Reden om vreugdevol te zijn en zich uitbundig te verheugen in God
1. Waarom loopt het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten, als een vervulling van Jesaja 61:10, thans over van vreugde?
HET schenkt een onuitsprekelijke vreugde bevrijd te zijn uit gevangenschap in Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie. Men heeft beslist reden tot uitbundige vreugde wanneer men in de gunst en goede wil van de God van de ware religie is hersteld. Wanneer de leden van het gezalfde overblijfsel van de geestelijke Israëlieten in deze tijd over hun bevrijding en herstel door Hem nadenken, lopen zij over van vreugde. De geïnspireerde profeet Jesaja legt hun de woorden in de mond wanneer hij zegt: „Zonder mankeren zal ik mij uitbundig verheugen in Jehovah. Mijn ziel zal blij zijn in mijn God. Want hij heeft mij bekleed met de klederen der redding; in de schoudermantel der rechtvaardigheid heeft hij mij gehuld, gelijk de bruidegom die, op priesterlijke wijze, een hoofdtooisel ombindt, en gelijk de bruid die zich met haar sieraden tooit.” — Jes. 61:10.
2. Dragen de leden van het gezalfde overblijfsel nog steeds de „klederen der redding”, en waarom zullen zij nooit uit het geestelijke paradijs worden verbannen?
2 Sinds het naoorlogse jaar 1919 heeft Jehovah „redding” voor het gezalfde overblijfsel van de geestelijke Israëlieten bewerkstelligd door hen uit Babylon de Grote met haar wereldse minnaars te bevrijden. Ondanks alle religieuze vervolging die de leden van het gezalfde overblijfsel sindsdien hebben meegemaakt, blijken zij nog steeds „de klederen der redding” te dragen. Het overblijfsel is vastbesloten deze identificerende kleren te blijven dragen totdat Babylon de Grote en haar immorele minnaars in de naderende „grote verdrukking” zijn vernietigd. Aangezien zij dit doen, zullen zij nooit uit het geestelijke paradijs waarin Jehovah hen sinds 1919 heeft gebracht, worden verdreven en eruit worden verbannen.
3. Waarom werd het voor het gezalfde overblijfsel noodzakelijk in een „schoudermantel der rechtvaardigheid” gehuld te worden?
3 Aan „de klederen der redding” waarmee Jehovah zijn herstelde overblijfsel heeft getooid, wordt een „schoudermantel der rechtvaardigheid” toegevoegd. In de ogen van de wereld, vooral doordat de geestelijken der christenheid het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten in een verkeerd daglicht hadden gesteld, leek het alsof deze ware christenen in religieus opzicht onrechtvaardig waren. Zij werden voor ketters, valse profeten, valse Christussen, misleiders en kinderen van de Duivel uitgemaakt. Dat zij tot het doelwit van wereldomvattende vervolging werden gemaakt, scheen een bevestiging te vormen van de beschuldigingen die tegen hen werden ingebracht, vooral in de christenheid. Maar hoe bezag Jehovah hen?
4. Hoe gaf Jehovah er blijk van dat hij het berouwvolle, God-zoekende overblijfsel als rechtvaardig beschouwde, zodat hij hen rechtvaardigde?
4 De grote Rechter van allen veroordeelde hen niet en kleedde hen niet in gevangeniskleding, hetgeen zou betekenen dat hij hen uit zijn organisatie verbande. Omdat zij hem en zijn Woord zochten, nam hij het berouwvolle overblijfsel weer in zijn gunst op. Hij schonk hun het eervolle voorrecht zijn getuigen, zijn gezanten, te zijn, om „dit goede nieuws van het koninkrijk” tot een internationaal getuigenis „op de gehele bewoonde aarde” te prediken totdat dit goddeloze samenstel van dingen tot een einde is gekomen. Hij zorgde ervoor dat zijn naam, Jehovah, over hen werd uitgeroepen (Matth. 24:14; Jes. 43:10). Daarna gebruikte hij hen op een machtige wijze om zijn naam en voornemen tot de vier hoeken van de aarde bekend te maken. Het overblijfsel is hierdoor gerechtvaardigd!
5. Welke verandering van kleding ervoer het overblijfsel derhalve in figuurlijk opzicht, met een vreugde als die bij welke gelegenheid?
5 Het overblijfsel werd hierdoor voor het oog van de gehele wereld rechtvaardig verklaard. Figuurlijk gesproken werden zij in „de schoudermantel der rechtvaardigheid” gehuld. Op deze wijze ervoeren zij dat hun kleding veranderde van iets bezoedelds tot iets wat als sieraad diende (Jes. 52:1, 2). Hun vreugde hierover werd niet lang hierna gepubliceerd in het zes bladzijden tellende hoofdartikel in de uitgave van de Watch Tower van 1 februari 1925, getiteld „De staatsiemantel der rechtvaardigheid”, gebaseerd op Jesaja 61:10, Authorized Version. Hun vreugde was als die van een bruidegom en zijn bruid op hun trouwdag!
6. Hoe blijvend bleek deze verheuging van het gerechtvaardigde overblijfsel te zijn, en wie hebben zich met hen verheugd, door middel van welke praktische demonstratie?
6 Wat vreugde betreft, welnu, wat eerder in Jesaja’s profetie was voorzegd, is waar gebleken: „Verheuging tot onbepaalde tijd zal hun geworden” (Jes. 61:7). Thans, 43 jaar sinds 1935 G.T., blijft het geredde en gerechtvaardigde overblijfsel zich werkelijk verheugen, maar meer dan dat, de „grote schare” helpers van hen, nemen eveneens deel aan de vreugde. Uitgaande van het standpunt van de bijbel, zijn zij het gezalfde overblijfsel als „de priesters van Jehovah” en „de dienaren van onze God” gaan bezien. Zij onderscheiden dat die gezalfde klasse „met de klederen der redding” is bekleed en „in de schoudermantel der rechtvaardigheid” is gehuld. Zij uiten hun eigen vreugde hierover door Jehovah God te zamen met dit goedgekeurde overblijfsel van priesterlijke, openbare dienaren te dienen. Ondanks het feit dat de leden van de „grote schare” „vreemden” en „buitenlanders” worden genoemd en met herders, landbouwers en wijngaardeniers worden vergeleken, hebben zij het gezalfde overblijfsel enorm veel verlichting en hulp geboden. Het geestelijke paradijs heeft van hun aanwezigheid voordeel ondervonden. — Matth. 25:31-46.
7. Waarom kon dit twintigste-eeuwse wonder, evenmin als het voorjaar in Palestina, niet uitblijven?
7 Dit twintigste-eeuwse wonder zou als een vervulling van de bijbelse profetieën niet kunnen uitblijven, evenmin als het voorjaar in het land Palestina zou kunnen uitblijven. De profetie van Jesaja 61:11 zou nooit onvervuld kunnen blijven: „Want zoals de áárde haar uitspruitsel voortbrengt, en zoals de túin al het daarin gezaaide doet uitspruiten, zo zal Jehovah zelf rechtvaardigheid en lof doen uitspruiten ten aanschouwen van alle natiën.”
8. Waarom kon Jehovah de situatie nooit ongecorrigeerd laten, en tot in welke mate heeft hij zijn dienstknechten hun „loon” gegeven?
8 Hoezeer heeft Jehovah God in overeenstemming met zijn eigen woord gehandeld! Hij kon de situatie nooit ongecorrigeerd laten. Hij is de God die ’gerechtigheid liefheeft en roof met onrechtvaardigheid haat’ (Jes. 61:8). Op de betaaldag moest hij zijn hardwerkende dienstknechten „getrouwelijk hun loon geven”. Hij sloot het beloofde „nieuwe verbond” jegens zijn gezalfde dienstknechten, en hier heeft ook de „grote schare” voordeel van getrokken (Jer. 31:31-34). Hij heeft zijn christelijke getuigen reeds als zijn goedgekeurde dienstknechten gerechtvaardigd en zal hen nog verder „ten aanschouwen van alle natiën” rechtvaardigen. Hierdoor zal zijn eigen rechtvaardigheid voor het oog van het gehele universum op de voorgrond treden. Het zal ook tot zijn eigen eeuwige lof strekken doordat de lippen van allen die waarheid, rechtvaardigheid en zuivere aanbidding liefhebben, erover zullen spreken.
9. Door middel van welke mantel dienen wij ons altijd te identificeren?
9 Weg dan met „de neerslachtige geest”! Laten wij ons altijd door middel van „de mantel van lof” identificeren en ons uitbundig verheugen in Jehovah God door bemiddeling van zijn gezalfde Hogepriester, Jezus Christus. — Jes. 61:1-3.