-
Wat zendelingen leerden: Ken Jehovah als persoon!De Wachttoren 1979 | 15 september
-
-
van autoriteit betrokken is. — Openb. 20:1-10.
Een diepgaande bespreking van Maleachi hoofdstuk drie stond vervolgens op het programma van die dag. De spreker, C. Barber, waarschuwde dat het gevaar bestaat een negatieve houding te ontwikkelen, zoals in de dagen van Maleachi met sommigen het geval was, die zeiden: ’Het heeft geen waarde of nut God te dienen en zijn wetten te onderhouden’ (3 vs. 14). Maar hoe onwaar was dat! Degenen die Jehovah als persoon kennen, verheugen zich in de voortreffelijke omgang van een internationale broederschap en worden geestelijk rijk gemaakt door Gods overvloedige zegen (3 vs. 10). Deze personen worden hem tot een „speciaal bezit” of een „schat”, omdat zij hun geestelijke offers van goede werken in Jehovah’s tempel van aanbidding brengen (Mal. 3:16, 17, The Amplified Bible). De serie van zeven lezingen werd afgerond met een bespreking door de president van de school over de vervulling van de zeven plagen waarvan in Openbaring hoofdstuk 15 en 16 melding wordt gemaakt. Hij toonde aan welk een groot aandeel degenen die een aardse hoop voor de toekomst hebben, in het uitgieten van de met plagen te vergelijken boodschappen hebben gehad.
Deze afgestudeerden, die aan 12 landen werden toegewezen, zijn geen nieuwelingen, maar kenden God als persoon reeds jaren voordat zij op 11 maart afstudeerden. Viola Scott, zelf reeds meer dan 20 jaar een gedoopte christin, zei in feite: „Onze waardering voor Jehovah en onze liefde voor mensen bewogen mijn man en mij ertoe naar Gilead te gaan.”
Michael Molina was voordat hij een Getuige werd, mitrailleurschutter bij de Amerikaanse marineluchtvaartdienst geweest en had 284 oorlogsoperaties in Vietnam uitgevoerd. Hij was met talloze medailles beloond vanwege zijn moed. „Doden was mijn vak en ik was er erg goed in”, zei hij. Nu wierp hij zich, nadat hij een ander mens was geworden, op een carrière als een christelijke zendeling, hetgeen hem naar Guatemala voert, waar hij kan deelnemen aan het redden van levens — en dit alles omdat hij een persoonlijke verhouding tot Jehovah heeft opgebouwd.
Het prachtige programma dat door de studenten werd gepresenteerd bevatte een onderdeel waarin het gebruik van muziek in bijbelse tijden werd getoond, alsmede twee bijbelse drama’s. Toen het doek viel, waren alle aanwezigen zich dus meer bewust geworden van de noodzaak hun eigen verhouding tot Jehovah aan een onderzoek te onderwerpen en steeds dichter tot hem te komen.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1979 | 15 september
-
-
Vragen van lezers
● Deed Paulus in 1 Korinthiërs 2:9 een aanhaling uit een apocrief boek?
Neen, er is geen reden om dat te geloven.
Deze tekst luidt: „Maar zoals er staat geschreven: ’Geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, noch is het in het hart van een mens opgekomen al wat God heeft bereid voor degenen die hem liefhebben.’”
Het schijnt dat Paulus een aanhaling deed uit Jesaja 64:4. Maar zijn woorden komen niet exact overeen met de woorden van Jesaja 64:4 in de Hebreeuwse tekst of in de Griekse Septuaginta-vertaling. Daarom hebben sommige commentators geopperd dat Paulus een aanhaling deed uit apocriefe (niet-canonieke) boeken getiteld „De apocalypse van Elia” en „De hemelvaart en het visioen van Jesaja”, want beide bevatten dezelfde verklaring die in 1 Korinthiërs 2:9 wordt aangetroffen. Een aantal feiten getuigt echter tegen die zienswijze.
Geen van de schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften (Nieuwe Testament) heeft ooit een aanhaling uit dergelijke werken gedaan met de woorden: „Er staat geschreven . . .” Ook kan niet worden vastgesteld wanneer deze twee apocriefe boeken werden geschreven. Zelfs indien ze tamelijk vroeg werden geschreven, konden ze later zijn gewijzigd om Paulus’ woorden erin op te nemen, evenals andere apocriefe werken later werden vervalst en veranderd.
● Was de apostel Paulus het oneens met het eerste-eeuwse besturende lichaam over het eten van vlees dat aan afgoden was geofferd, zoals sommigen concluderen door Handelingen 15:28, 29 met 1 Korinthiërs hoofdstuk 8 te vergelijken?
Neen, want de bewijzen tonen aan dat Paulus het volledig eens was met de beslissing van de apostelen en oudere mannen.
In het jaar 49 legden Paulus en Barnabas de vraag of heidense bekeerlingen besneden moesten worden, aan het lichaam van oudere mannen en
-