Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Gods vereiste dat zijn werk „juist zo” wordt gedaan
    De Wachttoren 1979 | 15 mei
    • te brengen, dit pas aangenaam was in Gods ogen wanneer het gebeurde „juist zoals Mozes naar het woord van Jehovah geboden had”. David gaf dit trouwens zelf toe door te zeggen: „Gij [levieten] moet de ark van Jehovah, de God van Israël, opvoeren naar de plaats die ik voor haar heb bereid. Want de eerste keer, toen gij het niet hebt gedaan, heeft Jehovah, onze God, een bres in ons geslagen, omdat wij hem niet hadden gezocht naar het gebruik.” — 1 Kron. 15:12, 13, 15.

      IN ONZE TIJD JEHOVAH’S WERK „JUIST ZO” DOEN

      Gods Woord toont aan dat hij altijd slechts één zichtbaar werktuig heeft gehad dat zijn werk op aarde leidde. Ten tijde van de Vloed was dit Noach. In latere jaren was het de natie Israël; hij erkende alleen dit werktuig (Amos 3:2). Daarom verzocht koning Salomo Jehovah God naar de vreemdeling te luisteren die in de richting van zijn huis bad (1 Kon. 8:41-43). Toen Gods Zoon naar de aarde kwam, werd hij het enige werktuig dat door zijn Vader werd gebruikt, een feit dat allen moesten erkennen (Matth. 12:30; Joh. 14:6). Met de uitstorting van Gods geest op de wachtende discipelen in Jeruzalem ontstond er een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse. Dit lichaam van discipelen van Christus werd door Jehovah gebruikt om geestelijk voedsel te verschaffen en het werk te leiden dat Jezus zijn discipelen te doen had gegeven. — Matth. 24:45-47; Hand. 2:1-42.

      Wie gebruikt Jehovah God in deze tijd om zijn werk op aarde ten uitvoer te brengen? Het moet een groep mensen zijn die nauwkeurig in Jezus’ voetstappen treden door getrouwe getuigen van God te zijn (Openb. 3:14), en wel door het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken (Matth. 4:17), door Gods Woord als waarheid te aanvaarden en door het te kennen en te gebruiken (Matth. 4:4, 7, 10; Joh. 17:17), door afgescheiden van de wereld te blijven (Joh. 15:18, 19; 17:16) en door een zelfopofferende liefde onder elkaar te hebben (Joh. 13:34, 35). De feiten tonen aan dat alleen de christelijke getuigen van Jehovah in al deze opzichten Jezus Christus navolgen. Zij zijn zelfs georganiseerd met het speciale doel het werk ten uitvoer te brengen waarmee Jezus is begonnen, namelijk de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk en het maken van discipelen. In gehoorzaamheid aan Jezus’ instructies in Matthéüs 24:14 en 28:19 doen zij dit werk „juist zo”. Zij houden zich gewetensvol met de Koninkrijksactiviteit bezig.

      Willen christenen alles wat met Gods werk te maken heeft, gewetensvol ten uitvoer brengen, dan vergt dit heel veel van hen. Maar het is het alleszins waard. Het is lonend. In de eerste plaats betekent het dat wij onze hemelse Vader, Jehovah God, behagen. Het betekent dat wij anderen zo het meeste goed kunnen doen. En het betekent ook dat wij onszelf het meeste goed doen, en dat in alle opzichten, zoals de Schrift duidelijk verklaart: „Wie overvloedig zaait, zal ook overvloedig oogsten.” — 2 Kor. 9:6.

  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1979 | 15 mei
    • Vragen van lezers

      ● Mijn vrouw, die God niet dient, houdt van een andere man. Zou het juist zijn wanneer ik van haar zou scheiden, aangezien zij waarschijnlijk ’in haar hart overspel heeft gepleegd’, zoals Jezus in Matthéüs 5:28 te kennen gaf?

      Door wat Jezus in Matthéüs 5:28 zei, verklaarde hij niet dat „geestelijk overspel”, zoals sommigen het noemen, een basis voor echtscheiding is.

      Let op Jezus’ woorden: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd: ’Gij moogt geen overspel plegen.’ Ik zegt u echter dat een ieder die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, in zijn hart reeds overspel met haar heeft gepleegd.” — Matth. 5:27, 28.

      Hier legde Jezus uit dat het zevende van de Tien Geboden meer voor zijn joodse luisteraars had moeten inhouden dan alleen maar de lichamelijke daad van overspel te vermijden (Ex. 20:14; Deut. 5:18). Hij voerde de misdaad terug tot iemands hart. Zoals Jakobus later uitlegde, kunnen verkeerde verlangens in het hart tot zondige daden leiden, en vaak gebeurt dit ook inderdaad (Jak. 1:14, 15; Spr. 6:25). Dit overkwam David, die met welgevallen naar de vrouw van een ander keek en jegens haar geprikkeld raakte, hetgeen tot zijn zonde van overspel leidde (2 Sam. 11:2-4). Jezus spoorde zijn luisteraars er daarom toe aan niet slechts de zondige daad op zichzelf te vermijden, maar ook de zondige wellust die tot zondige daden kan leiden.

      Wanneer iemand, hetzij man of vrouw, zo’n wellustig verlangen ontwikkelt („naar een vrouw blijft kijken”), weet God dit, want Hij „ziet hoe het hart is” (1 Sam. 16:7; Spr. 24:12; Hebr. 4:13). God beseft dat iemand die er volledig naar verlangt immoraliteit te bedrijven, gewoon nog niet de gelegenheid kan hebben gehad om zijn begeerte in daden om te zetten. Die persoon is in Gods ogen daarom reeds laakbaar.

      Maar vormt dat overspelige verlangen op zichzelf een schriftuurlijke basis op grond waarvan de huwelijkspartner van die persoon kan scheiden en daarna vrij is om te hertrouwen? Neen, Jezus machtigde mensen niet dingen vast te stellen op basis van verlangens die iemand in het hart kan hebben. De apostel Johannes schreef bijvoorbeeld dat ’een ieder die zijn broeder haat, een doodslager is’ (1 Joh. 3:15). De christelijke ouderlingen in een gemeente hebben echter niet de machtiging ontvangen iemand als moordenaar uit te sluiten van wie zij denken dat hij een mate van haat in zijn hart kan hebben. Zij kunnen niet net als God nauwkeurig harten lezen en beoordelen.

      Toen Jezus derhalve zei dat de enige schriftuurlijke grond voor echtscheiding „hoererij” was (Grieks, porneia, wat seksuele immoraliteit betekent), bedoelde hij lichamelijke daden van immoraliteit. — Matth. 19:9.

      Indien uw vrouw bereid is te redeneren, zou u misschien het volgende met haar kunnen bespreken: Onze Schepper, God, weet wat het beste voor mensen is, en daarom geeft hij ons de verzekering dat immoraliteit beoefenen geen blijvend geluk schenkt. Dit wordt bevestigd door een eerlijke beoordeling van de uitwerking van immoraliteit in het leven van de meesten die zich er schuldig aan hebben gemaakt. Het getuigt derhalve alleen maar van wijsheid om prompt correctieve stappen te doen om immorele verlangens van zich af te zetten voordat ze tot immorele daden leiden en verdriet tot gevolg hebben. Zelfs „romantische fantasieën” over immorele liefde kunnen iemand beletten in zijn of haar werkelijke situatie gelukkig te worden.

      Wanneer er in een huwelijk problemen bestaan, kunnen gewoonlijk beide partijen dingen doen om de huwelijksverhouding te versterken en de wederzijdse liefde die tot het huwelijk heeft geleid, opnieuw aan te wakkeren. U en uw vrouw zouden in dit verband misschien samen het materiaal kunnen beschouwen in de reeks artikelen in de Ontwaakt! van 22 februari 1979. (Zie ook de Ontwaakt! van 22 oktober 1974.)

      ● Daniël 12:1 plaatst het „opstaan” van Michaël vóór een tijd van ongekende benauwdheid. Is Michaël reeds ’opgestaan’, of zal dat vlak vóór de „grote verdrukking” gebeuren?

      De tekenen duiden erop dat Michaël reeds is ’opgestaan’.

      Daniël hoofdstuk elf verschaft de uitgebreide profetie over de koning van het noorden en de koning van het zuiden. Wij begrijpen dat deze profetie historische ontwikkelingen beschrijft vanaf Daniëls tijd tot nu toe.a Daarna begint het 12de hoofdstuk: „En gedurende die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst die ten behoeve van de zonen van uw volk optreedt. En er zal zich stellig een tijd van benauwdheid voordoen zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd.” — Dan. 12:1.

      Hoe is Michaël ’opgestaan’, en wanneer zou dit gebeuren?

      Het boek Daniël gebruikt een aantal malen de handeling van ’opstaan’ om te beschrijven dat iemand autoriteit of macht aanvaardt. Een profetie over het aanvaarden van autoriteit door Alexander de Grote luidt bijvoorbeeld: „Een machtige koning zal stellig opstaan en heersen met omvangrijke heerschappij en doen naar zijn wil.” (Dan. 11:3; vergelijk Daniël 11:7, 21; 8:22, 23.) Michaëls ’opstaan’ zou derhalve betekenen dat hij autoriteit aanvaardt of begint te regeren.

      Na zijn opstanding moest Jezus Christus — die, zoals wij uit de Schrift opmaken, de aartsengel Michaël is — ’aan Gods rechterhand zitten’ totdat voor hem de tijd was aangebroken om te ’gaan onderwerpen te midden van zijn vijanden’ (Ps. 110:1, 2; Hebr. 10:12, 13). Jehovah’s Getuigen hebben vaak aan de hand van de bijbel en de vervulling ervan in de geschiedenis, aangetoond dat de periode waarin Jezus aan Gods rechterhand ’zat’, in de herfst van 1914 G.T. eindigde. Toen, terwijl de Eerste Wereldoorlog woedde, was voor hem de tijd aangebroken om ’op te

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen