Het zionisme — Een vervulling van bijbelprofetieën?
OP MAANDAG 10 november 1975 gebeurde het. Na reeds waarschuwende „trillingen” werd de wereld van jodendom en christenheid als door een aardbeving geschokt. De Algemene Vergadering der Verenigde Naties nam met twee-derde meerderheid een resolutie aan waarin het zionisme als een vorm van racisme en rassendiscriminatie werd veroordeeld.
Tweeënzeventig landen stemden vóór de resolutie, vijfendertig waren ertegen, tweeëndertig onthielden zich van stemming, en drie waren afwezig. Tot de ondersteuners behoorden onder andere de communistische landen, met uitzondering van Roemenië dat afwezig was, de meeste Aziatische landen, alsook Cyprus, Turkije, Guyana, Portugal en Mexico. Ook de meeste Afrikaanse landen sloten zich bij de veroordeling van het zionisme aan.
Tegenstanders van de resolutie waren hoofdzakelijk de zich christelijk noemende landen, waaronder de negen landen van de Europese gemeenschap, de rest van de Scandinavische landen, een aantal landen van het Britse Gemenebest en de Verenigde Staten.
Wat is het zionisme echter, en waarom werd het veroordeeld? Zoals gedefinieerd in het nieuws is „zionisme de beweging die streeft naar een joods nationaal thuisland in Palestina, hetgeen werd gerealiseerd bij de vorming van de staat Israël, en thans wordt gepropageerd als de leidinggevende filosofie van de joodse staat en zijn ondersteuners”.
Redenaties pro en contra
De inhoud van de resolutie bracht onmiddellijk schokkende reacties. Israëls ambassadeur Chaim Herzog scheurde ter plaatse, op het podium, vóór de gehele vergadering, het document aan stukken. De voormalige ambassadeur van de Verenigde Staten, D. P. Moynihan, beschuldigde de vergadering in heftige woorden van een „infame daad”. Opstootjes en demonstraties waren op diverse plaatsen het gevolg van deze V.N.-beslissing.
Velen beschouwden het als een rechtstreekse slag in het gelaat van joden en jodendom. Ambassadeur Herzog bijvoorbeeld, bracht het zionisme in verband met de joodse aanbidding door te zeggen: „Het zionistische ideaal, zoals uiteengezet in de bijbel, was en is een integrerend deel van het joodse geloof.” Op een bijeenkomst in de stad Atlantic spraken 3000 joden hun veroordeling over de resolutie uit, als zijnde „een poging om de goddelijk toegekende rechten van het joodse volk ten aanzien van het Heilige Land te ontkennen, wat als zodanig een verfoeilijke daad is tegen het gehele joodse volk”.
Ondersteuners van de resolutie hielden echter staande dat de stemming niet tegen het jodendom en de joden was gericht, maar dat het zionisme een politieke in plaats van een religieuze ideologie was. Het is door de zionistische politiek, aldus hun woorden, dat duizenden Palestijnse Arabieren uit hun geboortestreken zijn verdreven. „Wat voor de Arabieren het ergerlijkst is”, aldus het tijdschrift Time van 24 november 1975, „is Israëls Wet op de Terugkeer, op grond waarvan iedere willekeurige jood die uit onverschillig welk deel van de wereld naar Israël emigreert, onmiddellijk staatsburgerschap krijgt toegekend, terwijl het Palestijnse Arabieren, die in 1948 uit hun geboorteland zijn gevlucht, nog steeds in de meeste gevallen wordt verhinderd terug te keren.”
Tegengestaan door religieuze joden
Is het zionisme werkelijk een religieuze beweging? Houdt ze misschien verband met de bijbelse profetieën over een terugkeer van de joden naar hun thuisland?
In de vroege geschriften van joodse rabbijnen wordt gesproken over een toekomstige terugkeer van de joden naar het Beloofde Land onder leiding van de Messías. Aan het begin van de negentiende eeuw waren er echter bepaalde joden bij wie de mening ging postvatten dat dit niet door wonderbare tussenkomst van boven zou geschieden, maar door menselijke inspanning moest gebeuren.
Een van degenen die deze mening waren toegedaan, was rabbi Juda Alkalai (1798-1878). Volgens de Encyclopædia Judaica raakte hij er in het midden van de negentiende eeuw van overtuigd dat „het tijdperk van de Messías reeds was aangebroken en dat de verlossing door menselijke krachtsinspanning verwezenlijkt moest worden. . . . Hij trachtte de mensen ertoe te bewegen om mee te doen aan een georganiseerde hervestiging van de joden in hun land van herkomst, of althans gedeelten daarvan, en zichzelf in het bezit te stellen van de attributen van een moderne natie”.
Vanaf het allereerste begin echter waren vele joden om religieuze redenen tegen het zionisme gekant. Waarom? The Jewish Encyclopedia merkt hierover op: „Het orthodoxe judaïsme in Europa hield zich aanvankelijk streng afzijdig . . . [Het zionisme] werd verondersteld de hand der Voorzienigheid te dwingen en tegengesteld te zijn aan de positieve leer van het orthodoxe jodendom aangaande de komst van de Messías en het voorzienige werk van God met betrekking tot het brengen van herstel.” Tot op de dag van vandaag zijn dit nog altijd de redenen waarom ultra-orthodoxe joden de staat Israël en de doelstellingen van het hedendaagse zionisme verwerpen.
Religie bleek trouwens ook niet de motiverende kracht achter het zionisme te zijn. Over „de vroege pioniers” die zich rond de laatste eeuwwisseling in Palestina vestigden, schrijft de Israëlische auteur Amos Elon in zijn boek The Israelis: Founders and Sons: „Er waren onvermijdelijk sommigen die hun daden rechtvaardigden door verwijzing naar religieuze bindingen; de meesten waren echter overtuigd anti-religieus. Eén zo’n uitgesproken atheïst schreef kort na zijn aankomst in 1907: ’Wat ik doe is niet Gods wil — want ik geloof niet in God — maar eenvoudig wat moreel juist is en in de praktijk absoluut noodzakelijk.’”
Maar als niet religie de motiverende kracht was, wat dreef hen dan wel? Wat bewoog duizenden joden ertoe hun geboortelanden te verlaten en in Palestina te gaan wonen?
Het „overheersende element” van het zionisme
Het was „als reactie op de tsaristische pogroms [razzia’s tegen joden]” aldus de Encyclopædia Britannica (uitgave van 1974) dat Oosteuropese joden „de Hoveve Zion (’Minnaars van Zion’) vormden om de vestiging te bevorderen van joodse boeren en ambachtslieden in Palestina”.
Dit naslagwerk vervolgt dan: „Een politieke richting werd aan het zionisme gegeven door Theodore Herzl, een Oostenrijkse journalist die assimilatie [het opgaan van joden in de heidense maatschappij] feitelijk bijzonder wenselijk achtte, maar met het oog op het antisemitisme als iets wat onmogelijk te realiseren viel. Joden waren dus, volgens zijn redenatie, door uitwendige druk wel gedwongen een natie te vormen; slechts door concentratie in één gebied zouden zij een normaal bestaan kunnen leiden.” Hiermee in overeenstemming is de volgende verklaring in de Encyclopædia Judaica:
„Het dominerende element waardoor zich veel meer kandidaten voor immigratie naar Palestina aandienden dan ooit was toegestaan, was niet de zionistische ideologie, althans niet in zijn culturele, ’synthetische’ vorm, maar de toenemende afschuw van het antisemitisme, en dat in een tijd waarin andere deuren naar veiligheid waren gesloten of bezig waren zich voor joden te sluiten. Het gevoel van een ophanden zijnde ramp was door de gebeurtenissen die onmiddellijk na het einde van de Eerste Wereldoorlog volgden, diep in het bewustzijn van de Europese joden verankerd.”
De rol van de christenheid
En inderdaad, hoewel de meeste mensen het zionisme met het joodse volk in verband brengen, ligt een groot deel van de verantwoordelijkheid voor de terugkeer van duizenden joden naar Palestina bij de christenheid. Een bijbelleraar die meer dan twee decennia in de staat Israël heeft gewoond, maakte in een interview de volgende opmerkingen:
„Moslim-Arabieren en Hebreeën zijn het er gezamenlijk over eens dat de christenheid de migratie van joden naar hun oude woongebied heeft gaande gemaakt. Het rooms-katholieke westen en orthodoxe oosten van de christenheid brachten de beweging op gang door hun onmenselijke, religieuze vervolgingen.
Toen bijvoorbeeld aan het eind van de negentiende eeuw de joden uit Rusland binnenkwamen, kwamen ze niet speciaal om religieuze redenen. Deze vluchtelingen ontvluchtten jodenvervolgingen die door de Russische tsaar op aanstichten van de Orthodoxe Kerk werden ingesteld. Later bereidde het protestantse systeem van de christenheid alles voor ten behoeve van een verdere vergadering van joden in Palestina. Door middel van de Balfour-verklaring na de Eerste Wereldoorlog voorzag Engeland in de stichting van een joods tehuis in Palestina.”
Een vervulling van bijbelprofetieën?
De Hebreeuwse Geschriften bevatten tal van profetieën over de terugkeer van de natie Israël naar het Beloofde Land. Niet alleen veel joden, maar tallozen in de christenheid zien uit naar een toekomstige, letterlijke vervulling van zulke profetieën.
Vormen het zionisme en de staat Israël echter de vervulling van schriftuurlijke voorzeggingen omtrent het herstel van Israël in zijn oorspronkelijke woongebied? Laten we eens zien wat de bijbel in feite hierover zegt. Met betrekking tot de bevrijding van de joden uit gevangenschap in het oude Babylon voorzei God door bemiddeling van de profeet Jesaja:
„Ik ben degene die van Jeruzalem zeg: ’Ze zal bewoond worden’, en van de steden van Juda: ’Ze zullen herbouwd worden; en ik wil hun verwoeste plaatsen herstellen.’ . . . [Ik] ben dezelfde die van Cyrus [de koning van Perzië] zeg: ’Hij is Mijn herder; hij zal al Mijn voornemens vervullen! Hij zal van Jeruzalem zeggen: „Ze zal herbouwd worden”, en tot de Tempel: „Gij zult opnieuw gegrondvest worden.”’” — Jes. 44:26-28, Jewish Publication Society, 1973.
Deze en tal van soortgelijke profetieën hadden een letterlijke vervulling in de zesde eeuw vóór Christus. Op wat voor manier? Doordat koning Cyrus in zijn eerste regeringsjaar (538-537 v.G.T.) de joden na zeventig jaar Babylonische ballingschap een bevrijdingsbevel gaf. Merk op hoe de bewoordingen waarin dit bevel zijn gesteld, overeenkomen met de hierboven aangehaalde voorzegging door Jesaja: „Dit heeft Cyrus, de koning van Perzië, gezegd: ’Alle koninkrijken van de aarde heeft Jehovah, de God van de hemel, mij gegeven, en hijzelf heeft mij opgedragen hem een huis te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda is. Al wie er onder u is van heel zijn volk, Jehovah, zijn God, zij met hem. Laat hij dus optrekken.’” — 2 Kron. 36:23.
Wat deden de Israëlieten die naar het Beloofde Land terugkeerden bij hun aankomst? De bijbel verhaalt: „Zij bevestigden het altaar dus stevig op zijn eigen plaats, want er kwam schrik over hen wegens de volken der landen, en zij gingen er brandoffers voor Jehovah op brengen, de morgen- en avondbrandoffers” (Ezra 3:3). Daarna gingen zij over tot de herbouw van de tempel te Jeruzalem en herstelden de formele aanbidding van God zoals de Mozaïsche wet dat voorschreef. — Ezra 3:8-13; 6:14-16.
Is het zionisme een moderne vervulling van deze hoop, of misschien een inleidende stap daartoe? Wel, heeft de moderne invloed van duizenden joden op hun oude thuisland geleid tot het herstel van de aanbidding van God in overeenstemming met bijbelse vereisten? Volgens de bijbel zou het Israël dat God zou herstellen, een „licht der natiën” zijn, opdat Zijn „redding moge reiken tot het uiteinde der aarde” (Jes. 49:6). Kijken de hedendaagse natiën voor geestelijke verlichting op naar de moderne staat Israël?
Zoals de feiten aantonen, trokken de joden naar Palestina uit angst voor de pogroms en massale uitroeiingstactieken van zogenaamd christelijke regeringen. Het is geen religieuze maar een politieke staat welke door die vluchtelingen en hun nakomelingen is gevormd. En de daaruit voortgesproten Arabisch-Israëlische problemen zijn van politieke aard.
Deel van een wereldomvattend „teken”
Hoewel dus het zionisme en de staat Israël niet de vervulling vormen van bijbelse profetieën omtrent het herstel van de joden in Palestina, vormen de gebeurtenissen in het Midden-Oosten wel een onderdeel van de vervulling van bijbelse voorzeggingen voor onze dagen. En wel doordat deze conflicten een deel zijn van het wereldomvattende „teken” dat het besluit aangeeft van het huidige samenstel van dingen en de nabijheid van de nieuwe ordening waarin menselijke heerschappij zal worden vervangen door goddelijke heerschappij.
Kort voor zijn dood als mens kreeg Jezus van zijn discipelen de vraag gesteld: „Wat zal het teken zijn van . . . het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) In antwoord daarop zei Jezus: „Gij zult horen van oorlogen en berichten van oorlogen; ziet toe dat gij niet wordt verschrikt. Want deze dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet. Want natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn” (Matth. 24:6, 7). Hij voegde daaraan toe dat er over de gehele aarde „angst der natiën” zou zijn, „die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen”. — Luk. 21:25, 26.
Hebben zulke toestanden, vooral sinds de Eerste Wereldoorlog, geen wereldomvattende afmetingen aangenomen? Dit beduidt iets opwindends voor de nabije toekomst. Daarover lezen wij in Daniël 2:44:
„In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.”
Betekent dat een vernietiging van de aarde en al het leven erop? Nee, in het geheel niet, want dat goddelijke koninkrijk dat „tot onbepaalde tijden” zal blijven bestaan, moet aardse onderdanen hebben. In Daniël 2:34, 35 wordt dat koninkrijk gesymboliseerd door een „steen” die ’tot een grote berg werd en de gehele aarde vulde’, hetgeen betekent dat menselijk bestuur plaats zal moeten maken voor een wereldomvattende heerschappij van God.
De wereldgebeurtenissen die thans in vervulling van bijbelse profetieën plaatsvinden, duiden erop dat de huidige generatie de vervulling van die grootse belofte zal meemaken (Matth. 24:34). Dat hemelse koninkrijk van God zal worden gebruikt om tot stand te brengen wat geen menselijke filosofie, ideologie of regering tot stand heeft kunnen brengen — eenheid onder de gehele menselijke familie.