„Uw woord is waarheid”
Assyrië — Een militaire mogendheid
IN DE hedendaagse wereld neemt het militarisme een belangrijke plaats in. De algemene opvatting is dat de nationale veiligheid afhankelijk is van militaire macht. Er worden reusachtige sommen gelds besteed voor het in stand houden van de militaire strijdkrachten en de bewapening. In bepaalde landen zijn zelfs de teugels van de regering in handen van militairen.
Militarisme is natuurlijk op zichzelf niets nieuws. Van de rijken die in de oudheid hebben geheerst, staat Assyrië het meest bekend als een militaire mogendheid. Er is een tijd geweest dat bij het horen van de naam „Assyrië” de schrik de mensen om het hart sloeg. Steden, koninkrijken en naties vielen voor de oprukkende legers van dit rijk. In de achtste eeuw v.G.T. pochte de Assyrische monarch Sanherib via de mond van zijn woordvoerder Rabsake: „Hebben soms de goden van de natiën ieder hun eigen land uit de hand van de koning van Assyrië bevrijd?” — 2 Kon. 18:33.
Het was een gruwelijke behandeling die de Assyriërs hun krijgsgevangenen lieten ondergaan. Sommigen werden levend verbrand of gevild. Anderen werden boven op puntige palen gespietst, die door de buik in de borstholte staken. Bij weer anderen werden de ogen uitgestoken of werden neus, oren en vingers afgesneden. Vaak werden de gevangenen aan touwen meegevoerd die waren bevestigd aan door neus of lippen geboorde haken.
Het feit dat de mensen wisten hoe de Assyriërs met degenen handelden die hardnekkig tegenstand hadden geboden, leverde de Assyriërs ongetwijfeld een militair voordeel op. Bang om het slachtoffer te worden van de Assyrische wreedheid, gingen veel steden over tot capitulatie. Zo bereikten de Assyriërs met betrekkelijk weinig inspanning hun hoofddoel: volken schatplichtig te maken. Zij stonden zulke schatplichtige volken zelfs enige autoriteit toe. In bepaalde opzichten lijkt dit op de handelwijze die hedendaagse grote mogendheden volgen; ook deze maken geen gebruik van hun militaire macht zolang hun commerciële belangen in andere landen veilig zijn.
De oude Assyrische verslagen die men heeft gevonden, handelen voornamelijk over de militaire verrichtingen. Schaamteloos pochten de koningen op de oorlogen die zij voerden en de sadistische wreedheden die zij begingen; ook op de reliëfs die hun prachtige paleizen sierden, stonden vaak oorlogstaferelen. Op grond van archeologische vondsten kon Sir Austen Layard de volgende beschrijving geven:
„Het interieur van een Assyrisch paleis moet even luisterrijk als indrukwekkend zijn geweest. . . . [In de eerste zaal] stonden op de muren veldslagen, overwinningen, zegetochten, jachttaferelen en religieuze ceremoniën afgebeeld, gebeeldhouwd in albast en beschilderd in prachtige kleuren. Onder elke voorstelling waren inscripties gegraveerd, bestaande uit met koper gevulde letters, waarop stond te lezen wat de afbeeldingen voorstelden. Boven de reliëfs waren andere gebeurtenissen geschilderd — de koning, begeleid door zijn eunuchen en krijgslieden, terwijl hij zijn gevangenen voor zich laat komen, terwijl hij een verbond aangaat met andere vorsten of terwijl hij de een of andere heilige handeling verricht. Deze voorstellingen werden omsloten door kleurige omlijstingen van een ingewikkeld en verfijnd ontwerp. En tussen de ornamenten bevonden zich, duidelijk zichtbaar, afbeeldingen van de zinnebeeldige boom, gevleugelde stieren en monsterachtige dieren. Aan het uiteinde van de zaal stond de kolossale gedaante van de koning afgebeeld, terwijl hij in aanbidding geknield ligt voor de opperste godheid of terwijl hij van zijn eunuch de heilige beker in ontvangst neemt. Hij werd begeleid door krijgslieden die zijn armen ondersteunden, en door priesters of de voornaamste godheden.”
Zoals duidelijk uit deze beschrijving blijkt, stond oorlog voeren nauw in verband met religie. De Assyrische koning was hogepriester van de Assyrische hoofdgod Assur, en oorlog was de zuiverste belichaming van de nationale religie. Betreffende zijn oorlogvoeringen zei koning Tiglath-Pileser I: „Mijn Heer, Assur, zette mij ertoe aan.” In zijn annalen verklaarde de Assyrische vorst Assurbanipal: „Op bevel van Assur, Sin, Sjamasj, Ramman, Bel, Naboe, de Isjtar van Ninevé, Ninib, Nergal en Noeskoe ging ik het land Mannai binnen en trok er zegevierend doorheen.” Voordat koning Sargon ten strijde trok, riep hij geregeld de hulp in van de godin Isjtar. De Assyrische legers marcheerden achter de standaarden van de goden, waarschijnlijk houten of metalen symbolen op staven. Er werd grote waarde gehecht aan voortekens. Deze werden bepaald door de lever van offerdieren te bezien, de vlucht van vogels gade te slaan of door de onderlinge stand van de planeten te bestuderen.
De priesters voeren wel bij de Assyrische overwinningen en moedigden het strijden daarom zelfs aan. In zijn boek Ancient Cities merkt W.B. Wright op: „Vechten was de bezigheid van de natie, en de priesters moedigden onophoudelijk tot oorlog aan. Zij moesten grotendeels van de oorlogsbuit bestaan; een vastgesteld percentage van de buit werd altijd aan hen toegewezen voordat anderen hun deel kregen, want dit ras van plunderaars was buitengewoon religieus.”
Tegen deze achtergrond is het makkelijk te begrijpen waarom de bijbel naar de Assyrische hoofdstad Ninevé verwijst als naar een „stad van bloedvergieten” (Nah. 3:1). Jehovah God heeft ten aanzien van deze stad, ja, ten aanzien van het hele Assyrische Rijk, lang geduld geoefend. Maar door middel van zijn profeten wees hij vooruit naar de tijd dat Ninevé een verlaten woestenij zou zijn. Zo schreef bijvoorbeeld de profeet Zefanja onder inspiratie met betrekking tot wat Jehovah zou gaan doen: „En hij zal Ninevé tot een verlaten woestenij maken, een waterloze streek gelijk de wildernis. En in haar midden zullen stellig kudden uitgestrekt neerliggen, alle wilde dieren van een natie.” — Zef. 2:13, 14.
Deze uitspraak werd vervuld toen de gecombineerde strijdkrachten van Nabopolassar, de koning van Babylon, en van Cyaxares, de Meder, Ninevé belegerden en innamen. Klaarblijkelijk werd de stad platgebrand, want veel Assyrische reliëfs vertonen sporen van vuur en rook, zoals beschadigingen en vlekken. De Babylonische Kronieken vermelden betreffende Ninevé: „De grote buit van de stad en de tempel namen zij mee en [veranderden] de stad in een ruïneheuvel.” Zo nam het machtige Assyrische Rijk met de verwoesting van zijn hoofdstad Ninevé een roemloos einde. Tot op deze dag is Ninevé een verlaten woestenij. In het voorjaar grazen er kudden in de buurt of boven op de heuvel Kujunjik, een van de twee heuvels die nog de plaats van de vroegere stad uit de oudheid aangeven.
Hoe krachtig bevestigt het einde van het Assyrische Rijk de waarheidsgetrouwheid van Gods Woord, alsook het feit dat militaire macht geen werkelijke bescherming biedt! Hoewel het militarisme van Assyrië de steun genoot van de priesters, kon dit de natie niet redden. Evenzo zal de zegen en goedkeuring van hedendaagse religieuze leiders niet kunnen verhinderen dat mannen en naties die zich schuldig hebben gemaakt aan bloedvergieten, voor hun gewelddaden rekenschap zullen moeten afleggen aan de Opperste Soeverein van het universum, Jehovah God. Moge het daarom onze vaste wil zijn een loopbaan te volgen die Gods goedkeuring geniet, want dat betekent ware veiligheid en bescherming. In Spreuken 18:10 staat dan ook zeer passend „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.”