Het hoofd bieden aan verlegenheid
Nuttige feiten die jonge mensen dienen te weten
VIND je het moeilijk een gesprek te beginnen, vooral met vreemden? Maak je niet gemakkelijk kennis met anderen? Aarzel je om aan groepsactiviteiten deel te nemen? Dan heb je klaarblijkelijk met het probleem verlegenheid te kampen.
Verlegenheid kan aantrekkelijk zijn. Dit is op zijn minst zo in het geval van kleine kinderen — kleine peuters die je met grote ogen aanstaren of die hun gezichtje reeds bij het minste teken van aandacht verbergen. Scheppen wij er echter zelfs in het geval van deze kleine kinderen geen vreugde in wanneer wij zien dat zij hun schuchterheid overwinnen en vertrouwen in ons gaan stellen en dat zij zelfs een zekere kinderlijke geestdrift ten toon spreiden?
Je bent geen klein kind meer. En naarmate wij ouder worden, verwachten mensen terecht iets meer van ons. Het is zoals de apostel Paulus het onder woorden bracht: „Toen ik een klein kind was, sprak ik als een klein kind, dacht ik als een klein kind, overlegde ik als een klein kind; nu ik echter een man ben geworden, heb ik de trekken van een klein kind weggedaan” (1 Kor. 13:11). Het is waar dat een zekere mate van verlegenheid, zelfs bij volwassenen, soms aantrekkelijk kan zijn. Verlegenheid is verwant aan bescheidenheid, een nederige houding met betrekking tot zichzelf, en bescheidenheid is altijd aantrekkelijk, ongeacht hoe oud iemand is.
De belemmerende uitwerking van verlegenheid overschrijdt echter die van bescheidenheid. En als verlegenheid ernstige vormen gaat aannemen, kan ze je beslist beletten ten volle van het leven te genieten. Ze kan met een touw of ketting worden vergeleken die je in je bewegingsvrijheid belemmert. Ze kan je groei tot een volwassen man of vrouw vertragen en je in je ontwikkelingsjaren in werkelijkheid kostbare tijd doen verliezen. Ze kan er zelfs toe leiden dat iets eenvoudigs, zoals het eten van een maaltijd in aanwezigheid van anderen, tot een onaangename taak wordt.
Maar waarom zijn sommige mensen verlegen of bedeesd en anderen niet? Hoe kan verlegenheid overwonnen of op zijn minst in bedwang gehouden worden, zodat ze je niet van de vreugde van het leven berooft?
In de eerste plaats is het goed te beseffen dat normaal zijn, nog niet wil zeggen dat je spraakzaam bent en dolgraag in het gezelschap van anderen verkeert. Wij kunnen allemaal blij zijn dat sommige mensen van nature rustiger zijn dan anderen en dat sommigen er niet voor terugschrikken bepaalde periodes alleen te zijn om serieus te studeren, te denken of alleen maar te mediteren, Zulke personen zullen misschien niet zo’n groot aandeel aan een gesprek hebben als anderen. Maar wat zij zeggen, kan waardevol en van een goed gehalte zijn. (Vergelijk Spreuken 17:27, 28.) Er is echter een verschil tussen van nature rustig of bedaard te zijn en pijnlijk verlegen, beschroomd of bedeesd te zijn. Waardoor worden deze laatstgenoemde eigenschappen veroorzaakt?
OORZAKEN VAN VERLEGENHEID
Verlegenheid is te wijten aan een geesteshouding, die op zichzelf weer verscheidene oorzaken kan hebben. Iemands achtergrond kan hiertoe bijdragen. Iemand die in een stad is opgegroeid, zal zich misschien meer thuis voelen wanneer hij onder de mensen is dan iemand die op een boerderij of in een dun bevolkt gebied is grootgebracht. Ook het fysieke uiterlijk kan een factor vormen. Wanneer wij opgroeien, maken wij lastige ontwikkelingsfases door. Misschien hebben wij last van puistjes of misschien lijken sommige lichaamsdelen proportioneel niet in overeenstemming te zijn met de rest van ons lichaam of met ons gezicht. Wij worden hier misschien wel mee geplaagd of men plaagt ons omdat wij zo klein of zo lang of zo mollig of zo mager zijn. Ook zouden wij een spraakstoornis kunnen hebben en bijvoorbeeld kunnen lispelen of stotteren.
Zelfs onze ouders zouden onbewust tot onze verlegenheid kunnen bijdragen. Hoewel zij ons liefhebben, zouden zij op het gebied van het behalen van cijfers op school, atletische bekwaamheden, enzovoort, meer van ons kunnen verlangen dan datgene waartoe wij in staat zijn. Wanneer wij in gebreke blijven aan hun hoge verwachtingen te voldoen, kan dit ertoe leiden dat wij ’in onze schulp kruipen’. Als zij onze taalfoutjes of onjuiste gedragingen vaak in aanwezigheid van anderen bekritiseren of ons er ernstig om berispen, kan dit ons sterker beïnvloeden dan zij misschien beseffen. Of als zij onze vragen als ’dwaas’ terzijde schuiven, kunnen wij zo ontmoedigd geraken, dat wij er niet meer het nut van inzien met anderen van gedachten te wisselen. — Kol. 3:21.
AAN HET PROBLEEM HET HOOFD BIEDEN
Over het verleden piekeren, zal echter niets aan de situatie veranderen, is het wel? Wat telt is, wat je nu kunt doen om aan het probleem het hoofd te bieden. Het gaat er in werkelijkheid voornamelijk om dat je een evenwichtige kijk op andere mensen moet hebben en je niet al te bezorgd moet maken over hun mening ten aanzien van jou. Het is waar dat sommige mensen inderdaad onvriendelijk en kritisch zijn en op anderen neerkijken. Maar niet iedereen is zo. Waarom zou je je door onvriendelijke mensen laten beroven van de vreugde die omgang met anderen kan schenken? Indien wij toelaten dat enkele slechte ervaringen ons al te zeer beïnvloeden, zouden wij als de Israëlieten kunnen worden die zo moedeloos werden dat ’het geluid van een wegwaaiend blad hen opjoeg’ (Lev. 26:36). Geluk kan slechts komen wanneer wij enkele problemen overwinnen.
Misschien is je gezicht of je figuur niet zoals je zou willen. Maar veel mensen met een aantrekkelijk gezicht en lichaam zijn mislukkelingen in het leven (2 Sam. 14:25; 15:5, 6; 18:9, 14; Spr. 31:30). Wat werkelijk telt is, wat je innerlijk bent, in „de verborgen persoon van het hart”. Hier heeft God belangstelling voor, aangezien hij niet ziet „wat zichtbaar is voor de ogen; maar . . . hoe het hart is” (1 Petr. 3:4; 1 Sam. 16:7; Ps. 51:6). Degenen die het waard zijn om hen tot vrienden te hebben, zullen je op dezelfde wijze beoordelen, volgens de beginselen waarnaar je leeft, wat je in je hart en geest hebt. Zachéüs was erg klein, Paulus had waarschijnlijk slechte ogen, Elisa was kaal, maar al dezen verdienden het respect van God en rechtvaardige mensen door wat zij deden en innerlijk waren. — Luk. 19:1-10; Gal. 4:15; 6:11; 2 Kon. 2:23, 24.
Mozes had een spraakstoornis die hem deed aarzelen in het openbaar te spreken. Na verloop van tijd heeft hij dit probleem klaarblijkelijk toch overwonnen. (Ex. 4:10; vergelijk Deuteronomium 31:30; 32:1, 2). Lispelen en stotteren kunnen overwonnen of aanzienlijk verbeterd worden als je hier moeite voor wilt doen. Stotteren heeft geen fysieke oorzaak; het wordt veroorzaakt door een mentale belemmering die spanning of verwarring van de gedachten tot gevolg heeft. Een nuttige therapie is, langzaam hardop te lezen. Spreek dan op dezelfde wijze. Evenals de kans dat je zult struikelen bij hard lopen groter is dan wanneer je wandelt, is dit ook met spreken het geval. Blijf in een rustig tempo spreken, totdat je het stotteren ten slotte overwonnen hebt. Daarna kun je het tempo geleidelijk opvoeren. Wanneer je in het openbaar spreekt, houd dan in gedachten dat bijna niemand het prettig vindt wanneer jij je onbehaaglijk voelt. Je toehoorders willen graag dat het je lukt je goed te uiten. Het is per slot van rekening in hun eigen belang dat dit zo is. Dus in plaats van op je neer te kijken, zullen de meeste mensen je steunen en aanmoedigen.
Voor lispelen kan wel of geen fysieke oorzaak bestaan. Maar houd in gedachten dat de spraakorganen — de tong, de lippen en de keel — in de kinderjaren (of bij het leren van een nieuwe taal) alle moeten leren hoe ze elk geluid moeten voortbrengen. Ze leren dit door oefening en door steeds weer opnieuw dezelfde bewegingen te maken. Doe ter correctie of verbetering van lispelen uitspraakoefeningen, waarbij je de spraakorganen (vooral de tong) langzaam de bewegingen laat maken die voor het produceren van de juiste klanken nodig zijn. Wanneer tijdens een gesprek woorden gebruikt moeten worden die een moeilijke klank hebben, ga dan langzamer praten. Vastberaden en geduldige krachtsinspanningen zullen verbetering tot gevolg hebben.
Leer ook jezelf niet al te serieus te nemen en af en toe zelfs om jezelf te kunnen lachen. Zo zei een jongeman met grote flaporen glimlachend tegen anderen dat zijn ouders bij zijn geboorte niet zeker wisten of hij zou lopen of vliegen. Je eigen gevoel voor humor kan je ontspannen. Houd ook in gedachten dat niet alle plagerijen noodzakelijkerwijs kwaadaardig zijn; ze kunnen een bewijs van genegenheid vormen. Zo betekent het Duitse spreekwoord „Was sich liebt, das neckt sich”: „Wie bemind wordt, wordt geplaagd.”
EEN BEGIN MAKEN
Het belangrijkste is, een begin te maken. Je zult nooit leren zwemmen als je niet nat wilt worden. En je kunt niet je verlegenheid overwinnen als je niet bereid bent er moeite voor te doen van je verlegenheid af te komen door een gesprek te beginnen, met anderen kennis te maken en bepaalde dingen samen met anderen te doen. Besef dat iedereen zich bij bepaalde personen soms wat onbehaaglijk of onzeker zal voelen. Maar maak van een muis geen olifant. Een gesprek beginnen, kan zo eenvoudig zijn als te zeggen: „Ik geloof niet dat ik u al eerder heb ontmoet; hoe heet u?” Vervolgens kun je informeren waar de persoon vandaan komt, wat hij of zij op het ogenblik doet, hoe het op het werk of op school gaat en misschien wel wat de toekomstplannen zijn. Als je belangstelling toont voor anderen, zullen zij belangstelling tonen voor jou. En vooral als je waardering toont voor het goede dat je in anderen ziet, zul je veel vrienden vinden. — Luk. 6:38.
Dat is de sleutel tot succes in het overwinnen van het probleem. Wanneer je aan anderen denkt en overweegt hoe je hun tot voordeel kunt strekken, zul je niet te veel denken aan wat anderen van jou denken. Zoals Paulus de christenen in Korinthe aanraadde, moeten wij ons in veel gevallen ’verruimen’ in onze genegenheid en zorg voor anderen (2 Kor. 6:11-13). Liefde dient ons ertoe aan te zetten zo te handelen en er aldus veeleer moeite voor te doen dan ons door vrees voor verlegenheid te laten beheersen. Denk maar eens aan de wijze waarop Jezus Christus zonder oorzaak werd uitgelachen en bespot. Toch toonde hij werkelijke liefde en belangstelling voor alle soorten van mensen. — 1 Petr. 2:21-24.
De apostel Paulus ging „in zwakheid en in vrees en met veel beving” naar Korinthe toe, klaarblijkelijk bezorgd of hij wel goed dienst zou kunnen verrichten voor de Korinthiërs en of hij de verkeerde geesteshoudingen die onder hen heersten, wel zou kunnen overwinnen. Hoewel sommige tegenstanders op zijn uiterlijk en spraak neerkeken, liet hij zich er niet door hun verdraaide zienswijze van weerhouden Gods belangen en die van zijn medemensen te dienen (1 Kor. 2:3; 2 Kor. 10:10). Zijn jeugdige medewerker Timótheüs kan van aard iets teruggetrokken zijn geweest (2 Tim. 1:6, 7). Maar dit weerhield hem er niet van moeilijke toewijzingen te aanvaarden. — 1 Tim. 1:3, 4; 4:12, 13.
Ingewortelde verlegenheid kan ons „vereenzamen” en als een kluizenaar doen leven. Spreuken 18:1 waarschuwt: „Wie zich afzondert, zal zijn eigen zelfzuchtige verlangen zoeken; tegen alle praktische wijsheid zal hij losbarsten.” Willen wij ons in het leven door gezond oordeel laten leiden, dan moeten wij door middel van omgang en het voeren van gesprekken met de werkelijkheid in contact blijven. Ons verstand en ons hart hebben de stimulerende en verkwikkende uitwerking die door zulk een omgang geschonken kan worden, beslist nodig (Rom. 14:7). Anders zouden ons verstand en hart vergeleken kunnen worden met een kamer met gesloten ramen en dichtgetrokken gordijnen en benauwd en muf kunnen worden. Door te lezen, kan men inderdaad enkele gedachten van buitenaf in zich opnemen, maar lezen kan niet volledig de omgang met levende personen vervangen.
Laat liefde je ertoe brengen er vandaag nog mee te beginnen van je verlegenheid af te komen. En dan zul je zien dat je leven van dag tot dag rijker, interessanter en lonender wordt — voor jezelf en voor degenen voor wie je belangstelling toont.
„Luistert, o zonen, naar het strenge onderricht van een vader en schenkt aandacht, ten einde verstand te kennen. Want goed onderricht zal ik u stellig geven. Mijn wet, verlaat haar niet. Want ik bleek een ware zoon voor mijn vader te zijn, teder en de enige voor het aangezicht van mijn moeder. En hij placht mij te onderrichten en tot mij te zeggen: ’Moge uw hart mijn woorden stevig vasthouden. Onderhoud mijn geboden en blijf leven. Verwerf wijsheid, verwerf verstand.’” — Spr. 4:1-5.