Wat bedoelde de wijze man?
ALS de Schepper van hemel en aarde, verdient de Allerhoogste onze eerbiedige vrees en ons ontzag. Koning Salomo beklemtoonde dit heel krachtig toen hij schreef: „Behoed uw voeten telkens als gij naar het huis van de ware God gaat; en laat er worden genaderd om te horen, liever dan om een slachtoffer te geven, zoals de verstandelozen doen, want zij zijn zich er niet van bewust dat zij kwaad doen. Haast u niet met betrekking tot uw mond; en wat uw hart betreft, laat het niet haastig zijn om een woord uit te brengen voor het aangezicht van de ware God. Want de ware God is in de hemel, maar gij zijt op de aarde. Daarom dienen uw woorden werkelijk weinige te zijn.” — Pred. 5:1, 2.
Wanneer het op een plaats van aanbidding aankomt, moet men terecht oppassen wat men doet. Het „huis van de ware God” is beslist geen plaats voor moreel verontreinigde mensen of voor personen die geen achting hebben voor heilige dingen (Ps. 15:1-5). Het is een plaats waar men moet „horen”, dat wil zeggen, waar men aandacht moet schenken aan goddelijke voorschriften en deze moet gehoorzamen.
Men moet niet als een dwaas zijn die in gebreke blijft zijn verstandelijke vermogens te gebruiken en die het verkiest een handelwijze te volgen die in strijd is met Gods geboden. Een dwaas zal misschien een offer brengen als een religieuze plicht of als een uiterlijk teken van vroomheid. Toch weigert hij te erkennen dat dit zijn offer waardeloos, ja, zelfs verfoeilijk maakt in Gods ogen. Dit wordt in Spreuken 21:27 duidelijk gemaakt: „Het slachtoffer der goddelozen is iets verfoeilijks. Hoeveel te meer wanneer men het met losbandig gedrag [„slechte bedoelingen”, Willibrordvertaling] brengt.”
Ook wegens Gods grootheid — want hij woont in de hoogste hemelen — dient men zorgvuldig aandacht te schenken aan zijn gebeden. Men dient niet toe te laten dat het hart, als de zetel der beweegredenen, tot het uitspreken van impulsieve, gedachteloze woorden aanzet. Men moet God in het volle bewustzijn van Zijn majesteit en waardigheid naderen, en niet zorgeloos in de ruimte praten wanneer men bidt. Het is daarentegen passender zich in weinig maar van harte gemeende en eerbiedige woorden te uiten.
Salomo verleent kracht aan zijn argument door er de volgende spreuk aan toe te voegen: „Want een droom komt stellig vanwege een overvloed aan bezigheid, en de stem van een verstandeloze vanwege de overvloed van woorden” (Pred. 5:3). Wanneer iemand onnodig in beslag wordt genomen door materialistische of ambitieuze zaken waarbij geen rekening wordt gehouden met de Schepper, leidt dit tot zelfzuchtige persoonlijke dromen. Zulk een „overvloed aan bezigheid” kan aanleiding geven tot ijdele dagdromen en kan de geest van de persoon ook ’s nachts bezighouden en hem in een droomtoestand brengen, waardoor hij van vredige slaap wordt beroofd. Net als een al te grote bezorgdheid op materieel gebied aanleiding kan geven tot ijdel gedroom, kan ook eindeloos gebabbel problemen veroorzaken. Het duurt niet lang of het wordt duidelijk dat de stem van de babbelaar die van een dwaas is. Het is bijna zeker dat er heel dwaze dingen gezegd zullen worden die niet te pas komen. Vandaar dat men op zijn hoede moet zijn voor gedachteloos spreken, en dit geldt, zoals reeds eerder is aangetoond, vooral wanneer men een gebed opzendt.
De voorzichtigheid die in acht genomen moet worden in verband met het onnadenkend uitspreken van woorden, is beslist van toepassing op het doen van geloften. Salomo verklaarde: „Telkens wanneer gij een gelofte aan God doet, aarzel niet die te betalen, want er is geen behagen in de verstandelozen. Wat gij plechtig belooft, betaal dat. Het is beter dat gij niet plechtig belooft, dan dat gij plechtig belooft en niet betaalt. Laat niet toe dat uw mond uw vlees doet zondigen, en zeg niet voor het aangezicht van de engel dat het een vergissing was. Waarom zou de ware God verontwaardigd worden wegens uw stem en het werk van uw handen teniet moeten doen?” — Pred. 5:4-6.
Niemand is verplicht God iets te beloven; het is een spontane daad. Daarom dient men er heel zorgvuldig op toe te zien dat men niet onbezonnen spreekt wanneer men een plechtige belofte aan God doet. Wanneer men aarzelt zijn gelofte na te komen, handelt men als een verstandeloze, dat wil zeggen als iemand die een moreel gebrek heeft en wiens woorden niet te vertrouwen zijn. Zorgeloos spreken met de mond kan het vleselijke lichaam de verplichting opleggen iets te doen wat misschien erg moeilijk is, hetgeen ertoe leidt dat men in gebreke blijft de gelofte na te komen, waardoor men het vlees doet zondigen. Wanneer men zorgvuldig nadenkt over wat men gaat beloven, zal voorkomen worden dat men onbezonnen spreekt. Men zal dan niet het verlangen hebben van een gelofte ontheven te worden, waarbij men beweert dat deze een vergissing was.
Blijft men in gebreke een gelofte na te komen, dan kan dit zeer ernstige gevolgen hebben. Jehovah God kan „verontwaardigd” worden en zijn gunst en zegen op zijn minst gedeeltelijk wegnemen. Als gevolg hiervan kan wat iemand misschien heeft opgebouwd, worden ’afgebroken’. De psalmist vatte de kwestie goed samen: „Als Jehovah zelf het huis niet bouwt, is het tevergeefs dat de bouwers ervan er hard aan hebben gewerkt. Als Jehovah zelf de stad niet bewaakt, is het tevergeefs dat de bewaker heeft gewaakt.” — Ps. 127:1.
Terwijl Salomo beklemtoont waardoor voorkomen zal worden dat men zulke onbezonnen geloften doet, zegt hij: „Vrees de ware God zelf”. Dit betekent dat men een eerbiedige achting voor de Schepper moet hebben en niet op een wijze moet handelen waardoor men hem mishaagt. Wanneer zulk een vrees ontbreekt, is de volgende verklaring van koning Salomo van toepassing: „Wegens een overvloed aan bezigheid zijn er dromen, en er zijn ijdelheden en woorden in overvloed” (Pred. 5:7). Ja, wanneer men zich al te zeer met niet-geestelijke dingen bezighoudt, leidt dit tot rusteloze dromen van eigenbelang, teleurstelling en frustratie, „ijdelheden” en gedachteloos spreken voor het aangezicht van God, waardoor men ertoe kan komen een onbezonnen gelofte te doen die men niet kan nakomen. Wij doen er derhalve inderdaad goed aan wanneer wij alle dingen met een juiste vrees of een juist ontzag voor Jehovah God doen.