-
Afgoderij bewerkte de ondergang van Israëls koninkrijkenDe Wachttoren 1978 | 1 oktober
-
-
hart in de wet van Jehovah, de God van Israël, te wandelen. Hij week niet af van de zonden van Jeróbeam, waarmee hij Israël had doen zondigen.” — 2 Kon. 10:31.
Noch een van de nakomelingen van Jehu noch een van de andere regeerders na hen in het tien-stammenkoninkrijk nam het op zich een einde te maken aan de kalverenaanbidding. Het bericht van Twee Koningen verschaft dit commentaar op de situatie en het resultaat: „De zonen van Israël gingen wandelen in al de zonden van Jeróbeam, die hij gedaan had. Zij weken daarvan niet af, totdat Jehovah Israël van voor zijn aangezicht verwijderde, juist zoals hij gesproken had door bemiddeling van al zijn knechten, de profeten. Zo ging Israël van zijn eigen grond in ballingschap naar Assyrië, tot op deze dag” (17:22, 23). Elia en Elisa waren niet de enige profeten die de Israëlieten waarschuwden. Ook Michaja, Jona, Oded, Hosea, Amos en Micha en nog anderen deden dit. Toch besteedde het volk er geen aandacht aan dat de profeten hen aanspoorden berouw te hebben.
In het twee-stammenkoninkrijk stond het er niet veel beter voor. Ondanks de voortreffelijke inspanningen van goede regeerders als Josafat en Hizkía kreeg afgoderij de Israëlieten steeds opnieuw stevig in haar greep. Hizkía’s eigen zoon Manasse deed de afgoderij herleven. Tijdens Manasses regering ging de ontaarding van het volk in zijn afgodische praktijken zo ver dat latere pogingen om de ontwikkeling te keren weinig succes hadden. Hun gedrag werd nog ontaarder dan dat van de Kanaänieten, die door de Israëlieten uit hun bezit verdreven waren. Manasse nam de leiding in valse aanbidding. Hij deed zijn eigen zoon door het vuur gaan, beoefende magie, maakte gebruik van waarzeggerij en moedigde spiritisme aan. Bovendien vergoot hij veel onschuldig bloed.
Zelfs de veelomvattende campagne tegen afgoderij tijdens de regering van Manasses kleinzoon Josía kon het twee-stammenkoninkrijk niet van rampspoed redden. Josía zelf stierf in de strijd toen hij probeerde de Egyptische strijdkrachten bij Megiddo te doen keren. De laatste vier Judese koningen — Joahaz, Jojakim, Jojachin en Zedekía — waren geen navolgers van de getrouwe koning Josía. Zij waren allen slechte regeerders en afgodenaanbidders. Omdat de regeerders en hun onderdanen weigerden naar de profeten te luisteren en afgoderij prijs te geven, werd Jeruzalem ten slotte vernietigd en werd het land Juda in een woestenij veranderd.
Gods standpunt ten aanzien van afgoderij is niet veranderd sinds de tijd dat Twee Koningen, vermoedelijk door Jeremia, op schrift werd gesteld. Afgodendienaars kunnen niet de hoop koesteren te ontkomen aan de uitvoering van Gods oordeel. Daarom doen wij er goed aan acht te slaan op de bijbelse vermaning: „Ontvliedt de afgoderij.” — 1 Kor. 10:14.
-
-
Hoe belangrijk is christelijke vrijgevigheid?De Wachttoren 1978 | 1 oktober
-
-
Hoe belangrijk is christelijke vrijgevigheid?
GETROUWE discipelen van Jezus Christus hebben te allen tijde een actieve bezorgdheid aan de dag gelegd voor degenen die in stoffelijke en geestelijke nood verkeerden. Kort na het pinksterfeest in 33 G.T. verkochten bijvoorbeeld velen in Jeruzalem vrijwillig bezittingen en schonken de opbrengst aan de apostelen, opdat dezen ze onder behoeftige medegelovigen konden verdelen. Tot deze behoeftigen behoorden personen die uit verafgelegen plaatsen gekomen waren om het pinksterfeest bij te wonen en vervolgens christenen waren geworden. Door de edelmoedigheid van hun broeders werden deze nieuwe bekeerlingen geholpen hun verblijf in Jeruzalem te verlengen, zodat zij langer voordeel konden trekken van het waardevolle onderwijs van de apostelen. — Hand. 2:41-47; 4:34, 35.
NAVOLGENSWAARDIGE VOORBEELDEN
De apostel Paulus was zich er heel duidelijk van bewust hoe belangrijk het is zowel in geestelijk als in materieel opzicht te geven. Hij schreef aan medegelovigen in Rome: „Zowel bij Grieken als bij barbaren [niet-Grieken, een uitdrukking die de
-