Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w59 1/4 blz. 200-207
  • Weg met het oude — Leve het nieuwe!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Weg met het oude — Leve het nieuwe!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • TWEE SOORTEN VAN GODDELIJK WERK
  • „Zij zullen stellig tegen u strijden”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Gesterkt om Jehovah’s woorden te spreken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • De „Koning der natiën” — onze enige hulp
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
  • De „beker” die alle natiën uit Gods hand moeten drinken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
w59 1/4 blz. 200-207

Weg met het oude — Leve het nieuwe!

„Zie, ik stel u heden over de natiën en over de koninkrijken aan om uit te rukken en af te breken, om te verwoesten en neer te halen, om te bouwen en te planten.” — Jer. 1:10.

1. Van wie was voorzegd dat zij om Jezus’ naam door alle natiën gehaat zouden worden?

„DAN zal men u overleveren aan verdrukking en men zal u doden, en gij zult om mijn naam door alle natiën worden gehaat. . . . En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt om alle natiën een getuigenis te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:9-14). Degene die deze woorden sprak en om wiens naam zij door alle natiën gehaat zouden worden, was Jezus Christus, terwijl zij die door alle natiën gehaat zouden worden, zijn discipelen waren, zijn volgelingen die met zijn naam waren verbonden en in zijn naam predikten. Zij waren christenen, ware christenen, die er niet tegenop zagen om zijn naam haat te verduren. Wanneer zou deze haat tegen hen ontbranden?

2. Wanneer zou deze haat tegen hen ontbranden?

2 Door de tijdsbepaling dan wordt te kennen gegeven dat dit zou gebeuren wanneer Jezus’ profetie in vervulling zou gaan: „Natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn. Al deze dingen zijn een begin der smarten.” Dit begin der smarten, dat nog door meer en heviger smarten gevolgd zou worden, zou het begin van de voleinding van het samenstel van dingen vormen. — Matth. 24:7, 8, 3.

3. Wanneer deden de internationale smarten hun intrede, en welke gebeurtenissen begonnen zich toen voor te doen?

3 Onze bekende moderne geschiedenis verschaft ons het bewijs dat dit begin der smarten, dit begin van de voleinding van het samenstel van dingen, meer dan vierenveertig jaar geleden, in het jaar 1914, is begonnen. Op 28 juli van dat jaar verklaarde het koninkrijk Oostenrijk de oorlog aan het koninkrijk Servië, waarna de eerste Wereldoorlog volgde, vergezeld van de vele andere dingen die Jezus had voorzegd. In die belangrijke tijd begon er iets onder te gaan terwijl iets anders begon op te komen.

4. In welke verhouding dienen Jezus’ volgelingen tot de natiën te staan?

4 Jezus’ ware en trouwe volgelingen moeten volgens zijn zojuist aangehaalde woorden in een bepaalde verhouding tot de natiën staan. Hoewel zij zich natuurlijk in het geheel niet met de nationale politiek mogen inlaten, wonen zij toch te midden van de natiën der aarde, waar zij het zich moeten laten welgevallen dat zij door alle natiën worden gehaat en waar zij overal — dus ook in de landen van Europa en in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika — dit goede nieuws van het Koninkrijk moeten prediken ten einde alle natiën een getuigenis te geven.

5. Waarom worden Jezus’ volgelingen thans door alle natiën gehaat — alleen omdat zij zijn naam dragen of ergens anders om?

5 Waarom zouden zij door alle natiën gehaat moeten worden? Dit kan niet alleen om Christus’ naam zijn. Zowel in Europa en in Noord- en Zuid-Amerika als in het overige gedeelte van de christenheid bevinden zich honderden miljoenen mensen die christenen worden genoemd en in geen geval worden gehaat maar daarentegen bij de natiën van deze wereld hoog in aanzien zijn. Iedereen kan echter wel een naam aannemen. Behalve die naam moet er dus nog iets anders zijn waardoor de haat van alle natiën, niet één uitgezonderd, wordt teweeggebracht, en wel, dat wat Christus’ bij de juiste naam genoemde volgelingen ter vervulling van zijn profetie doen, namelijk hun prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” ten einde een getuigenis te geven. Welk koninkrijk wordt hier bedoeld? Wel, welk koninkrijk of welke politieke regering op aarde is thans een bron van goed nieuws? Geen enkele regering! Jezus verwees in zijn profetie ook niet naar een van deze regeringen. Er was maar één koninkrijk waar hij altijd over sprak — slechts dat ene koninkrijk, dus er is geen vergissing mogelijk — en dat was Gods koninkrijk. Deze regering is de enige bron van goed nieuws in deze tijd. Door slechts dit koninkrijk te prediken en gewillig de haat van de zijde van alle natiën te ondergaan welke de prediking van dit koninkrijk nu eenmaal met zich meebrengt, geven Jezus’ volgelingen er in deze tijd blijk van ware christenen te zijn.

6. Met wie zouden Jezus’ volgelingen volgens zijn profetie over hen veel gelijkenis vertonen, en waarom?

6 Het laat niets aan duidelijkheid te wensen over dat Jezus Christus voorzei dat zijn volgelingen, die aan alle natiën getuigenis zouden geven, zowel over het einde van het oude als het begin van het nieuwe schokkende dingen te vertellen zouden hebben of zouden prediken. Hierdoor zouden zij over de gehele wereld een storm van protest uitlokken en zich de haat van alle natiën van dit oude samenstel van dingen op de hals halen. In dit opzicht lijken zij veel op de profeet Jeremia uit de oudheid, die meer dan 600 jaar voor de komst van Jezus Christus leefde en predikte. Toen Jezus op aarde was, hielden vele joden hem ten onrechte voor Jeremia de profeet (Matth. 16:13, 14). Jezus had gedeelten uit de profetie van Jeremia aangehaald terwijl Jeremia op zijn beurt dingen over Jezus Christus had geprofeteerd. Jeremia had ook belangrijke dingen over Jezus’ volgelingen voorzegd en in feite het overblijfsel of de overgeblevenen van Jezus’ gewijde en gezalfde volgelingen die in deze tijd van het verdwijnen van het oude en het verschijnen van het nieuwe op aarde leven, voorschaduwd.

7. Wat stond er toen Jeremia begon te prediken, op het punt in het religieuze rijk te gebeuren, en waarom is het thans dus noodzakelijk naar het door Jeremia voorschaduwde overblijfsel te luisteren?

7 Deze voorafschaduwing en de vervulling ervan in deze dagen werd voor een groot deel door de tijd waarin Jeremia leefde, bepaald. Hij begon in een tijd te profeteren dat er iets hartverscheurends, iets ongelooflijks, op het punt stond te gebeuren, namelijk de vernietiging van de heilige stad Jeruzalem en het plunderen en afbranden van haar aan de aanbidding van Jehovah God gewijde tempel. Precies veertig jaar nadat Jeremia als een getuige van Jehovah begon te profeteren, vond deze bijzonder schokkende gebeurtenis op het gebied van de godsdienst plaats; Jeremia predikte namelijk van 647 v. Chr., het dertiende jaar van de regering van de goede koning Josia in Jeruzalem, tot 607 v. Chr., het jaar dat de Babylonische legers onder de zegevierende koning Nebukadnezar de door de wijze Salomo gebouwde tempel vernietigden. In deze tijd wordt de vrees voor de vernietiging van de georganiseerde religie der christenheid steeds groter. Wat staat haar te wachten? Voor het antwoord dienen de mensen naar de duidelijke prediking van het door Jeremia voorschaduwde overblijfsel te luisteren, aangezien zij de mensen de hedendaagse vervulling van Jeremia’s profetieën prediken.

8, 9. (a) Hoe en door wie werd Jeremia een profeet? (b) Wanneer was voor Jeremia de juiste tijd aangebroken met Gods werk te beginnen, en waarom behoefde hij niet voor het aangezicht van oudere mannen te vrezen?

8 Wie heeft hen tot profeet aangesteld om met de autoriteit te spreken waarop zij aanspraak maken? Welnu, wie had Jeremia tot profeet aangesteld? Jeremia was een zoon van een joodse priester in de stad Anathoth, even ten noorden van Jeruzalem. Hierdoor werd hij echter niet automatisch tot profeet gemaakt. Ook kan hij zich onmogelijk zelf tot profeet hebben aangesteld, daar hij er reeds vóór zijn geboorte toe was bestemd een profeet te zijn. Toch kon hij er, toen hij van de roeping waarvoor hij was uitgekozen op de hoogte werd gebracht, uit eigen beweging gehoorzaam in toestemmen als een profeet te dienen. Jeremia vertelt ons hoe en door wie hij tot profeet werd aangesteld: „Jehovah’s woord begon tot mij te geschieden, zeggende: ’Voordat ik ertoe overging u in de buik te vormen, kende ik u, en voordat gij uit de baarmoeder begont voort te komen, heiligde ik u. Tot een profeet voor de natiën heb ik u aangesteld.’ Ik zei echter: ’Ach, O Here Jehovah! Zie, ik weet werkelijk niet wat ik moet spreken, want ik ben nog maar een jongen.’ En Jehovah zei vervolgens tot mij: ’Zeg niet, „Ik ben nog maar een jongen,” doch tot allen tot wie ik u zal zenden, zult gij gaan en alles wat ik u zal gebieden, zult gij spreken. Wees niet bevreesd wegens hun aangezicht, want „Ik ben met u om u te bevrijden”, luidt de uitspraak van Jehovah’” (Jer. 1:4-8). Het is duidelijk dat Jeremia voor een bepaald werk werd geboren. De vraag was nu: Zou hij zich voor het werk bekwamen? Zou hij bereid zijn het op zich te nemen? Dat hij zich niet tegen de taak opgewassen voelde, legde geen gewicht in de schaal.

9 Jeremia verzette zich niet of kwam niet in opstand omdat er werk voor hem was weggelegd. Hij toont nog verder aan hoe God hem tot profeet maakte door te zeggen: „Jehovah strekte vervolgens zijn hand uit en liet haar mijn mond aanraken. Toen zei Jehovah tot mij: ’Nu heb ik mijn woorden in uw mond gelegd. Zie, ik stel u heden over de natiën en over de koninkrijken aan om uit te rukken en af te breken, om te verwoesten en neer te halen, om te bouwen en te planten’” (Jer. 1:9, 10). Dat Jeremia een jongen was, hetzij in jaren, hetzij in eigen ogen, was geen werkelijk beletsel. Juist wanneer men jong is, moet men zich ten doel stellen Gods werk te doen. In Jeremia’s geval zou het werk bovendien niet van korte duur zijn, daar hem een verantwoordelijke taak wachtte welke wel veertig jaar in beslag zou nemen. Om deze taak volledig te kunnen volbrengen, moest hij er juist jong mee beginnen, in zijn jeugd, wanneer hij het grootste gedeelte van zijn leven nog voor zich had. Daarom negeerde Jehovah Jeremia’s angst dat hij te jong zou zijn en zei hij: „Zeg niet, ’Ik ben nog maar een jongen.’” Daar jonge mensen eerbied voor de ouderen moesten tonen, was het voor een jongen wel iets heel ongewoons oudere mannen streng te moeten aanspreken, maar aangezien Jehovah ouder was dan welke oudste in Israël ook, zei hij tot de „jongen” Jeremia: „Wees niet bevreesd wegens hun aangezicht, want ’Ik ben met u om u te bevrijden’, luidt de uitspraak van Jehovah.” De hele vraag waar alles om draaide, was dus louter: Was Jeremia genegen het werk op zich te nemen?

10, 11. (a) Welk werk moest in de voleinding van het samenstel van dingen worden gedaan? (b) Voor welke uiterst belangrijke vraag zagen alle belijdende christenen zich in 1919 gesteld?

10 In het jaar 1914 begon Jezus’ profetie in vervulling te gaan daar de „voleinding van het samenstel van dingen” voor deze wereld begon. Er waren honderden miljoenen mensen — voor het merendeel aanhangers van een van de religiën der christenheid — die beweerden Jezus’ discipelen te zijn. Er moest in de voleinding van het samenstel van dingen een groot werk worden gedaan, een werk dat van het begin van die periode van voleinding tot het volbrachte einde ervan zou duren. Het was een werk dat ten opzichte van de gehele bewoonde aarde, ten opzichte van alle natiën, zou worden verricht, een werk dat erin bestond, als getuigen tot al deze natiën te gaan om ze over het goede nieuws van Gods koninkrijk in te lichten. Gedurende meer dan vier jaar, bijna tot het einde van 1918, werd de tijd en de aandacht van ruim dertig natiën door de eerste Wereldoorlog in beslag genomen. Ook de religieuze stelsels der christenheid wierpen zich aan de zijde van hun respectieve natiën in de strijd en hadden daardoor beslist geen tijd om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken. Over Jehovah’s getuigen kan worden opgemerkt dat de religieuze stelsels der christenheid de politieke, militaire en rechterlijke autoriteiten ertoe aanzetten de openbare prediking die Jehovah’s getuigen ten aanzien van de betekenis der wereldtoestanden en de tijden en gebeurtenissen trachtten te verrichten, te beknotten of bijna stop te zetten. Toen het jaar 1919 aanbrak, moest het getuigeniswerk tot de natiën als een vervulling van Jezus’ woorden nog steeds ten uitvoer worden gebracht, hetgeen alle mensen die beweerden Jezus te volgen en te gehoorzamen onder ogen dienden te zien. In dat eerste jaar van na-oorlogse beslissingen en werk was de belangrijkste vraag voor de christenheid en voor allen die zich christenen noemden niet, Moeten alle natiën zich in een vredesbond verenigen? maar, Wie zal Jehovah’s profeet voor de natiën zijn om hun alles te zeggen wat Hij beveelt? Wie zal de hedendaagse Jeremia zijn?

11 Jeremia profeteerde veertig jaar in de tijd van het einde van het koninkrijk Juda. Wie zou dus in deze tijd van het einde van de natiën dezer wereld zijn boodschap verkondigen?

12. (a) Hoe kunnen wij het antwoord op die vraag verkrijgen? (b) Hoe zal het gezamenlijke antwoord van alle geraadpleegde bronnen luiden?

12 Toentertijd, ongeveer veertig jaar geleden, vormde deze vraag een uitdaging; thans zouden wij kunnen vragen, Hoe werd deze vraag beantwoord? De feiten kunnen ons dit aantonen. Laten wij niet op religieuze hoogmoed of grootspraak of op eigen beweringen afgaan maar ons tot de feiten wenden. Laten de feiten voor zichzelf spreken. Raadpleeg het gedocumenteerde verslag over zowel de katholieke als de protestantse religieuze stelsels der christenheid, om nog maar niet over het jodendom te spreken. Meer dan dat, onderzoek ook eens wat deze religieuze stelsels thans doen, en raadpleeg dan het verslag over de ene religieuze organisatie die tijdens de eerste Wereldoorlog door alle religieuze organisaties der christenheid en door het jodendom krachtig werd tegengestaan en nog steeds wordt tegengewerkt. Iedereen weet dat deze tegenstand ondervindende organisatie van christenen door Jehovah’s getuigen wordt gevormd. Raadpleeg krantenberichten of artikelen in tijdschriften, politierapporten en de over hen opgestelde rechterlijke stukken, ja, ga, behalve hun eigen jaarverslagen en de Yearbooks van Jehovah’s getuigen te bestuderen, naar de huizen van de miljoenen mensen die door deze getuigen van Jehovah zijn bezocht en ga bij al deze bronnen te rade wat Jehovah’s getuigen vanaf 1919 tot op dit moment hebben gedaan. Het gezamenlijke antwoord zal luiden dat zij hebben gepredikt en daarbij alle middelen en kanalen der publiciteit hebben aangewend. Zij hebben zich erop toegelegd slechts één ding te prediken, namelijk het goede nieuws van Gods koninkrijk, hetgeen zij in gehoorzaamheid aan Jezus’ bevel hebben gedaan „om alle natiën een getuigenis te geven”, met inbegrip van die achter het IJzeren Gordijn.

13, 14. (a) Door welke beslissende factor wordt het antwoord op de vraag bepaald? (b) Waarom zijn Jehovah’s getuigen in verband met het antwoord thans dankbaar, en waarom zijn zij gelukkig geworden?

13 De beslissende factor waardoor het antwoord op de vraag wordt bepaald is niet, Zijn alle geestelijken van het rooms-katholicisme en het protestantisme het ermee eens dat Jehovah’s getuigen Gods profeet voor de natiën zijn geweest en nog steeds als zodanig optreden? maar, Wie hebben de goddelijke wil voor christenen die in deze tijd van het einde der wereld leven, onderkend en zich aangeboden om deze te volbrengen? Wie hebben Gods voorbestemde werk voor deze dag waarin de natiën worden geoordeeld, op zich genomen? Wie hebben aan de oproep tot werken gehoor gegeven en zijn Gods werk tot op dit jaar 1959 blijven verrichten? Wie heeft God werkelijk als zijn profeet gebruikt?

14 De historische feiten tonen aan dat de christenheid als de verliezende partij de nederlaag heeft moeten lijden. Jehovah’s getuigen zijn er thans zeer dankbaar voor dat de duidelijke feiten aantonen dat het God heeft behaagd, hen te gebruiken. Zij maken dat zij het predikingswerk en het bijbelse opvoedkundige werk dat zij tot nu toe in 175 landen en eilanden hebben verricht niet met behulp van een militair leger, noch door menselijke kracht, maar allemaal door Gods geest, zijn onzichtbare werkzame kracht, hebben kunnen doen (Zach. 4:6). Zij hebben dit werk verricht omdat Jehovah zijn machtige hand had uitgestrekt, hun lippen had aangeroerd en zijn woorden in hun mond had gelegd. Uit alles blijkt dat zij het hebben gedaan omdat hij hen over de natiën en over de koninkrijken had aangesteld. Gelukkig zijn allen die inzien waarin Jehovah Gods werk voor thans bestaat en die dat werk vrijwillig op zich hebben genomen.

TWEE SOORTEN VAN GODDELIJK WERK

15. (a) Wat was voorbestemd? (b) Hoe moeten christenen hun beweringen derhalve waar maken, en welke „christenen” hebben dit gedaan?

15 God heeft niet zoals in Jeremia’s geval afzonderlijke personen voor zijn werk voorbeschikt, maar daarentegen wel het werk voorbestemd. Of de christenheid nu in gebreke blijft dit werk te doen of niet, het zal toch worden gedaan. Wij moeten ons op dit werk instellen, dus niet zelf bepalen wat het in deze tijd van het einde dient te zijn en daarna vragen of hij wat wij besloten hebben te doen, zijn goddelijke zegen wil schenken, want dat zou op wetteloosheid jegens God neerkomen, ongeacht hoe luid en nadrukkelijk wij ook beweren christenen te zijn. God biedt het voorbestemde werk aan christenen aan, daar zij beweren zich door bemiddeling van Christus aan hem te hebben opgedragen om de goddelijke wil te doen. Aldus stelt God christenen in de gelegenheid hun beweringen waar te maken — indien zij dit wensen — door het werk te aanvaarden dat hij voor christenen in deze tijd had voorbestemd. De leden van een overblijfsel van gewijde, gezalfde getuigen van Jehovah waren ongeacht de namen welke de afzonderlijke personen droegen, overgelukkig dat zij tijdens de eerste Wereldoorlog uit hun gevangenschap werden bevrijd, zodat zij hun opdracht aan God konden volbrengen door het voorbestemde werk te verrichten. Honderdduizenden hebben sindsdien de gelegenheden dit werk te mogen doen, onderscheiden en hebben zich vreugdevol bij de gezalfde Jeremiaklasse aangesloten om aan dit werk deel te nemen.

16. Waarom is het werk van Jehovah’s getuigen ondanks dat zij slechts klein in aantal zijn, van het allergrootste belang, en tot het doen waarvan zijn zij, zoals door Jeremia werd afgebeeld, aangesteld?

16 Hoewel Jehovah’s getuigen naar verhouding wellicht klein in aantal zijn, niet door politieke banden zijn gebonden en geen politieke invloed bezitten, is hun werk niettemin van het allergrootste belang, en wel omdat het door God was voorbestemd. Het werd door Jeremia’s werk, dat ook van het allergrootste belang was, voorschaduwd en afgebeeld. Jehovah’s getuigen staan volkomen neutraal tegenover de politieke, ideologische en militaire conflicten dezer wereld, en toch hebben zij de goddelijke opdracht ontvangen Jehovah’s boodschap betreffende de natiën en koninkrijken dezer wereld bekend te maken. Zoals door Jeremia werd afgebeeld, zijn zij aangesteld om „uit te rukken en af te breken, om te verwoesten en neer te halen, om te bouwen en te planten.”

17. Hoe hebben Jehovah’s getuigen door wat zij gedurende de afgelopen veertig jaar hebben gedaan, Zijn aan hen gegeven opdracht volbracht?

17 Dit werk hebben Jehovah’s getuigen gedurende de afgelopen veertig jaar ook gedaan. Bij al dat werk hebben zij zich niet in de politiek gemengd, geen enkele regering omvergeworpen en zijn zij tegen geen enkele instelling of politieke organisatie van enige natie ter wereld gewelddadig opgetreden. Hoe hebben zij Jehovah’s aan hen gegeven opdracht dan volbracht? De volgende vraag leidt ons tot het juiste antwoord: Hoe volbracht ons voorbeeld Jeremia zijn opdracht om die dingen te doen? Hij deed dit door de oordelen, de rechterlijke beslissingen en de voornemens van Jehovah God bekend te maken, die, wanneer ze in Jehovah’s naam worden uitgesproken, zo goed als ten uitvoer zijn gebracht. Aldus ’roept hij de dingen die niet zijn, alsof ze waren’ (Rom. 4:17). Niet één van zijn oordelen en voornemens is niet ten uitvoer gebracht.

18. Door zich met wie te vergelijken, toont Jehovah dat hij onaantastbaar is, en welke besluiten kan hij daarom nemen of intrekken?

18 Jehovah God, die de mens uit het stof der aarde vormde, vergelijkt zichzelf zeer terecht met een grote Pottenbakker of Vervaardiger van vaten, die het voortbrengsel van zijn handen volkomen in zijn macht heeft. Als zodanig is hij onaantastbaar, zodat het in het geheel geen zin heeft hem ter verantwoording te roepen voor wat hij doet of de wijze waarop hij zijn wil tot uitdrukking brengt. Hij heeft gezegd: „Als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, o huis Israëls. Als ik tegen een natie en tegen een koninkrijk spreek om het uit te rukken, af te breken en te verwoesten, en die natie zich in werkelijkheid van de slechtheid waartegen ik mij had uitgesproken, bekeert, zal ik op hetzelfde moment ook berouw hebben over de rampspoed die ik mij had voorgenomen haar aan te doen. Als ik daarentegen betreffende een natie en een koninkrijk spreek om het op te bouwen en te planten, en het in werkelijkheid doet wat kwaad is in mijn ogen door mijn stem ongehoorzaam te zijn, zal ik op hetzelfde moment ook berouw hebben over het goede dat ik mij had voorgenomen te doen.” — Jer. 18:5-10.

19. Hoe en met welke natiën heeft Jehovah heel vroeger zijn macht als een wereld-Pottenbakker geïllustreerd, en waarom dienen de natiën Jehovah’s Woord thans niet te verachten, ook al wordt het door zijn hedendaagse getuigen gebracht?

19 Lang geleden heeft Jehovah God zijn macht als een wereld-Pottenbakker die natiën kan maken en breken, geïllustreerd. De ruïnes van wereldmachten en koninkrijken uit de oudheid, zoals die van Israël en Juda, van Babylon, Edom, Moab, Ammon en andere politieke machten uit de oudheid, vormen waarschuwende voorbeelden waaruit blijkt hoe hij machtige regeringen, grote steden en heerschappij uitoefenende bevolkingsgroepen met hun instellingen uitrukt, afbreekt, verwoest en neerhaalt. In elk geval goot hij over de natie of de wereldmacht die tegen hem had overtreden en tegen hem streed, zijn oordelen uit. Hij had altijd zijn uitverkoren oordeelsvoltrekker, die het goddelijke woord ten uitvoer bracht en het ten opzichte van hen die tegen hem hadden overtreden en tegen hem streden, levend maakte. „’Is mijn woord dienovereenkomstig niet als een vuur’, is de uitspraak van Jehovah, ’en als een smeedhamer die de steile rots verbrijzelt?’” (Jer. 23:29) Laten de hedendaagse natiën Jehovah Gods Woord niet verachten, ook al komt het door middel van het over de gehele wereld gehate lichaam van christenen die als Jehovah’s getuigen bekendstaan. De woorden die zij tot de natiën spreken en prediken, zijn niet hun eigen woorden, maar zijn uit Gods geschreven Woord genomen. „Wie minachting toont”, zegt Paulus, „minacht dan ook geen mensen, maar God, die zijn heilige geest in u legt.” — 1 Thess. 4:8.

20, 21. (a) Welke betekenis hechtten Jehovah’s getuigen aan het jaar 1914 (n. Chr.), en sinds wanneer? (b) Wat wordt er met het ’nieuwe’ en ’oude’ bedoeld, en wat maken Jehovah’s getuigen over de Verenigde Naties bekend?

20 Reeds in 1877 maakten Jehovah’s getuigen, die met de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania zijn verbonden, in hun publikaties bekend dat 1914 het in Gods bijbel aangegeven jaar was waarin de tijden der heidenen, „de bestemde tijden der natiën”, zouden eindigen. Dit betekende dat er in 1914 iets nieuws moest beginnen, terwijl iets ouds moest eindigen of de tijd waarin het zou eindigen, moest binnengaan.

21 Dat ’nieuwe’ was Gods koninkrijk der hemelen, voor de oprichting waarvan men al bijna 1900 jaar had gebeden. Het ’oude’ was deze wereld; niet deze aarde, die gedurende het internationale geofysische jaar door 60 natiën wetenschappelijk werd bestudeerd, maar het verdorven, menselijke samenstel van dingen op de oppervlakte van deze aarde. Sinds 1914, het jaar waarop Jehovah’s getuigen al lang tevoren de aandacht hadden gevestigd, is deze wereld nooit meer dezelfde geweest, de ellende en verslagenheid zijn gebleven en zelfs groter geworden. In 1919 richtten de natiën die in de eerste Wereldoorlog de overwinning hadden behaald, een internationale bond op ten einde de wereld aaneen te smeden en de internationale vrede te bevorderen en te handhaven. Jehovah’s getuigen identificeerden de bond als iets gruwelijks in Gods ogen en zeiden dat de Volkenbond volgens Gods Woord tot de ondergang was gedoemd. In 1939 ging hij ook ten onder, niet dat Jehovah’s getuigen hier de hand in hadden — de nazi-leider Hitler en de achter hem staande Asmogendheden zorgden daarvoor — maar omdat dit in Jehovah’s onfeilbare Woord was voorzegd. Wat de opvolger van de Volkenbond, de Verenigde Naties, betreft, Jehovah’s getuigen maken in overeenstemming met wat hij heeft geboden, moedig zijn Woord ten aanzien van die internationale vredesorganisatie bekend. Jehovah’s Woord zegt: Weg ermee! Daarom is ze ertoe gedoemd het lot van de Volkenbond te delen.

22. Wat doen de leden van de Verenigde Naties bij wijze van spreken wanneer zij naar de boodschap van Jehovah’s getuigen moeten luisteren, maar hoe luidt het bevel dat Hij zijn getuigen ten aanzien hiervan heeft gegeven?

22 Het is voor de eenentachtig leden van de Verenigde Naties helemaal geen genoegen om naar deze uitspraak van Jehovah Gods Woord te luisteren. Vooral wanneer zij dit bij monde en door middel van de publikaties van de getuigen van Jehovah vernemen, lijkt het hun misschien wel toe alsof hun koppige wijn te drinken wordt gegeven. Toch heeft de hedendaagse Jeremiaklasse de opdracht gekregen de natiën deze waarschuwende boodschap uit Jehovah’s geïnspireerde Woord te laten horen. ’Ruk uit, breek af, verwoest en haal neer’, zei Jehovah tot Jeremia, en daarom moeten wij in deze tijd, zolang deze oude wereld bestaat, deze bittere boodschap blijven prediken en de natiën ertoe dwingen deze waarschuwing te drinken totdat God hun zelf de werkelijkheid zal laten drinken. Hij zegt: „Gij moet tot hen zeggen, ’Dit heeft Jehovah der legerscharen, de God van Israël gezegd: „Drinkt en wordt dronken en braakt en valt, zodat gij niet kunt opstaan ten gevolge van het zwaard dat ik onder u zend.”’ En het moet geschieden dat wanneer zij weigeren de beker uit uw hand te nemen om die te drinken, gij ook tot hen zeggen zult: ’Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: „Gij zult zonder mankeren drinken, want ziet! over de stad waarover mijn naam is uitgeroepen, begin ik rampspoeden te brengen, en zoudt gij op enigerlei wijze de straf ontlopen?”’ ’Gij zult de straf niet ontlopen, want ik roep een zwaard op tegen alle bewoners der aarde’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen.” — Jer. 25:27-29.

23. Voor welke bewering zal Jehovah de christenheid aansprakelijk stellen, en waarom zullen het communistische blok en de niet-christelijke natiën de straf met Jehovah’s zwaard der terechtstelling niet ontgaan?

23 In navolging van de ontrouwe natie Israël in Jeremia’s dagen beweert de onchristelijke christenheid van deze twintigste eeuw naar Gods naam genoemd te zijn en hem te vertegenwoordigen. Jehovah God zal de christenheid er aansprakelijk voor stellen dat ze niet overeenkomstig de goddelijke naam heeft geleefd. In de steeds dichterbij komende universele oorlog van Armageddon zal Jehovah zijn Uitvoerende Dienaar Jezus Christus de opdracht geven het zwaard der vernietiging tegen de huichelachtige religieuze organisatie te trekken. Laten het communistische oosterse blok van natiën en de niet-christelijke natiën buiten de christenheid zich echter niet over de komende vernietiging van het zogenaamde christelijke westerse blok, of, meer in het bijzonder, de christenheid, verlustigen. Indien Jehovah de christenheid, welke beweert zijn naam te dragen en hem in de wereld te vertegenwoordigen, strafbaar oordeelt, denken communistisch Rusland en zijn satellietstaten, en de niet-christelijke natiën der wereld dan dat zij ongestraft zullen blijven? Hebben zij Jehovah God meer liefgehad dan de christenheid? Hebben zij zich er van weerhouden Jehovah God en zijn getuigen tegen te staan en tegen hen te strijden? Hebben zij nagelaten onreine praktijken en zonde tegen Hem te bedrijven? Neen; en Jehovah zegt dat zij hun straf niet zullen ontgaan maar dat zijn zwaard der terechtstelling over alle inwoners zal komen. Daarom hebben Jehovah’s getuigen ook hen de waarschuwing laten horen.

24. Welke boodschap liet Jehovah Jeremia over de rampspoed en de gevolgen ervan bekendmaken, en waarvan was Nebukadnezars overwinnende tocht door het Midden-Oosten en naar Egypte een afbeelding?

24 Luister eens: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Ziet, een rampspoed gaat van natie tot natie, en een grote storm zal van de verste uithoeken der aarde worden opgewekt. En zij die door Jehovah zijn geveld, zullen te dien dage stellig helemaal van het ene einde der aarde tot het andere komen te liggen. Zij zullen niet beklaagd, noch bijeengezameld of begraven worden. Tot mest op de oppervlakte van de grond zullen zij worden.’” Als hij zich daarna tot de door de religieuze leiders en de commerciële industriële en financiële vorsten gesteunde politieke heersers richt, zegt hij: „Huilt, gij herders, en schreeuwt het uit! Wentelt u in het stof, gij verhevenen van de kudde! Want de dagen waarin gij hebt geslacht en de kudde hebt verstrooid, zijn vervuld, en gij moet als een zeer begeerd vat vallen. Er is voor de herders geen plaats waarheen zij kunnen vluchten en voor de verhevenen van de kudde geen middel tot ontkoming. Luistert! Het geroep van de herders en het gehuil van de verhevenen der kudde, want Jehovah plundert hun weidegronden” (Jer. 25:32-36). Wat lang geleden gebeurde, toen Nebukadnezar, de koning van de Babylonische wereldmacht, door het Midden-Oosten en naar Egypte trok, is slechts een kleine afbeelding op menselijke schaal van wat Jehovah’s machtiger Uitvoerende Dienstknecht, Jezus Christus, zal doen wanneer hij over de gehele aardbol snel van de ene natie naar de andere trekt en het oude wereldse samenstel van dingen vernietigt. — Jer. 25:8-11.

Want zulke mannen zijn valse apostelen, misleidende werkers, zich veranderende in apostelen van Christus. En geen wonder, want Satan zelf blijft zich in een engel des lichts veranderen. Het is daarom niets groots wanneer ook zijn dienaren zich in dienaren der rechtvaardigheid blijven veranderen. Hun einde zal echter overeenkomstig hun werken zijn. — 2 Kor. 11:13-15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen