Ik was een verslaafde gokker
Het verhaal van de succesvolle strijd die een man gevoerd heeft om met gokken op te houden, na zeventien jaar een verslaafde gokker te zijn geweest
IK VOEL soms nog steeds de drang om te gokken, zoals wanneer ik langs een OTB-lokaal loop. Er komen soms drommen mensen uit met renbaanformulieren in de hand. Voordat ik het besef, denk ik bij mijzelf: „Zou het me nog lukken op een paar goede paarden te wedden?” De gedachte schijnt spontaan bij mij op te wellen. Ik verzet mij ertegen — door de andere kant op te kijken en wat sneller door te lopen.
Zeventien jaar lang ben ik een verslaafde gokker geweest. Mijn leven werd door wedden beheerst. Ik móest gewoon wedden. Het was belangrijker voor mij dan eten, drinken, slapen, seks — ja, dan alles!
WAT IK VOOR LEVEN LEIDDE
Gedurende die jaren bleef ik ’s nachts op in verband met het „handicappen” van paarden en koos ik de paarden uit waarop ik de volgende dag zou wedden. Of ik werkte ’s nachts om overdag vrij te zijn en de paardenraces te kunnen bijwonen. Ik bedelde, leende en stal geld om te kunnen gokken. Alles wat wij aan waardevolle bezittingen bezaten, bevond zich in het een of andere pandjeshuis.
Zodra ik mijn loon in handen had, ging ik naar de renbaan. „Ik zal $10 verwedden en zien of ik er meer van kan maken”, zei ik bij mijzelf. Het paard verloor natuurlijk meestal, en dan zei ik weer: „Ik móet mijn geld terug hebben; ik móet revanche nemen.” Steeds weer opnieuw verloor ik op deze wijze wat ik net had verdiend.
Dit betekende dat er geen geld was voor voedsel, kleding of de huur. Vaak moest ik honger lijden, maar ook mijn vrouw en twee dochtertjes. Wij hadden weinig kleren en vaak werden wij door de huisbaas op straat gezet omdat wij de huur niet konden betalen. Of wij verhuisden om illegale geldschieters uit de weg te gaan.
Nagenoeg elke gokker die ik kende, stond bij de een of andere illegale geldschieter in het krijt — soms bij verscheidenen van hen. Officiële kredietgevers zullen geen geld lenen aan personen die diep in de schuld zitten. Maar deze onderwereldfiguren doen dit wel.
Ik ging vaak naar zo’n geldschieter om bijvoorbeeld $25 te lenen. Voor een lening van $25 moest men $30 terugbetalen, hetgeen in termijnen kon gebeuren, zoals bijvoorbeeld $6 per week gedurende vijf achtereenvolgende weken. Indien men in een bepaalde week niet kon betalen moest men een rentetoeslag, „vigorish” genaamd, betalen, ongeveer $2 op een lening van $25. Deze $2 was echter niet van invloed op de hoofdsom. Iemand zou tot onbepaalde tijd elke week de rentetoeslag van $2 kunnen betalen en nog steeds de resterende hoofdsom schuldig zijn. Natuurlijk lijkt een bedrag van $2 thans niet erg veel, maar dat was het destijds, in de jaren twintig en dertig, beslist wel.
Die „geldschieters” konden erg ruw zijn. Zij hadden hun eigen „zware jongens”. Ik kan me herinneren dat een vriend van mij verschrikkelijk werd afgetuigd omdat hij niet kon betalen. Ik leefde dus vaak in vrees. Wanneer de situatie werkelijk wanhopig werd, pakte ik mijn biezen en vertrok. Gelukkig hebben mijn gezinsleden, en ook ikzelf, nooit fysiek letsel opgelopen.
OVERAL GOKKEN
U zult misschien moeilijk kunnen geloven hoe intensief er wordt gegokt. Waar ik ook werkte, hetgeen gewoonlijk in restaurants en bars was, overal hoorde ik alleen maar over „de paarden” praten. Er werd echter ook nog op andere manieren gegokt.
Overal in New York waren goed uitgeruste illegale speelhuizen. Maar men kon er alleen maar op recommandatie van anderen en na „goedgekeurd” te zijn, binnenkomen. Er werd roulette gespeeld, gepokerd en gedobbeld — ja, er waren allerlei soorten van kansspelen. Ik bezocht deze gelegenheden. Maar meestal wedde ik op paarden.
Ik ging vaak naar de renbaan, maar nog vaker wedde ik via plaatselijke bookmakers. Dit is opwindender, want dit gaat met meer actie gepaard. Hiermee bedoel ik dat bookmakers allerlei gecompliceerde en met grote risico’s gepaard gaande wedmogelijkheden in verband met paardenrennen bieden die niet door wettelijke weddenschapsystemen worden geboden. Dit is een van de redenen waarom rasechte gokkers zich niet zo tot deze laatste aangetrokken voelen.
„Numbers”, waarbij in verband met bepaalde getallen wordt gegokt, vormde voor mij vooral een grote attractie. De getallen voor elke dag waren uit drie eenheden samengesteld, bijvoorbeeld 8-3-9. De eerste eenheid werd verkregen door de laatste dollar-eenheid te nemen van het totaalbedrag dat na de eerste drie wedrennen door de totalisator werd aangegeven. Indien de uitkering na die wedrennen $359,73 bedroeg, was de eerste eenheid 9. Na de vijfde en de zevende wedren werd vervolgens op dezelfde wijze gebruik gemaakt van het totaalbedrag van de door de totalisator aangegeven uitkeringen om aan de laatste twee eenheden te komen.
Ik wedde vaak via een tussenpersoon die voor een bookmaker werkte. Gedurende een lange tijd was onze melkbezorger mijn vaste tussenpersoon voor het spelen van „numbers”. Ik verwedde meestal vijftig cent, en gaf hem dan elke ochtend het geld en het formuliertje. Ik kan me herinneren dat ik één keer het gehele getal goed had gegokt: 8-3-9, hetgeen me een uitkering opleverde van $300 — heel wat geld voor 50 cent!
HET SOORT VAN METGEZELLEN
Wij gokkers spraken dezelfde taal, aangezien wij dezelfde overheersende belangstelling hadden, met de daarmee gepaard gaande opwinding en moeilijkheden. Maar met oprechte belangstelling voor elkaar was het droevig gesteld. Neem die melkbezorger bijvoorbeeld.
Ik vertrouwde hem, aangezien ik hem al lang kende en hij mij altijd uitbetaalde als ik had gewonnen. Nadat ik die $300 had gewonnen, was ik dus niet achterdochtig toen hij me uitnodigde om bij hem thuis aan een groot dobbelspel deel te nemen. Toen ik bijna al mijn geld had verloren, besefte ik pas dat het spel oneerlijk was. Ik was „beetgenomen”.
Dat was echter lang niet de enige keer dat „vrienden” mij bedrogen. Eens gaf ik een medewerker geld en een lijst paarden waarop hij moest wedden. Hij werkte in ploegendienst en zou die middag naar de bookmaker gaan. Later hoorde ik de uitslagen van de wedrennen en was stomverbaasd dat ik op vier winnende paarden had gewed! Toen mijn „vriend” die avond binnenkwam, was ik vanzelfsprekend opgewonden van blijdschap en wilde mijn uitkering hebben. Maar hij kwam met verontschuldigingen aandragen waarom hij niet had gewed. Ik kon het niet bewijzen, maar ik ben er zeker van dat hij de uitkeringen in zijn zak had gestoken.
Gokkers zijn werkelijk oneerlijke mensen! Heel wat kleine bookmakers zijn er met het geld dat ik had gewonnen vandoor gegaan. De waarheid is echter dat ik geen haar beter was. Ik leende vaak geld en gaf het nooit terug, terwijl ik zelfs regelrecht geld stal.
VERLOKKING EN OPWINDING
Ik besefte dat wat ik deed verkeerd was. Maar ik was verslaafd aan de gewoonte, terwijl vooral de verlokking van gemakkelijk verkregen geld mij in haar greep had.
Ik had al eerder gegokt, want als opgeschoten jongen dobbelde ik al in de straten van Philadelphia terwijl ik later, toen ik als jongen van zeventien jaar van huis was weggelopen om te gaan varen, aan boord van het schip poker speelde. Maar pas in 1928, het jaar waarin ik trouwde, kreeg ik belangstelling voor paarden.
Ik werkte destijds aan het lunchbuffet van een drugstore op de hoek van de 49ste Straat en Lexington Avenue in New York. De opgewonden blijdschap van de paardenwedders over hun winsten fascineerde mij. Later kwam ik te weten dat zij nooit over hun verliezen spraken. „Ik moest ook maar eens proberen op zo’n gemakkelijke manier aan geld te komen”, redeneerde ik.
Ik merkte op dat de gokkers hun inlichtingen over de paarden uit de Daily Mirror haalden. Op zekere dag koos ik aan de hand van deze krant dus twee paarden uit en wedde erop. Ik kan me hun namen nog altijd herinneren: Buck Hero en Sunflower. Met „het geluk van de beginneling” won ik op beide paarden!
Nu ik had gewonnen, kon ik met de andere wedders meepraten. „Wat jammer dat je geen ’parlay’ [een serie loten waarbij men de oorspronkelijke inzet, te zamen met de winst erop, riskeert ten behoeve van de volgende weddenschappen] had”, zei een van hen, „dan zou je werkelijk een enorme slag geslagen hebben.” Het duurde niet lang of ik probeerde alle wedmogelijkheden uit. Ik begon de paarden werkelijk te bestuderen en begon zelf te „handicappen”.
Af en toe ging ik naar de renbaan en maakte een grote winst. Ik voelde me werkelijk opgewonden en trots. Ik betaalde soms enkele schulden af, maar de volgende dag was ik weer terug bij de renbaan ’om een werkelijk grote slag te slaan’ — en verloor dan meestal alles.
En toch bleven wij met gokken doorgaan, terwijl wij er altijd op rekenden voor die grote uitkering in aanmerking te komen. Ik was in een katholiek weeshuis grootgebracht, waar ik over het gebed had geleerd. Ik bad daarom vaak of mijn paarden mochten winnen — terwijl ik in mijn wanhoop af en toe zelfs tot de Duivel bad.
Gokken heeft mijns inziens zijn fascinerende bekoring ook te danken aan de geweldige verwachting die wordt opgebouwd met betrekking tot de uitslag. Om die opwindende spanning maar te rekken, liet ik iemand vaak de uitslagen van de wedrennen in de krant nakijken en stelde dan zulke vragen als: „Had het winnende paard van de tweede wedstrijd tien letters in zijn naam? Hoe zwaar was het gewicht dat hij droeg? Hoeveel leverde hij op? Wie was de jockey?”
Na de eerste of de tweede vraag wist ik al uit de antwoorden dat ik uiteindelijk te horen zou krijgen dat het paard had gewonnen. Ten slotte vroeg ik dan of zo-en-zo — het paard waarop ik had gewed — had gewonnen. Ik was werkelijk verrukt als dit het geval bleek te zijn.
POGINGEN OM OP GOEDE PAARDEN TE WEDDEN
Het „handicappen” van paarden was een ingewikkelde procedure. Soms nam het uren in beslag één goed paard uit te kiezen om op te wedden. Vaak kwam ik tot de gevolgtrekking dat een wedren geen goede mogelijkheden bood om een inzet te doen. Maar wat gebeurde er dan?
Dan droomde ik die nacht dat een bepaald paard won en wedde ik er de volgende dag op. Of dan ging ik naar de renbaan en bemerkte dat Straw Hat (Strohoed) die dag rende en dat ik, onbewust, een strohoed had opgezet. Vanzelfsprekend wedde ik dus op Straw Hat. Ik herinner me dat er op een keer een blik ananas van een plank viel en op het hoofd van mijn broer terechtkwam. Toen hij naging welke paarden er die dag aan de wedstrijd zouden deelnemen, merkte hij een paard op met de naam Pineapple (Ananas). Hij wedde op dat paard en won! Gokkers zijn zo. Zij zijn erg bijgelovig. En in plaats dat zij zich aan hun uitgedachte keuzen houden, gaan zij bij het wedden op hun voorgevoel af.
Ik ben ervan overtuigd dat de Rooms-Katholieke Kerk zich van deze karakteristieke trek van gokkers bewust is. Er waren tenminste altijd nonnen in de omgeving van de renbaan met hun collectebussen. Hoe kon een katholiek, wat velen van ons waren, een „zuster” passeren zonder iets te geven en dan toch nog verwachten succes te hebben met het wedden op paarden? Wij deden dus geld in de collectebus.
Weet u waarom ik zo vaak op het nummer 839 wedde — het nummer dat eens raak was en mij $300 in het laatje bracht? Omdat ik in de 8ste maand ben geboren, mijn oudste dochter in de 3de maand en mijn vrouw in de 9de maand. Het was puur bijgeloof. Ik beschouwde het als mijn geluksnummer — en een paar keer heeft het me inderdaad geluk gebracht.
De feiten waren echter dat ik meer verloor dan won en dat het leven miserabel was, vooral voor mijn gezin. Ik wilde ermee ophouden. Ik nam dan het besluit: „Ik doe het niet. Ik wed gewoon niet meer op paarden. Ik kijk zelfs geen paardentabel meer in.” Maar wat gebeurde er dan?
Als ik dan op mijn werk was, zei degene die naast mij werkte: „Zeg, je weet toch dat ik gisteren op zo-en-zo heb gewed? Nou, ik heb er zoveel mee gewonnen.” Dan dacht ik bij mezelf: „Ik heb ook altijd op dat paard gewed.” En voordat ik het wist, wedde ik weer op paarden.
EEN KEERPUNT
In 1944 gebeurde er echter iets dat ten slotte mijn leven zou veranderen. Ik was met mijn gezin tijdelijk uit New York verhuisd om te werken in Patterson Field, enkele kilometers buiten Dayton, in de Amerikaanse staat Ohio. Mijn dochter abonneerde zich op het tijdschrift Seventeen, waarbij als premie een gangbare best-seller of de bijbel werd aangeboden. Ik koos de bijbel omdat ik altijd al een bijbel had willen hebben. Toen kwam er enkele dagen later een man bij mij aan de deur die het boek „De Waarheid Zal U Vrijmaken” bij mij achterliet.
Toen ik enkele weken later op een avond alleen thuis was, nam ik het boek op en begon erin te lezen. Het zei me meer dan alles wat ik ooit over religie en de bijbel had gehoord. Ik was ervan overtuigd dat het mij de weg wees naar iets wat mooier was dan ik in al de achtendertig jaar van mijn leven had gehoord.
Ik was verrukt toen de man terugkwam en aanvaardde zijn uitnodiging een vergadering van Jehovah’s getuigen bij te wonen. Maar toen werd ik ziek. Na een lang verblijf in het ziekenhuis keerde ik naar New York terug. De man in Ohio trof echter regelingen dat een Getuige mij daar zou bezoeken.
Toen ik een uitnodiging voor een vergadering aanvaardde, bemerkte ik dat de Getuige die mij vergezelde, niet rookte, dus vroeg ik hem: „Roken Jehovah’s getuigen?” Ik herinner me dat ik op het negatieve antwoord dat ik kreeg, bij mezelf dacht: „Dan sta ik erbuiten. Roken en gokken zijn twee gewoonten die ik nooit zal kunnen opgeven.” Maar ik had het bij het verkeerde eind.
WAT DE VERANDERING MOGELIJK MAAKTE
Voor het eerst begon ik te beseffen wat een geweldige Schepper wij hebben. O, ik geloofde voordien wel in God. Ik wist dat hij bestond. Hoe zou het met verstand begaafde leven, dat gekenmerkt wordt door zijn gecompliceerdheid, anders zijn ontstaan? Maar nu begon God werkelijk voor mij te worden. Ik zag in dat hij een voornemen heeft tot zegen van de mensheid.
Reeds vele malen eerder had ik het gebed opgezonden dat ons in het weeshuis was geleerd: „Onze Vader, die in de hemel zijt: Uw naam worde geheiligd. Uw rijk kome. Uw wil geschiede op aarde, zoals in de hemel” (Matth. 6:9, 10, Petrus-Canisiusvertaling). Maar nu begon ik te beseffen dat Gods koninkrijk een werkelijke regering is, en dat wij ten slotte de tijd in de geschiedenis hadden bereikt dat God die regering in werking had gesteld, hetgeen wereldschokkende gevolgen had.
Ik was ervan overtuigd dat het huidige samenstel beslist vervangen moest worden. En het vervulde mij met geestdrift dat de Almachtige God werkelijk van plan was dit te doen. De profetie in het bijbelboek Daniël kreeg in het bijzonder betekenis voor mij: „De God des hemels [zal] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal . . . al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Dan. 2:44). De bijbelprofetieën omtrent een aards paradijs, zonder ziekte en dood, hadden ook een krachtige invloed op mijn leven. — Ps. 37:9-11; Openb. 21:3, 4.
Ik kwam tot de conclusie dat als dàt Gods voornemen tot zegen van de mensheid was, ik mijn waardering kon tonen door mijn best te doen Zijn vereisten te gehoorzamen. Een van de vereisten die ik leerde, was dat een man ’voor de zijnen moet zorgen, en in het bijzonder voor hen die leden van zijn huisgezin zijn’ (1 Tim. 5:8). Dus begon ik dit te doen, hetgeen het natuurlijk noodzakelijk maakte dat ik mijn gokken op drastische wijze besnoeide. Mijn gezin en anderen die mij kenden, kwamen werkelijk onder de indruk van de verandering die zij in mij zagen.
Een groeiend verlangen om de Almachtige God te behagen, maakte deze verandering mogelijk. Maar ook heeft het mij bijzonder geholpen de gezonde lectuur van Jehovah’s getuigen te lezen en geregeld met hen samen te komen. Als ik naar hun vergaderingen ging, waren zij altijd vriendelijk. Zelfs mensen die ik helemaal niet kende, kwamen naar mij toe om mij te begroeten. En ik kon zien dat hun vriendschap echt was; ze was niet gehuicheld. Wanneer men geregeld met zulke mensen omgaat, wordt men werkelijk in gunstige zin beïnvloed. Ik hield zelfs op met roken.
ER VOLLEDIG MEE BREKEN
Maar gokken had mij veel sterker in de greep. Ik was verbaasd, want ik dacht dat het veel gemakkelijker zou zijn met gokken op te houden dan met roken. De drang tot gokken was echter overweldigend en maakte dat ik ging rationaliseren: „Gokken wordt nergens in de bijbel verboden. En ik zorg voor mijn gezin.” Dus wedde ik zo nu en dan. Het was zelfs zo dat ik tijdens het eerste congres van Jehovah’s getuigen dat ik in 1946 in Cleveland, Ohio, bezocht, de meeste programma-onderdelen bijwoonde, maar één middag oversloeg om naar de renbaan te gaan.
Dit ging zo jarenlang door. Ik kon de drang gewoon niet weerstaan. „Ik heb een paar extra dollars”, zo redeneerde ik verontschuldigend, „dus kan ik mij een beetje plezier veroorloven.” Na verloop van tijd begon ik echter meer te gokken dan ik ooit van plan was geweest. Omstreeks deze tijd geraakte ik ook in financiële moeilijkheden, zozeer zelfs dat mijn positie in de christelijke gemeente in gevaar kwam. Het was een crisis in mijn leven.
Christelijke broeders kwamen mij echter liefdevol te hulp. Zij gaven mij geduldig raad en leiding. En door het lezen van artikelen in De Wachttoren en Ontwaakt! begon ik steeds meer te beseffen hoe slecht gokken feitelijk is. Vooral het artikel in de Ontwaakt! van 1964 getiteld „Mogen christenen gokken?” maakte indruk op mij. Het hielp mij te beseffen dat er werkelijk een schriftplaats tegen gokken is.
Ik wist hoe bijgelovig gokkers zijn, doordat zij altijd trachten te winnen door „Vrouwe Geluk” aan te roepen. Zij liegen en bedriegen en doen bijna alles om maar te winnen — winnen wordt een afgod en Vrouwe Geluk een godin. De in dat artikel besproken schriftplaats, namelijk Jesaja 65:11, trof mij dus werkelijk. Daarin wordt gesproken over degenen die de ware God verlaten en ’een tafel in orde brengen voor de god van het Geluk en gemengde wijn schenken voor de god van het Lot’.
Toen ik dit las, begon ik te beseffen hoe nauw gokken verbonden is met valse aanbidding. Het deed mij er trouwens aan terugdenken hoe wij dikwijls bemerkten dat personen op hun eerste inzetten wonnen — „het geluk van de beginneling” noemden wij dat. Maar nu ben ik ervan overtuigd dat dit het snode plan van de Duivel is om mensen tot gokken te verleiden, door de zaken op de een of andere wijze zo te manoeuvreren dat zij eerst winnen en hen aldus te verstrikken in een ontaarde vorm van valse aanbidding, waarin zij het geld en het Geluk verafgoden.
Toen ik tot dit besef kwam, begon ik als nooit tevoren tegen de drang tot gokken te vechten. Ik weigerde eraan toe te geven! Het is nu al jaren geleden dat ik voor het laatst heb gewed, en nog voel ik soms de drang in mij opkomen. Maar omdat ik weet dat de Almachtige God gokken niet goedkeurt, ben ik vastbesloten nooit ofte nimmer meer te wedden.
Als u er ooit toe wordt verleid te gokken, denk dan aan de verschrikkelijke vruchten ervan — wat het mensen doet, hoe het hen ontaardt en zelfs in valse aanbidding verstrikt. En doe nooit die eerste inzet! Als u reeds verstrikt bent door de drang tot gokken, wees er dan van verzekerd dat u dit euvel te boven kunt komen. Er is een manier om ervan af te komen, en Jehovah’s getuigen zullen u graag helpen, evenals zij mij hebben geholpen. — Ingezonden.