Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Brief van het bijkantoor
    Koninkrijksdienst 1980 | september
    • Brief van het bijkantoor

      Geliefde broeders en zusters,

      Jullie zullen er ongetwijfeld allemaal benieuwd naar zijn of er onder de meer dan 115.000 Cubanen die onlangs als vluchteling de Verenigde Staten binnenkwamen nog broeders en zusters zijn. Ja, ongeveer 3000 van onze broeders en zusters werden naar de verschillende kampen in de Verenigde Staten gebracht, waar ambtenaren van de immigratiedienst de zaak verder afwikkelen. Onder de vele duizenden in het als tijdelijk opvangcentrum gebruikte Orange Bowl stadion in Miami, Florida, waren meer dan 1000 van onze broeders en zusters. De rest is verdeeld over andere door de regering opgezette kampen. Er worden op dit moment krachtsinspanningen in het werk gesteld om onze broeders ingeschreven te krijgen en ze aan woonruimte te helpen.

      Het Genootschap heeft onmiddellijk geld gestuurd voor hulp aan de broeders en zusters. Ook andere bijdragen zijn gedaan om hen te helpen. In het gebied van Miami hebben gemeenten 15 ton kleding en meer dan twee ton voedsel geschonken. Wij zijn blij dat onze Cubaanse broeders zo goed geholpen worden door verkondigers in de Verenigde Staten zodat het Genootschap niet om hulp van andere landen heeft hoeven te vragen. Onze broeders uit Cuba maken het goed en gebruiken elke gelegenheid om het goede nieuws onder anderen in de kampen te verbreiden. Uit berichten blijkt dat hun gedrag voorbeeldig is geweest. Velen zijn hevig vervolgd in Cuba, maar zij zijn vol goede moed en vastbesloten in hun rechtschapenheid te blijven wandelen.

      Het doet ons verdriet bij deze gelegenheid te moeten berichten dat onlangs vijf leden van de Bethelfamilie in New York en enkele anderen in de omgeving van de stad New York, zijn uitgesloten. Er was sprake van afval van de organisatie en het bevorderen van sektarische afscheidingen in enkele van de gemeenten van Gods volk (Tit. 3:9-11). Aangezien wij nu eenmaal in een tijd leven die moeilijk is door te komen, dient het ons niet te verbazen dat dergelijke dingen gebeuren. Zoals wij door het lezen van de bijbel weten, waren er ook in de eerste-eeuwse christelijke gemeente personen die van de leer afweken (1 Tim. 1:20; 4:1; 2 Tim. 2:17, 18; 1 Kor. 15:12, 13; Hand. 20:29, 30).

  • Het goede doen jegens allen
    Koninkrijksdienst 1980 | september
    • Het goede doen jegens allen

      1 Jehovah’s Getuigen staan bekend als harde werkers. Maar wij zijn niet de enigen die werken. Er zijn er ongetwijfeld heel wat die net zo hard werken als wij. Aan het eind van een lange werkdag zullen er heel veel mensen op aarde zijn die net zo moe zijn als wij. Een huisvrouw kan bij een ochtend boodschappen doen net zoveel energie verbruiken als een Getuige tijdens een ochtend velddienst. Een huisvader die aan zijn auto ligt te sleutelen, spant zich wellicht evenzeer in als de broeder die aan zijn eerstvolgende openbare lezing bezig is.

      VERMIJD IJDELE WERKEN

      2 Onze krachtsinspanningen in verband met de ware aanbidding zijn echter ontegenzeglijk waardevoller dan welk ander werk maar ook. Hoe dat zo? Omdat wij „het goede doen” (Gal. 6:10). De niet-christen put zich wellicht uit in pogingen om zijn naaste goed te doen. Hij wordt wellicht aangedreven door nobele gedachten en doeleinden en toch zal hij vaak, als het ware, ’in de lucht slaan’ (1 Kor. 9:26). Het goede dat hij tot stand brengt is misschien maar van korte duur. Aan de andere kant weten wij dat onze activiteiten in Jehovah’s dienst niet tevergeefs zijn. — 1 Kor. 15:58.

      3 Maar hoe kunnen wij „het goede doen”? Een korte blik op de context van Paulus’ woorden aan de Galáten is buitengewoon onthullend. Een aantal christenen daar, die vroeger aan de joodse religie vasthielden, verrichtten ijdele werken. Zij hadden de onverdiende goedheid door Christus niet geheel en al aanvaard. Zij probeerden zich dan ook nog steeds door middel van werken der wet rechtvaardig te betonen. Deze christelijke „judaïsten” propageerden de besnijdenis en verkondigden dat men aan de Mozaïsche spijswetten moest vasthouden. Paulus probeerde aan te tonen dat zulke werken der wet tot de ijdele werken behoorden en dat redding alleen door geloof in Christus komt. — Gal. 2:16; 3:10-13.

      4 De brief heeft ongetwijfeld veel goeds bewerkstelligd om de Galáten weer op het juiste spoor te zetten. Hij moedigde christenen ertoe aan „het goede [te] doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Gal. 6:10). Wellicht heeft Paulus hier in gedachten gehad om christenen te helpen hun geloof en volledige vertrouwen in Christus te stellen, ten einde op die manier volgens de leiding van Gods geest te leven. Welk ander werk zou meer tot stand kunnen brengen of meer bevrediging kunnen schenken?

      5 Thans hebben christenen eveneens aanmoediging van elkaar nodig. Wij zouden het doel van Gods onverdiende goedheid kunnen missen wanneer wij denken dat wij gered zullen worden wanneer wij volgens een bepaalde gedragsregel leven. De druk van dit samenstel van dingen zou ons ertoe kunnen brengen christelijke maatstaven van moraliteit te verlagen, of ijdele werken te verrichten door materiële zekerheid na te jagen. Wij prijzen daarom alle broeders en zusters voor wat zij voor elkaar doen.

      ZINVOLLE WERKEN

      6 Een recent voorbeeld hiervan zien wij in de fijne reactie van de broeders en zusters op de door het Genootschap verschafte aanmoediging ’elkaar te helpen’. Broeders hebben het initiatief genomen om „vaderloze jongens” mee naar bijbelstudies te nemen. Zusters hebben andere zusters die het thuis moeilijk hebben en aanmoediging nodig hebben, geholpen. Dit is zinvol werk! Er wordt veel gedaan om onze broeders en zusters te helpen ’door geest te wandelen’. Het is waar dat dit extra tijd en krachtsinspanningen vergt. Het kan vermoeiend zijn. Maar het is de moeite waard. Is het mogelijk dat jij meer kunt doen op het gebied van het helpen van degenen „die aan ons verwant zijn in het geloof”?

      7 Laten wij bovendien de mensen in ons gebied niet vergeten. Wat het prediken van het goede nieuws betreft staan wij bij hen in de „schuld” (Rom. 1:14, 15). Veel mensen werken harder dan ooit, alleen maar om de eindjes aan elkaar te knopen. Mensen die het goede nieuws niet kennen dienen erover te worden ingelicht hoe zij hun krachtsinspanningen erop kunnen richten om redding te verwerven. Het genootschap heeft veel lectuur gedrukt om hen te helpen. Deze maand verspreiden wij het Bijbelverhalen-boek. Wat een voortreffelijke publikatie! Indien jullie gemeente een voorraad oudere publikaties heeft zou het misschien ook verstandig zijn om altijd een of twee oudere boeken bij je te hebben om te proberen deze boeken in de handen van geïnteresseerde mensen te leggen, waar zij veel goeds tot stand kunnen brengen. Waarom zou je er geen regelingen voor treffen om dit weekend mee de velddienst in te gaan?

      8 Alhoewel wij niet het monopolie hebben waar het op hard werken aankomt, schenkt het beslist bevrediging wanneer wij beseffen dat datgene wat wij tot stand brengen zo’n duurzame uitwerking heeft. Laten wij ermee voortgaan „het goede [te] doen” zowel met het oog op het geestelijke welzijn van onze broeders en zusters als met het oog op mensen in de wereld die de werkelijke bevrijding die het christendom brengt, nog moeten smaken. — Gal. 5:1.

  • Het goede doen jegens jongeren
    Koninkrijksdienst 1980 | september
    • Het goede doen jegens jongeren

      1 Jehovah heeft zich altijd om de onderdrukten bekommerd (Ps. 146:7-9). In de oudheid trof hij speciale voorzieningen ten einde er zeker van te zijn dat er zelfs voor jeugdige personen die zich in een ongunstige positie bevonden, gezorgd zou worden. Zijn wet aan Israël maakte in het bijzonder melding van de „vaderloze jongen” (Ex. 22:22-24). Legt het principe van deze wet ons als christenen geen verantwoordelijkheid op, ook al staan wij nu niet meer onder die vroegere wet?

      2 In sommige gemeenten van Jehovah’s Getuigen bevinden zich „vaderloze” jongeren, zoals men hen zou kunnen noemen. Misschien hebben zij wel ongelovige ouders. Andere jongeren hebben gelovige ouders die wellicht bijgestaan moeten worden bij het geven van geestelijke hulp aan hun kinderen. Het kan zijn dat de ouders betrekkelijk kort in de waarheid zijn en hun kinderen nog niet zo doeltreffend kunnen helpen als zij wel zouden willen. Vanwege allerlei soorten druk waar het hoofd aan geboden moet worden, vinden enkelen het wellicht moeilijk om voldoende tijd voor gezinsstudie, gezamenlijke velddienst, enz., in te ruimen. Andere ouders bemerken dat zij, hoezeer zij die hulp ook willen geven, zelf nog hulp nodig hebben om de waarheden uit Gods Woord in de geest en het hart van hun kinderen post te laten vatten.

      WAT KUN JIJ DOEN?

      3 Een vraag waar allen in de gemeente ernstig over na kunnen denken is: „Hoe kan ik hulp bieden en de noodzakelijke aanmoediging geven?” Zij die aandelen behartigen op de vergaderingen kunnen van tijd tot tijd jongeren inlassen. Zouden meer voorbeeldige jongeren op de vergaderingen in de gemeente gebruikt kunnen worden? (Hand. 16:1, 2) Wanneer zij van tijd tot tijd voorrechten ontvangen, zal dit, alhoewel zij wellicht niet allemaal even bespraakt zijn, zowel hen als anderen aanmoedigen. Wellicht kost het meer tijd om zulke jongeren te helpen, maar deze opleiding, ervaring en aandacht zal op de duur, naarmate onze gewetensvolle jongeren in de waarheid groeien, zeker rijkelijk vrucht afwerpen.

      4 Ouders hebben van God de verantwoordelijkheid ontvangen om hun eigen kinderen te helpen. Maar betekent dit dat anderen geen hulp kunnen bieden? Beslist niet! En dit geldt vooral wanneer er ouders zijn die met de reeds eerder genoemde moeilijkheden kampen. Kinderen die extra hulp wensen kunnen ertoe worden uitgenodigd samen met je gezin te studeren, de velddienst in te gaan en mogelijk ook van wat gezonde ontspanning te genieten. Is de aanmoediging van de apostel om zich te ’verruimen’ hier niet eveneens op van toepassing? — 2 Kor. 6:11-13.

      5 Zelfs zij die geen kinderen hebben kunnen zich ’verruimen’ in de genegenheid die zij jongeren betonen door tijd met hen door te brengen. Van jezelf geven zal ertoe bijdragen jongeren aan te moedigen en te sterken.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen