Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Opschudding in de hel
    De Wachttoren 1950 | 1 januari
    • De Almachtige God, die het lied inspireerde, staat er voor in dat het tot in de kleinste bijzonderheden tegen het Grotere Babylon en zijn koning met al zijn zaad in vervulling zal gaan. „Want Ik zal tegen hen opstaan, spreekt de HERE [Jehova] der heirscharen, en Ik zal van Babel uitroeien den naam en het overblijfsel, en den zoon en den zoonszoon, spreekt de HERE [Jehova]. En Ik zal hen stellen tot een erve der nachtuilen, en tot waterpoelen; en Ik zal hen met een bezem des verderfs uitvagen, spreekt de HERE [Jehova] der heirscharen” (Jes. 14:22, 23). Met de bezem van Armageddons vernietiging zal Jehova God het universum schoonvegen van het Grotere Babylon, de onzichtbare en zichtbare organisatie van de Duivel. Wat een slachting zal dat zijn! In de nieuwe wereld zal niets Babylonische namen dragen. Zelfs niet een overblijfsel van haar goddeloze zaad zal Armageddon tot in die wereld overleven. Geen van hen zal haar soort voortbrengen, noch zal er iemand van die soort worden geboren. Een volkomen uitroeiing wacht haar, een eeuwige verwoesting zal haar lot zijn. Dan zal het spotlied in een groots slotaccoord eindigen, wanneer het volledig in vervulling gaat tot glorierijke rechtvaardiging van Jehova God en tot eeuwige zegen van mensen van goede wil, hetgeen door Zijn koninkrijk onder Christus Jezus tot stand zal worden gebracht.

  • Wie trekt voordeel van het rantsoenoffer?
    De Wachttoren 1950 | 1 januari
    • Wie trekt voordeel van het rantsoenoffer?

      ER IS in de Heilige Schrift niets te vinden, wat voorzegt of voorschaduwt dat de Allerhoogste God voor alle menselijke schepselen, met inbegrip van opzettelijk goddelozen, in een rantsoen of verlossing voorziet. Wij moeten derhalve de gevolgtrekking maken, dat de opzettelijk goddelozen gedurende de duizendjarige heerschappij van Jezus Christus, die thans nabij is, niet door een opstanding uit de dood zullen worden teruggebracht. Wij weten dat vele Bijbelonderzoekers lange tijd de mening waren toegedaan, dat de Schrift waarborgt, dat bij Christus’ wederkomst en tijdens zijn duizendjarige regering over onze aarde „allen uit de dood zullen terugkomen” (Schriftstudiën, Deel 5, blz. 478-486, Engels). Deze conclusie wordt echter noch door de rede noch door Gods Woord ondersteund.

      Niemand zal het voordeel van het rantsoenoffer van Jezus Christus ontvangen, indien hij niet vrijwillig gebruik maakt van dit voorrecht. Het blijkt derhalve, dat God slechts diegenen uit de dood zal terugbrengen die, wanneer zij tot een kennis der waarheid komen, van het rantsoen gebruik kunnen en waarschijnlijk ook willen maken, want het rantsoen is slechts voor dezulken beschikbaar en niet voor hen die geen verlangen hebben te worden verbeterd of gered. De gave van God wordt niet aan onwillige schepselen opgedrongen. — Rom. 6:23.

      Bij de verlossing van het mensdom door het rantsoenbloed van Jezus Christus is Gods gerechtigheid niet betrokken. Indien alleen Gods regel der gerechtigheid werd toegepast, zou het gehele menselijke geslacht wegens zonde en onvolmaaktheid moeten omkomen. Veeleer is Gods liefde er bij betrokken. Barmhartigheid is het resultaat van de uitoefening van Gods goedertierenheid. Uit het gezichtspunt der gerechtigheid is God in het geheel niet verplicht zondige mensen vrij te kopen, en evenmin is Hij verplicht ieder schepsel barmhartigheid te betonen, ongeacht of dat schepsel barmhartigheid wenst en zoekt. Dat God zich het recht voorbehoudt te beslissen, wie hij overeenkomstig zijn goedertierenheid barmhartig zal zijn, wordt getoond door zijn handelwijze met de tweelingen Ezau en Jakob. Met deze twee zonen van de patriarch Izak werd een profetisch beeld gemaakt ten einde Gods voorkennis te tonen van een klasse mensen die de weg van gerechtigheid en leven zoeken, en eveneens van een andere klasse die precies de tegenovergestelde weg inslaat. In Romeinen 9:13 lezen wij: „Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.” Hier vertegenwoordigt Jakob de klasse die de Here God zoekt, hem vindt en hem dan getrouw dient. God heeft een dergelijke klasse lief. Ezau vertegenwoordigt de ontrouwe klasse, welke Gods genaderijke voorziening voor het mensdom niet acht. Deze klasse wordt door God gehaat.

      God kende deze twee klassen van te voren, en daarom heeft hij ze voorzegd, omdat hij alles wat zijn voornemens en werken betreft, van te voren weet. Hij zegt: „Ik [ben] God . . ., en er is geen God meer, en er is niet gelijk Ik [niemand gelijk mij]; Die van den beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen” (Jes. 46:9, 10, K.J.V.). God wist stellig van te voren dat er mensen zouden zijn die zijn aangeboden zegeningen des levens zouden versmaden, en hij kende ook van te voren de klasse die zijn genaderijke voorziening vol vreugde zou aanvaarden. Hieruit volgt dan, dat aan hen die niet de wens hebben God en Jezus Christus te kennen en Gods zegeningen door middel van Christus te ontvangen, geen barmhartigheid zal worden betoond en God zal hun zijn barmhartigheid niet opdringen.

      Kan er worden bewezen dat gerechtigheid jegens allen zou vereisen, dat God allen zijn barmhartigheid opdringt, ook al weet hij van te voren dat zulke personen zijn goedertierenheid zullen verwerpen? Zeer zeker niet! Gerechtigheid vereist geen barmhartigheid van God, en hij is niet onrechtvaardig, wanneer hij hun die zijn barmhartigheid niet wensen en waarderen, barmhartigheid onthoudt. Gerechtigheid is rechtvaardigheid en ongerechtigheid is onrechtvaardigheid. In Romeinen 9:14-18 lezen wij: „Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben. Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. Want de Schrift zegt tot Farao: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde. Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil.” God liet dus toe, dat Farao en anderen die zijn oppermacht of universele souvereiniteit hebben betwist, hun hart tegen Hem verhardden. Terzelfder tijd openbaarde Jehova God zijn voornemen, zijn goddelijke barmhartigheid uit te strekken tot hen die het getuigenis van zijn getuigen horen en dan hun onkreukbaarheid tegenover Hem als Oppermachtige of Universele Souverein bewijzen. Iedereen die volhoudt, dat God verplicht is ieder menselijk schepsel zijn barmhartigheid te betonen, omdat hij rechtvaardig is, is volkomen inconsequent en heeft het bij het verkeerde eind. De bewering dat God, wegens de gerechtigheid, verplicht is ieder schepsel door middel van het rantsoenoffer het voordeel van de redding te geven, is onjuist en wordt noch door de rede noch door de Bijbel ondersteund. De bewering dat God verplicht is alle mensen te redden ten einde zijn oppermacht volledig te bewijzen, is volkomen onjuist, en het wordt door geen enkele Bijbelse autoriteit ondersteund.

      Door de uitdaging van de Duivel werd de vraag opgeworpen, of God in staat zou zijn enig mens op aarde te plaatsen, die vrijwillig trouw aan God zou blijven, wanneer hij werd onderworpen aan de beproeving die de Duivel hem zou opleggen. Wat deze uitdaging betreft, alle bewijzen die zich sindsdien hebben opgestapeld, tonen zonder enige twijfel aan, dat God heeft bewezen, dat de Duivel een leugenaar is en dat Hij zelf oppermachtig is. Hoe dat zo? Doordat vele mensen tot in deze tijd hun onkreukbaarheid tegenover God hebben bewaard. In de krijg van Armageddon zal God alles wat de Duivel in strijd met God heeft voortgebracht, volledig wegvagen. God zal derhalve zijn eigen oppermacht volledig bevestigen. Wie dan ook vrijwillig gebruik maakt van Gods genaderijke gave, zal met leven worden gezegend en hij zal de gelegenheid hebben te bewijzen, dat de goddeloze uitdaging van de Duivel een ontering is van Gods naam, woord en universele souvereiniteit, en dat Satan leugenachtig en God waarachtig is.

      De mensen hebben zich in verband met het rantsoenoffer van Christus in grote moeilijkheden gebracht, doordat zij vasthouden aan de theorie, dat Gods gerechtigheid er bij is betrokken. Toen God Adam wegens diens ongehoorzaamheid in Eden ter dood veroordeelde, eiste de gerechtigheid de verbeurdverklaring van Adams

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen