
Elke godvruchtige vrouw die ware bekoorlijkheid verkrijgt door wijsheid, verstandigheid en een wijs gebruik van haar tong, zal „heerlijkheid” ontvangen. Zij zal „heerlijkheid” verwerven in de ogen van haar man, als zij gehuwd is, en er zal goed over haar worden gesproken door anderen. Dit werpt een gunstig licht op het gehele gezin dat in haar „heerlijkheid” deelt. En haar heerlijkheid behoeft ook niet van voorbijgaande aard te zijn. Spreuken 22:1 zegt: „Een naam is te verkiezen boven overvloedige rijkdom; gunst is beter dan zelfs zilver en goud.” De goede naam van een ware aanbidder is van blijvende waarde in de ogen van onze God en Levengever. — Zie Handelingen 9:36-39.
Stel daar nu eens een tiran tegenover, zoals de spreuk dat doet. De Schrift stelt tirannen op één lijn met ’goddeloze mensen’ en mannen die ’tegenstanders’ zijn van degenen die Jehovah God aanbidden (Job 6:23; 27:13). Tirannen „hebben zich God niet voor ogen gesteld” (Ps. 54:3). Zo iemand kan door de onschuldigen te onderdrukken en uit te buiten, „zilver ophopen als louter stof”. Toch kan hij zich op elk moment neerleggen en niet meer opstaan. En elke dag waarop hij zijn ogen opent, kan zijn laatste zijn. Dan zal al zijn rijkdom en alles wat hij bereikt heeft, niets meer te betekenen hebben. — Job 27:16, 19; vergelijk Lukas 12:16-21.
Een tiran mag dan rijkdom hebben ’aangegrepen’ en zich daarop verlaten, maar zijn vertrouwen is misplaatst. Later in hetzelfde hoofdstuk van Spreuken lezen zij: „Wie op zijn rijkdom vertrouwt — hijzelf zal vallen.” — Spr. 11:28.
Spreuken 11:16 dient ons dus een belangrijke les te leren. De rijkdom van de tiran, waaraan het succes in deze wereld afgemeten schijnt te worden, is bij God niet van blijvende waarde. Het is echter mogelijk Zijn goedkeuring te verwerven. De „heerlijkheid” welke degenen verkrijgen die God vrezen — goed geïllustreerd door christelijke vrouwen — kan oneindige zegeningen meebrengen. — 1 Petr. 3:1-6.
[Voetnoten]
a Een uitzonderlijke en droevige situatie is die van een jong meisje dat een kind krijgt als gevolg van verkrachting. De directe betrokkenen, het meisje en haar ouders, kunnen beslissen welke handelwijze met het oog op alle factoren raadzaam is, haar fysieke en emotionele toestand in aanmerking genomen. In enkele gevallen van dien aard is de baby geaccepteerd en liefdevol en christelijk grootgebracht in het gezin waartoe het meisje behoort. In andere gevallen kan misschien een ander christelijk echtpaar dat voor het kind wil zorgen en daartoe in staat is, toestemming krijgen de baby te adopteren.