Inzicht in het nieuws
Wiens lichaam is het?
● Tot voor kort bestond de neiging om wanneer een patiënt wiens leven misschien op het spel stond, de voorgeschreven medische behandeling weigerde, de tussenkomst van een rechtbank in te roepen zodat de patiënt gedwongen kon worden een bepaalde behandeling te ondergaan. „Maar de laatste tijd begint men te twijfelen” aan deze neiging, aldus Medical World News. Het blad merkte op dat twee recente rechtszaken in de V.S. waarbij het ging om een controversiële behandeling van kanker, duidelijk maakten dat „het recht van de patiënt om over zijn eigen lichaam te beslissen, dermate fundamenteel was, dat de staat wel een overweldigend goede reden dient te hebben om dat recht aan te tasten”.
De rechter in een van de zaken (Rutherford vs. US) zei over het dilemma waarvoor een gewetensvol arts zich geplaatst kan zien door de vrijheid van keuze die de patiënt heeft: „Het is nooit makkelijk voor iemand die zich betrokken voelt en die meent bijzonder goed ingelicht te zijn, toe te zien hoe anderen hun vrijheid gebruiken op een wijze die hem onverstandig voorkomt.”
De rechter schreef echter dat „ongevoelig te zijn voor de zeer fundamentele aard van de burgerlijke vrijheden die in het geding zijn . . . en voor het feit dat het doen van een keus, ongeacht de juistheid ervan, het exclusieve recht is van de persoon wiens lichaam door de ziekte wordt aangetast, betekent dat er heel weinig begrip wordt getoond voor de essentie van onze vrije maatschappij”.
„Logica van een morele jungle”
● Vijfdeklassers van een middelbare school bij Peterborough, in de Canadese Provincie Ontario, hebben 41 brieven geschreven aan de godsdienstredacteur van de Toronto Star. Uit deze brieven bleek dat zij er „over het geheel genomen niet mee instemden dat er absolute zedelijke maatstaven voor goed en kwaad bestaan”. Volgens de godsdienstredacteur, T. Harpur, „betoogden zij in plaats daarvan dat zeden een kwestie van individuele keuze zijn”. In een begeleidend opinie-artikel schreef Harpur: „In bepaalde opzichten zijn [de leerlingen] gevoeliger voor onrecht dan hun ouders. Toch is de logica van hun brieven, als men doorredeneert, de logica van een morele jungle, waar ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen.”
Zoals christenen weten, „staat [het] niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jer. 10:23). Bovendien waarschuwt de Schrift dat „een aan zichzelf overgelaten jongen . . . zijn moeder beschaamd [zal] maken” (Spr. 29:15). Wat is het dan uitermate belangrijk dat godvrezende ouders hun zoons en dochters de hoogste morele maatstaven — die van ’s mensen Maker — inprenten!
„Hiernamaals”-ervaringen betrouwbaar?
● Wat valt er te zeggen over mensen die bijna dood zijn geweest en weer herstelden, waarna zij beweerden dat zij geestelijke of buitenlichamelijke ervaringen hadden opgedaan? Velen beschouwen dit als een bewijs dat er een leven na dit leven is of dat een onsterfelijke ziel bij de dood blijft voortleven. Nathan Schnaper, die als psychiater verbonden is aan de Geneeskundige Kliniek voor Spoedgevallen in de Amerikaanse staat Maryland, is het hier echter niet mee eens. Hij „ziet elk jaar in zijn werk honderden weer tot leven gekomen traumapatiënten”, bericht Medical World News, „en hecht weinig geloof aan de verhalen, omdat hij ze als psychologische fantasieën beschouwt”.
Dr. Schnaper zegt dat de honderden patiënten die hij heeft gesproken, „zeggen dat het erg onaangenaam was en er niet graag over willen spreken, àls zij zich er nog iets van herinneren”. Hij gelooft dat degenen die beweren zich buitenlichamelijke gebeurtenissen te herinneren, „een vacuüm ervaren, en psychologisch kunnen wij niet in een vacuüm vertoeven. Het is een leegte die gevuld moet worden, en daarom bedenken zij deze ervaringen. . . . Ik geloof niet dat er enig bewijs voor bestaat dat deze mensen een hiernamaals hebben bezocht”.
Medical World News merkt op dat zelfs een arts die er een voorstander van is dat zulke „hiernamaals”-ervaringen verder worden onderzocht, toegeeft dat „er mogelijk een biochemische, elektrische of hypoxemische [zuurstoftekort] verklaring voor kan bestaan”. — Zie De Wachttoren van 15 januari 1978, blz. 30, 31.
De recente vloed van beweringen met betrekking tot onsterfelijkheid, vormt er derhalve geen reden voor te twijfelen aan de duidelijke bijbelse leer dat ’wat de doden betreft, zij zich van helemaal niets bewust zijn’ en dat ’op die dag [van de dood] zijn gedachten vergaan’. — Pred. 9:5: Ps. 146:4.