Bouw aan uw toekomst met Jehovah’s organisatie
„Wees in de vrees voor Jehovah, de gehele dag. Want in dat geval zal er een toekomst bestaan, en uw eigen hoop zal niet afgesneden worden.” — SPREUKEN 23:17, 18.
1, 2. Wat zag de apostel Johannes onder meer tegen het einde van de eerste eeuw G.T.?
JEHOVAH openbaart zijn volk toekomstige gebeurtenissen, en dat stelt hen in staat wijs te handelen (Jesaja 42:9). Tegen het einde van de eerste eeuw G.T. bijvoorbeeld gaf God de bejaarde apostel Johannes visioenen van een hoopgevende toekomst. Wat kunnen wij blij zijn dat Johannes getuigenis heeft afgelegd van „alle dingen die hij gezien heeft” en dat deze visioenen in het bijbelboek Openbaring opgetekend zijn! — Openbaring 1:1, 2.
2 Johannes zag onder meer „vier engelen” die „winden” tegenhielden waardoor de „grote verdrukking” teweeggebracht zou worden. Hoe lang zouden de engelen verplicht zijn deze verwoestende winden te beteugelen? Een andere engel zei tot hen: „Brengt geen schade toe aan de aarde noch aan de zee noch aan de bomen tot nadat wij de slaven van onze God in hun voorhoofd verzegeld hebben.” — Openbaring 7:1-3, 14; Matthéüs 24:21, 22.
3. Wat zal er hebben plaatsgevonden, en door middel waarvan, voordat de losgelaten „winden” Satans organisatie vernielen?
3 De losgelaten „winden” zullen de aardse organisatie van Satan de Duivel vernielen, ja, ze volkomen verwoesten. (Vergelijk Jeremia 25:32, 33.) Maar voordat dit gebeurt, moet het overblijfsel van de gezalfden die met Jezus Christus in de hemel zullen regeren, verzegeld worden. Het „in hun voorhoofd” verzegelen van deze „slaven van onze God” gebeurt door middel van Gods heilige geest of werkzame kracht, die aan gezalfde christenen is geschonken als onderpand van hun hemelse erfenis (2 Korinthiërs 1:21, 22; Efeziërs 1:12-14). Door de in „het laatst der dagen” verrichte prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk wordt het bijeenbrengen van deze „uitverkorenen” voltooid. — Micha 4:1; Matthéüs 24:14, 31.
4. Hoeveel „slaven van onze God” zullen blijvend verzegeld worden, en hoe kunt u uw antwoord aan de hand van de Schrift staven?
4 Hoeveel „slaven van onze God” zullen blijvend verzegeld worden? Johannes, die er een van was, berichtte getrouw: „Ik hoorde het aantal van hen die verzegeld werden, honderd vierenveertig duizend.” Zij vormen „het Israël Gods”, het geestelijke Israël, dat uit twaalf stammen met elk 12.000 leden bestaat (Openbaring 7:4-8; Galáten 6:16). Wat een organisatie! Onder de Koning Jezus Christus zullen de 144.000 „een koninkrijk en . . . priesters voor onze God” zijn, „en zij zullen als koningen over de aarde regeren”. — Openbaring 5:10; 14:1-4.
5. (a) Wie hebben zich thans bij het overblijfsel van het geestelijke Israël aangesloten? (b) Wat vormen allen die Jehovah vrezen met elkaar, en wat wacht hun volgens Spreuken 23:17, 18?
5 Nadat de apostel Johannes het geestelijke Israël had gezien, zag hij een „grote schare” en vroeg zich af wie zij waren. Hem werd verteld: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam.” Zij die tot de „grote schare” behoren, zijn de aardse onderdanen van het Koninkrijk, en er werd voorzegd dat „het Lam”, Jezus Christus, „hen naar bronnen van wateren des levens [zou] leiden” — ja, eeuwig leven op een paradijsaarde (Openbaring 7:9, 14, 17; Lukas 23:43). In onze tijd vormen deze „andere schapen” „één kudde” met het overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen, en al deze personen die Jehovah vrezen, vormen Gods aardse organisatie (Johannes 10:16). Als zij hem trouw blijven, wacht hun een gezegende toekomst, want wij lezen: „Wees in de vrees voor Jehovah, de gehele dag. Want in dat geval zal er een toekomst bestaan, en uw eigen hoop zal niet afgesneden worden.” — Spreuken 23:17, 18.
Dit oude samenstel heeft geen toekomst!
6. Waar bevinden wij ons nu in de stroom des tijds?
6 Wij zijn nu al ver gevorderd in „de laatste dagen” van dit goddeloze samenstel van dingen (2 Timótheüs 3:1-5). Zetten wij de wereldgebeurtenissen en de bijbelse chronologie naast elkaar, dan staat vast dat Jezus Christus in de herfst van 1914 in de hemel is gaan regeren (Psalm 110:1, 2). Dagelijks geven de nieuwsberichten te kennen dat het samengestelde „teken” van Jezus’ „tegenwoordigheid” en het besluit van dit samenstel zichtbaar is (hoofdstuk 24 en 25 van Matthéüs). Het is waar dat het „geslacht” dat leefde toen het Koninkrijk in 1914 werd opgericht, al op jaren is, maar uit Jezus’ woorden blijkt dat „dit geslacht geenszins zal voorbijgaan” voordat de „grote verdrukking” een einde heeft gemaakt aan deze wereld, aan deze onrechtvaardige mensenmaatschappij die „in de macht van de goddeloze”, Satan de Duivel, ligt. Hoe spoedig staat dit te gebeuren? Het kan beslist niet lang meer duren, want wij leven in het eenenzeventigste jaar van de Koninkrijksheerschappij! — Matthéüs 24:21, 34; 1 Johannes 5:19.
7. (a) Wat zal er in de eerste fase van de „grote verdrukking” gebeuren? (b) Wat zal er kort na de vernietiging van de valse religie plaatsvinden?
7 De „grote verdrukking” zal verrassend plotseling beginnen (Matthéüs 24:36-44). In de eerste fase ervan zal „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, vernietigd worden. De verwoesting van dit belangrijke deel van Satans samenstel zal ook van invloed zijn op het politieke en het commerciële element. In dit verband onthulde de apostel Johannes dat „de koningen der aarde” zullen weeklagen: „Wat jammer, wat jammer, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen!” En hoe staat het met het commerciële element? Johannes vervolgt: „Ook de reizende kooplieden der aarde wenen en rouwen over haar, omdat er niemand meer is om hun overvloedige voorraad te kopen” (Openbaring 18:1-19). Kort na de vernietiging van de valse religie zal Jezus Christus zijn hemelse leger gebruiken om de rest van dit goddeloze samenstel van dingen te vernietigen. Het zal in de snel naderbij komende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon ten onder gaan. — Openbaring 16:14-16; 19:11-21.
8. Welke organisatie is de enige met een blijvende toekomst, en waarom is dit zo?
8 Wat betekent dit voor degenen die een gezonde vrees voor Jehovah hebben? Het betekent heel eenvoudig dat deze wereld, die door Satan wordt beheerst, geen toekomst heeft! Haar tijd is bijna ten einde! Jehovah’s organisatie is dan ook de enige organisatie waarmee men aan een eeuwige toekomst kan bouwen.
9. (a) Welke vragen zouden wij met het oog op wat er in het verschiet ligt, terecht kunnen stellen? (b) Welke actuele raad staat in 1 Timótheüs 6:17-19?
9 Zou het dan, met het oog op wat er in het verschiet ligt, van geloof, of zelfs van gezond verstand getuigen als wij zouden proberen een zekere toekomst op te bouwen in een bepaald onderdeel van dit ten ondergang gedoemde stelsel? Met welke wereldse corporatie of firma zou u bijvoorbeeld veilig aan een blijvende toekomst kunnen bouwen? Met geen enkele! Is het daarom niet verstandig tevreden te zijn met voedsel, kleding en onderdak en de eerste plaats in ons leven toe te kennen aan de Koninkrijksbelangen? (Matthéüs 6:33; 1 Timótheüs 6:7-12; 2 Timótheüs 2:4) De volgende raad van de apostel Paulus is nu bijzonder actueel: „Beveel hun die rijk zijn in het tegenwoordige samenstel van dingen, niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten; goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen.” — 1 Timótheüs 6:17-19.
Bouw verstandig aan uw toekomst
10. Waarmee moeten wij ons in de allereerste plaats bezighouden nu wij vlak voor de „grote verdrukking” staan?
10 Wat een geestelijk evenwicht spreekt er uit die woorden van de apostel! Jehovah’s volk ziet daarin een sleutel tot overleving, namelijk deze: Houd materiële dingen op hun juiste plaats, in het besef dat de nadruk niet op „onzekere rijkdom” gelegd dient te worden, maar op „rijk . . . zijn in voortreffelijke werken”. Daarbij is ijverige, geregelde deelname aan de christelijke bediening stellig inbegrepen. Nu de onweerswolken van de „grote verdrukking” zich reeds aan de horizon samenpakken, is het niet de tijd om plannen te maken voor een bloeiende toekomst in de een of andere wereldse zaak of ernaar te streven in het bedrijf waar u werkt de hoogste sport van de ladder te bereiken. Het is nu de tijd om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken en de niets vermoedenden te waarschuwen voor het gevaar dat hun boven het hoofd hangt. Bovendien heeft Jezus Christus ons de opdracht gegeven te prediken en discipelen te maken. Als Jehovah’s Getuigen moeten wij ons daar derhalve in de allereerste plaats mee bezighouden. — Matthéüs 24:14; 28:19, 20; Jesaja 43:10-12.
11. Wat zijn enkele blijvende voordelen van de christelijke bediening?
11 Aan veel beroepen die de mensen van de wereld nu uitoefenen, zal tijdens de „grote verdrukking” voorgoed een eind komen. Het is waar dat sommige soorten werk in Gods beloofde nieuwe samenstel van dingen weer opgenomen zullen worden. Maar kunt u een hedendaags beroep noemen waaraan evenveel nuttige kanten zitten als aan de christelijke bediening? De geestelijke ontwikkeling die men doormaakt en de vorderingen die men maakt door deel te nemen aan dit door God geschonken werk, zullen in de Nieuwe Ordening veel nut afwerpen. De hechte verhouding tot Jehovah die in de bediening wordt aangekweekt, zal in dat samenstel van dingen voortduren. En de verbeterde onderwijscapaciteiten kunnen heel goed een hulp zijn bij het onderwijzen van miljoenen mensen die dan een opstanding krijgen. — Jesaja 54:13; Johannes 5:28, 29; Openbaring 20:12.
12. Welke grandioze vooruitzichten hebben wij als Jehovah’s dienstknechten, maar wat moeten wij doen?
12 Indien wij er ons nu voornamelijk om bekommeren God te behagen en zijn wil te doen, zijn onze vooruitzichten werkelijk grandioos (Psalm 40:8; Romeinen 12:1, 2). Ja, indien wij ’in de vrees voor Jehovah zijn, bestaat er een toekomst voor ons en zal onze hoop niet afgesneden worden’ (Spreuken 23:17, 18). Eeuwig leven zal ons ten deel vallen indien wij in de vrees voor God „het pad des levens” blijven bewandelen (Psalm 16:11). Onderweg moeten wij ons echter redelijke theocratische doeleinden stellen en die ook bereiken.
Enkele redelijke doeleinden
13. (a) Waarom is het schriftuurlijk juist te zeggen dat Jehovah’s aanbidding voortdurend verhoogd is? (b) Wat zijn in zekere zin enkele doeleinden die honderdduizenden mensen hebben bereikt?
13 Sommigen zijn zogezegd pas begonnen met hun beklimming van „de berg van het huis van Jehovah”. Sinds de oorlogsjaren van 1914 tot 1918 is de aanbidding van Jehovah, wiens tempel of „huis” eens op de top van een berg in Jeruzalem stond, voortdurend verhoogd. Ze is „stevig bevestigd . . . boven de top der bergen” waarop tempels voor valse goden gebouwd zijn. Aldus is de aanbidding van Jehovah „boven de heuvels” verheven. Er stromen grote menigten naar de verheven aanbidding van Jehovah (Micha 4:1-4; Jesaja 2:2-4). Nadat zij nauwkeurige kennis van de Schrift hebben verworven, hebben zij berouw, keren zich om, dragen zich onder gebed aan God op en symboliseren dit door de onderdompeling in water (Johannes 17:3; Handelingen 2:38; 3:19). In zekere zin zijn dit doeleinden die worden bereikt door honderdduizenden mensen uit alle natiën, die daarna Jehovah getrouw dienen als een deel van zijn aardse organisatie. Hoe gelukkig zijn zij dat zij de verheven aanbidding van de enige ware God op zich hebben genomen! Maar hoe staat het met u? Hebt u deze stappen al gedaan?
14. In welke richting moeten wij ook nadat wij Jehovah zijn gaan aanbidden vorderingen blijven maken, en hoe kunnen wij dit bereiken?
14 Ook nadat wij Jehovah te zamen met zijn volk zijn gaan aanbidden, is het noodzakelijk dat wij een goede geestelijke eetlust ontwikkelen en behouden. Nadat wij „de grondleer over de Christus” hebben leren kennen, dienen wij ’tot rijpheid voort te gaan’ door ons alle geestelijke voorzieningen die Jehovah via „de getrouwe en beleidvolle slaaf” treft, ten nutte te maken (Hebreeën 6:1-3; Matthéüs 24:45-47). U zou zich dus terecht kunnen afvragen: Lees ik Gods Woord geregeld? Bestudeer ik de publikaties die via de „slaaf”-klasse worden verschaft goed? — Hebreeën 5:11-14.
15. (a) Welke raad gaf Paulus in Hebreeën 10:24, 25, maar in welke gewoonte zijn sommigen vervallen? (b) Welke suggestie wordt hier gedaan als er ruimte is voor persoonlijke verbetering in het vergaderingbezoek of in de christelijke bediening?
15 Daarbij moeten wij ook acht slaan op Paulus’ raad: „Laten we op elkaar letten en elkaar aansporen tot liefde en goede daden. We moeten er geen gewoonte van maken onze bijeenkomsten te verzuimen, zoals sommigen doen. We moeten elkaar juist aanmoedigen, en dat des te meer, naarmate u de dag van de Heer naderbij ziet komen” (Hebreeën 10:24, 25, Groot Nieuws Bijbel). Het regelmatig bijwonen van christelijke vergaderingen is een onderdeel van onze „heilige dienst”. Maar sommigen wonen elke week alleen de openbare lezing bij en hebben er een gewoonte van gemaakt de Koninkrijkszaal te verlaten voordat de studie van De Wachttoren begint. Anderen missen de dienstvergadering vaak. Heeft deze vergadering voor hen aan betekenis ingeboet omdat zij niet erg actief zijn in het van-huis-tot-huisgetuigeniswerk en andere facetten van de christelijke bediening? Indien u bemerkt dat er op een of meer van deze terreinen ruimte is voor persoonlijke verbetering, waarom zou u dat dan niet in gebed aan Jehovah voorleggen en hem vragen u te helpen in alle aspecten van uw „heilige dienst” geregeld en voorbeeldig te worden? — Hebreeën 12:25-29.
16. (a) Welke redelijke theocratische doeleinden worden hier genoemd? (b) Als schriftuurlijke verplichtingen verhinderen dat wij zulke doeleinden bereiken, wat is dan toch nog mogelijk?
16 Wat zijn enkele andere redelijke theocratische doeleinden? Er staat thans een steeds groeiend aantal personen als gewone of hulppionier in de volle-tijddienst. Zou u uw bediening in die richting kunnen uitbreiden? Natuurlijk kunt u zelfs als uw schriftuurlijke verplichtingen u verhinderen zulke doeleinden te bereiken, morele steun aan volle-tijdpredikers geven en persoonlijk zo veel in Gods dienst doen als uw omstandigheden toelaten. Door getrouwe aanbidding en dienst tot Jehovah’s lof kunnen wij allemaal tonen dat wij ’onze hoop niet op onzekere rijkdom vestigen maar op God’. En voor hen die het pionierswerk op zich kunnen nemen, is dit beslist een van de voortreffelijkste manieren om ’het werkelijke leven stevig vast te grijpen’. — 1 Timótheüs 6:17-19.
17. (a) Over welk dienstvoorrecht zouden vooral jongere mensen heel goed kunnen nadenken? (b) Welke voldoening hebben leden van de Bethelfamilie?
17 Op een van de Bethelhuizen ergens ter wereld dienen is ook een schitterend voorrecht, en vooral jongere mensen doen er goed aan dit voorrecht onder gebed te beschouwen. De Betheldienst verschaft een uitmuntende opleiding op het gebied van menselijke betrekkingen, want leden van de Bethelfamilie werken nauw met elkaar samen om de Koninkrijksbelangen te bevorderen. Bepaalde capaciteiten die op Bethel worden ontwikkeld, kunnen nuttig zijn bij het grote onderwijzingswerk dat in de Nieuwe Ordening zal plaatsvinden. Aangezien velen nog jong zijn wanneer zij met de Betheldienst beginnen, hebben zij niet veel op materieel gebied. Maar zij zijn tevreden met voedsel, kleding en onderdak en hebben de diepe voldoening te weten dat hun werk tot het geestelijke welzijn van vele anderen bijdraagt. — Prediker 3:12, 13.
18. Wat kan de volle-tijddienst iemand leren, en hoe wordt dit door de Schrift ondersteund?
18 Deelname aan de een of andere vorm van volle-tijddienst kan iemand leren zich sterker op Jehovah God te verlaten. Wereldse mensen die hun vertrouwen in „onzekere rijkdom” stellen, zijn vaak de zienswijze toegedaan dat men zichzelf moet bedruipen. Maar vooral een volle-tijdbedienaar zal leren dat Jehovah overvloedige voorzieningen treft voor hen die „eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken” (Matthéüs 6:25-34). Duizenden die jarenlang in de pioniersgelederen hebben gediend, kunnen ervan getuigen dat het hun nooit aan het noodzakelijke heeft ontbroken. Spreek maar met hen en u zult bemerken dat zij van ganser harte instemmen met de psalmist David, die verklaarde: „Eens was ik een jonge man, ook ben ik oud geworden, en toch heb ik een rechtvaardige niet volkomen verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.” — Psalm 37:25.
Bouw aan een zekere toekomst
19, 20. (a) Waarmee dienen wij, aangezien de tijd die dit samenstel van dingen nog rest zeer kort is, bezig te zijn? (b) Hoe kunnen wij met betrekking tot de toekomst dus verstandig handelen?
19 Indien wij loyale getuigen van Jehovah zijn, beseffen wij dat de tijd die dit samenstel nog rest, zeer kort is. Waarmee moeten wij dus bezig zijn? Wij doen er wijs aan in overeenstemming met de volgende woorden van de apostel Petrus te handelen: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah, waardoor de hemelen brandende ontbonden zullen worden en de elementen, intens heet, zullen smelten!” — 2 Petrus 3:11, 12.
20 Ook de apostel Johannes maakte duidelijk dat deze wereld voorbijgaat (1 Johannes 2:15-17). Dit oude samenstel zal spoedig vergaan. Derhalve dienen allen die God vrezen zich thans in beslag te laten nemen door ’heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, en daarbij de tegenwoordigheid van Jehovah’s dag te verwachten en goed in gedachte te houden’. Vergeet nooit dat alleen Gods organisatie het einde van dit stervende samenstel zal overleven. Handel derhalve verstandig en maak plannen voor het eeuwige leven door met Jehovah’s organisatie aan uw toekomst te bouwen.
Bij wijze van overzicht
□ Waarvan maken allen die Jehovah vrezen deel uit, en welke verzekering wordt hun in Spreuken 23:17, 18 gegeven?
□ Alleen welke organisatie heeft een toekomst, en waarom antwoordt u zo?
□ Waar dienen Jehovah’s Getuigen, nu de „grote verdrukking” zo nabij is, zich voornamelijk om te bekommeren?
□ Wat zijn enkele van de theocratische doeleinden die velen kunnen bereiken?
[Inzet op blz. 17]
Thans hebben allen die God oprecht vrezen Jezus als hun Herder en dienen zij gezamenlijk in eenheid, als Jehovah’s aardse organisatie
[Inzet op blz. 19]
Bouwt u aan uw toekomst met Jehovah’s organisatie? Pionieren en Betheldienst zijn twee van de voortreffelijke theocratische doeleinden die velen hebben bereikt
[Illustratie op blz. 18]
Vanwege Gods zegen op de Koninkrijksprediking stromen er grote menigten naar de verheven aanbidding van Jehovah