Het werktuig waardoor vrede hersteld zal worden
JEHOVAH GOD verdient als „Koning der eeuwigheid” de aanbidding van alle natiën van de mensheid (Openb. 15:3, 4). Als Soevereine Heer over het uitgestrekte universum bezit hij „de overvloed van dynamische energie” om zijn wil tot in de verste uithoeken van het heelal, en ook hier op deze aarde, ten uitvoer te brengen (Jes. 40:26; 55:11). Aangezien deze machtige Koning heeft beloofd dat hij goddeloze mensen en natiën volledig van de oppervlakte van deze aarde zal wegvagen, kunnen wij er derhalve zeker van zijn dat hij dit ook zal doen (Jer. 25:32, 33). Hoe zal hij dit echter doen? Welk werktuig zal hij hiervoor gebruiken? Laten wij ons voor het antwoord op deze vraag tot het zevende hoofdstuk van Daniël wenden. Hier wordt Jehovah God, de „Koning der eeuwigheid”, passend „de Oude van dagen” genoemd, die volgens de beschrijving door zijn hemelse heilige engelen wordt gediend. In 7 de verzen 9 en 10 zegt de profeet:
„Ik bleef aanschouwen tot er tronen werden geplaatst en de Oude van dagen zich neerzette. Zijn kleding was zo wit als sneeuw, en het haar van zijn hoofd was als zuivere wol. Zijn troon was vuurvlammen; de wielen ervan waren een brandend vuur. Er was een stroom van vuur die vloeide en van voor hem uitging. Er waren duizend duizenden die hem bleven dienen, en tienduizend maal tienduizend die vlak voor hem bleven staan. Het Gerecht [deze „Oude van dagen”] nam plaats, en er waren boeken die geopend werden.”
Uit de woorden die volgen, kunnen wij opmaken dat het oordeel van „het Gerecht” het wegnemen van beestachtige „heerschappij” van deze aarde omvat (Dan. 7:11, 12). Maar wie bezit de autoriteit en de kwaliteiten om dit tot stand te brengen?
„Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — Dan. 7:13, 14.
Hier is derhalve het „koninkrijk” dat de mensheid op aarde eeuwige voordelen zal schenken. Maar wie is deze „iemand gelijk een mensenzoon”? En in welke verhouding staat deze koning tot Jehovah, de „Koning der eeuwigheid”?
DE „ZOON DES MENSEN” IDENTIFICEREN
Op zijn bestemde tijd zond Jehovah zijn Zoon, de eerste van geheel zijn hemelse schepping, naar deze aarde om als een volmaakt mens, en derhalve als „een mensenzoon”, geboren te worden. God bracht dit tot stand door het leven van deze hemelse Zoon naar de schoot van een joodse maagd, Maria, over te brengen. Vlak hiervóór was de engel Gabriël aan Maria verschenen en had hij tot haar gezegd: „Zie! gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, die gij de naam Jezus moet geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, . . . en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.” — Luk. 1:31-33; Openb. 3:14.
Na de volwassen leeftijd bereikt te hebben, werd Jezus gedoopt en door Gods geest gezalfd, waarna hij hier op aarde Gods wil met betrekking tot hem begon te doen. Dit omvatte het offeren van zijn volmaakte menselijke leven, opdat hij dit, na weer naar de hemel te zijn teruggekeerd, als een loskoopprijs kon gebruiken om de mensheid te bevrijden van de zonde en de dood die zij van de eerste mens Adam hadden geërfd (Matth. 20:28). Door de onwankelbare gehoorzaamheid en loyaliteit die Jezus jegens zijn Vader betoonde, door met vervolging en zelfs de dood voor ogen Gods koninkrijk bekend te maken, toonde hij bovendien dat hij er volledig voor in aanmerking kwam de voornaamste gevolmachtigde in Gods koninkrijk tot eeuwige zegening van de mensheid te zijn. De „Zoon des mensen” zou in een zeer speciaal koninkrijk regeren, dat binnen de Soevereiniteit van Jehovah, als „Koning der eeuwigheid”, werkzaam zou zijn. Dat koninkrijk zou bewerkstelligen dat tegenstanders van God „zich in weeklacht slaan”. Het zou hen allen vernietigen en de weg banen waardoor Gods heerschappij over de gehele aarde hersteld zou worden. — Matth. 24:30.
Dit koninkrijk van de „Zoon des mensen”, Christus Jezus, is in werkelijkheid een verlengstuk van Jehovah’s universele soevereiniteit. Het is het Messiaanse koninkrijk, dat een speciaal doel dient. De profeet Daniël beschrijft het als ’een steen die uit de berg [van Jehovah’s soevereiniteit] werd gehouwen’ en tegen een kolossaal beeld, dat de „koninkrijken” (regeringen) van de aarde afbeeldt, werd geslingerd. Wij lezen:
„In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Dan. 2:44.
Zoals in de profetie wordt vermeld, zal dit met een steen te vergelijken koninkrijk bovendien ’tot een grote berg worden die de gehele aarde vult’ (Dan. 2:31-45). Door middel van dit koninkrijk zal Gods soevereiniteit zich opnieuw over de mensheid uitstrekken en onnoemelijk veel voordelen afwerpen. Maar wanneer zal dit gebeuren?