-
Versterk thans uw vertrouwen met betrekking tot de toekomstDe Wachttoren 1977 | 1 mei
-
-
een geruïneerde gezondheid, een sterfgeval in uw gezin, verlies van kinderen of stoffelijke bezittingen, of economische tegenslagen — verlies toch nooit, wat er ook gebeurt, uw geloof en vertrouwen in Jehovah. Twijfel nooit aan de beloften van uw God. Word nooit bang en loop nooit laf weg om u te verbergen; verloochen uw God nooit en schipper nooit ten aanzien van uw rechtschapenheid. En laat nooit uw inzicht vertroebelen met betrekking tot de steun die engelen kunnen geven aan degenen die hun opdracht aan Jehovah trouw blijven. — 2 Kon. 6:14-17; Hab. 3:17, 18.
24. Welke geesteshouding zal Jehovah’s volk met het snel naderbij komen van de „grote verdrukking” hebben, zoals door de Schrift te kennen wordt gegeven?
24 Het lijdt geen twijfel: „Gelukkig is hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft, wiens hoop is op Jehovah, zijn God” (Ps. 146:5). Verheug u dus in Jehovah en in de hulp, leiding, bescherming en geestelijke voorspoed die hij zijn getrouwe getuigen heeft geschonken en ook in deze tijd van het einde verleent! — Luk. 21:28; 2 Tim. 1:7.
25. Voor wie vormen de beloften van Spreuken 3:25, 26 een speciale troost en aanmoediging?
25 Laten wij daarom als Jehovah’s openbare predikers, onbevreesd en vrijmoedig zijn en de mensen voor de dag van Gods wraak blijven waarschuwen (Ezech. 3:17). Laten wij blijven bidden om de komst van Gods koninkrijk, dat het in al zijn gramschap tegen Satans goddeloze stelsel mag optreden, opdat dit in stukken wordt geslagen en tot poeder wordt vermalen (Matth. 6:9, 10; Dan. 2:44; Mal. 4:3). Nu Jehovah’s Getuigen de verschrikkelijke verwoesting van de gehele organisatie van de Duivel tegemoet gaan, worden zij beslist aangemoedigd door Gods belofte in Spreuken 3:25, 26: „Gij zult niet bevreesd behoeven te zijn voor enige plotselinge verschrikking, noch voor het onweer over de goddelozen, omdat het komt. Want Jehovah zelf zal inderdaad UW VERTROUWEN blijken te zijn”!
-
-
„Verheug u niet, o Filistea”De Wachttoren 1977 | 1 mei
-
-
„Verheug u niet, o Filistea”
ONDER de oude geschriften onderscheidt de bijbel zich als een profetisch boek. Er zijn vele honderden gebeurtenissen in voorzegd, en de vervulling ervan kan door de feiten van de geschiedenis worden gestaafd.
Een van deze profetieën was gericht tegen Filistea in het jaar waarin de Judese koning Achaz stierf. De profeet Jesaja werd er van godswege toe geïnspireerd te verklaren: „Verheug u niet, o Filistea, wie maar ook van u, enkel omdat de stok van degene die u sloeg, is verbroken. Want uit de wortel der slang zal een giftige slang voortkomen, en haar vrucht zal een vliegende vurige slang zijn.” — Jes. 14:28, 29.
Gedurende de regering van koning Achaz was de macht van Juda aanzienlijk verzwakt. In slechts één dag doodden de legers van het vijandige tien-stammenkoninkrijk Israël 120.000 strijders in het koninkrijk Juda. De Edomieten vielen Juda vanuit het zuidoosten binnen en voerden gevangenen weg. En de Filistijnen pleegden een overval op westelijke steden in Juda (2 Kron. 28:5, 6, 17, 18). Ten einde zich tegen de bedreiging van de zijde van Israël en Syrië te beschermen, deed Achaz ten slotte een beroep op Assyrië om hulp. Op de duur schonk dit hem geen verlichting maar werd hij onder het zware Assyrische juk „in het nauw” gebracht (2 Kron. 28:16, 20). Wat de Filistijnen betreft, het koninkrijk Juda vormde niet langer een gevaar voor hen zoals in het verleden het geval was geweest. De „stok” die hen had geslagen, was verbroken.
Toen Uzzía, de grootvader van Achaz, als koning regeerde, was de situatie heel anders. De bijbel bericht: „Hij nu trok uit en streed tegen de Filistijnen en brak door de muur van Gath en de muur van Jabné en de muur van Asdod heen, waarna hij steden bouwde in het gebied van Asdod en onder de Filistijnen. En de ware God kwam hem voortdurend te hulp tegen de Filistijnen en tegen de Arabieren die in Gur-Baäl woonden en de Meünim. Voorts gaven de Ammonieten schatting aan Uzzía. Mettertijd drong zijn faam zelfs tot in Egypte door, want hij spreidde in buitengewoon grote mate sterkte ten toon.” — 2 Kron. 26:6-8.
-