Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w80 15/11 blz. 3-5
  • Wat schenkt hun moed?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat schenkt hun moed?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • MET GOD WANDELEN
  • DE BRON VAN MOED
  • GODVRUCHTIGE MOED IN DEZE TIJD
  • Waarom God Noach begunstigde — Waarom dat voor ons van belang is
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
  • Noachs geloof veroordeelt de wereld
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2001
  • Hij „wandelde met de ware God”
    Volg hun geloof na
  • Bevrijding nabij voor mensen van godvruchtige toewijding!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
w80 15/11 blz. 3-5

Wat schenkt hun moed?

HET gebeurde in het jaar 1909. Vier vrouwen maakten een autotocht dwars door de Verenigde Staten — de eerste transcontinentale reis per auto met een vrouw aan het stuur. Toen zij door Nevada trokken, gebeurde er plotseling iets waarvan de bestuurster, zoals zij toegeeft, vreselijk schrok. Achtenzestig jaar later vertelde zij:

„Plotseling zagen wij een tiental Indianen te paard recht op ons afkomen . . . allen met gespannen pijl en boog. Zij uitten echte oorlogskreten.”

Verkeerde het leven van deze vrouwen in gevaar? Kennelijk dachten zij van wel. Maar toen verdween hun angst. „Plotseling”, zo herinnerde Alice Huyler Ramsey zich, „sprong er een prairiehaas vóór ons over de weg, die als een bezetene probeerde te ontkomen . . . De Indianen zetten hun verwoede achtervolging voort en schonken niet de minste aandacht aan ons. Wat een dag!”

Deze vrouwen hadden nauwelijks de tijd om moed te verzamelen. En hun vrees was ongerechtvaardigd. Waarschijnlijk hebben wij allemaal wel eens ongegronde angsten gehad. Bij andere gelegenheden zijn wij echter wellicht geconfronteerd met situaties die ware en voortdurende moed vereisten. Met christenen is dit beslist dikwijls het geval geweest. Herhaaldelijk zijn zij voor geloofsbeproevingen komen te staan, die soms zo hevig waren dat de meeste mensen in zulke omstandigheden bevreesd of bang zouden worden.

Hoe zijn ware christenen in staat geweest enorme geloofsbeproevingen te weerstaan? Wat schenkt hun moed?

MET GOD WANDELEN

Een onbetwistbare bron van moed is ’met God te wandelen’, dat wil zeggen, een loopbaan van rechtvaardigheid te volgen die in overeenstemming is met Gods geopenbaarde waarheid. Dit betekent dat men zijn leven in overeenstemming brengt met Gods wil en voornemen, ongeacht wat alle andere mensen doen. In de vroege menselijke geschiedenis ’wandelde’ de godvruchtige Henoch ’met God’, evenals de bekende Noach. — Gen. 5:24; 6:9.

De meeste bijbellezers zullen zich herinneren dat Noach van God de opdracht kreeg een reusachtige ark te bouwen ten einde menselijk en dierlijk leven in stand te houden. Jarenlang verrichtten deze toegewijde man en zijn gezin die bouwwerkzaamheden voor de ogen van spottende mensen. Maar de getrouwe patriarch en zijn gezin bezaten de moed die nodig was om dat door God opgedragen werk te voltooien. — Gen. 6:13-22.

Er was echter nog een andere situatie ontstaan waarvoor heel veel moed nodig was. Voordat Noach met de bouw van de ark was begonnen, gingen „de zonen van de ware God de dochters der mensen . . . gadeslaan en bemerkten dat zij mooi waren; en zij gingen zich vrouwen nemen, namelijk allen die zij verkozen” (Gen. 6:2). Het is duidelijk dat de hier genoemde ’zonen van God’ geen mannen van het menselijke geslacht waren, want die hadden beslist reeds lang voordien ’de dochters der mensen gadegeslagen’ en waren met hen getrouwd. Deze „zonen van de ware God” waren ongehoorzame engelen die een vleselijk lichaam hadden aangenomen en nu met vrouwen leefden. In de Griekse Septuaginta-vertaling, die in het Alexandrijnse manuscript wordt aangetroffen, staat in Genesis 6:4 „engelen van God” in plaats van „zonen van God”. Dit is in overeenstemming met de woorden die de apostel Petrus sprak met betrekking tot „de engelen die zondigden”, en met datgene wat Judas zei over „de engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten”. — 2 Petr. 2:4; Jud. 6.

Dat uit de verbintenis van ongehoorzame engelen en vrouwen een ras van Nefilim voortkwam, maakte dat Noach nog meer moed nodig had. Men neemt aan dat deze term in het Hebreeuws „vellers” betekent, of „zij die anderen doen vallen”. Deze Nefilim, ook wel „sterke mannen” genoemd, waren bastaardtirannen of vechtersbazen, die bijdroegen tot het geweld dat in die wereld vóór de Vloed hoogtij vierde. — Gen. 6:4.

Te midden van zulke omstandigheden onderscheidde Noach zich niet alleen als bouwer van de ark, maar ook als „een prediker van rechtvaardigheid” (2 Petr. 2:5). Ja, hij bezat de moed om vrijuit te spreken en zijn tijdgenoten te vertellen dat God voornemens was door middel van een wereldomvattende vloed vernietiging over de goddelozen te brengen. Noachs prediking van rechtvaardigheid hield klaarblijkelijk een oproep tot berouw en een waarschuwing voor de komende vernietiging in, want Jezus Christus maakte melding van deze dagen en zei dat de mensen „er geen acht op [sloegen] totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde” — Matth. 24:37-39.

Maar staat u er eens even bij stil in wat voor omstandigheden Noach en zijn gezin in die tijd vóór de Vloed leefden. Ongetwijfeld waren zij het voorwerp van spot van de zijde van mannen, vrouwen en kinderen. Voeg daarbij de mogelijke beschimpingen van de zijde der Nefilim, klaarblijkelijk reuzen die bekendstonden om hun gewelddadigheid. En wat valt er over de gematerialiseerde ongehoorzame engelen te zeggen? Zou er geen moed voor nodig zijn om aan hen het hoofd te bieden?

DE BRON VAN MOED

Ongetwijfeld putte Noach zijn moed uit het feit dat hij ’met God wandelde’. Noach en zijn gezin moesten het vertrouwen bezitten dat Jehovah, zoals was voorzegd, een eind aan die goddeloze wereld zou maken (Gen. 6:3). Ook konden die patriarch en zijn gezin er zeker van zijn dat de ark niet zonder doel werd gebouwd. Hij zou uiteindelijk gebruikt worden. Bovendien zouden zij meer moed krijgen wegens het feit dat zij in een intieme persoonlijke verhouding tot Jehovah stonden, vooral door middel van gebed. En Noach en zijn gezin konden er beslist op vertrouwen dat God hun niets zou laten overkomen dat buiten Zijn voorzienigheid om ging.

Op Gods bestemde tijd vond de Vloed plaats, en werden alle spotters en tegenstanders weggevaagd. Goddeloze mensen kwamen in de wateren van de Vloed om, evenals de Nefilim. De ongehoorzame engelen werden gedwongen zich te dematerialiseren om hun leven te redden. Voortaan zouden zij echter in hun vrijheid beperkt zijn, doordat zij een positie buiten Gods gunst zouden innemen totdat te zijner tijd Gods ongunstige oordeel aan hen voltrokken zou worden (2 Petr. 2:4). Alleen de moedige Noach en zijn gezin mochten op aarde blijven leven, omdat zij in die tijd Gods gunst genoten.

GODVRUCHTIGE MOED IN DEZE TIJD

Evenals Noach zijn Jehovah’s Getuigen in deze tijd ’predikers van rechtvaardigheid’. Hun boodschap omvat zowel een waarschuwing als een oproep tot berouw en verzoening met Jehovah God. Terwijl Noach en zijn gezin oog in oog stonden met ongehoorzame engelen, hebben godvruchtige personen in deze tijd onzichtbare vijanden. Deze ware christenen bezitten echter een van God afkomstige, beschermende geestelijke wapenrusting en zij kunnen aldus moedig voorwaarts gaan in het predikingswerk dat God hun heeft opgedragen. — Ef. 6:10-18; Matth. 24:14.

Veel mensen bespotten Gods hedendaagse dienstknechten en staan hen tegen, terwijl zij soms zelfs hun toevlucht nemen tot wrede vervolging in een poging de lofprijzers van Jehovah tot zwijgen te brengen. Maar Jehovah’s Getuigen zijn onbevreesd. Net als Noach ’wandelen’ zij ’met God’ en bezitten zij het vertrouwen dat Jehovah heel spoedig zal doen wat hij heeft beloofd — hij zal een eind maken aan deze goddeloze wereld, terwijl hij degenen die rechtvaardigheid liefhebben, zal sparen (2 Petr. 3:5-13). Ook wordt de moed van ware christenen nog vergroot door hun intieme persoonlijke verhouding tot Jehovah door middel van gebed. Bovendien zijn zij zich ervan bewust dat er niets met hen zal gebeuren buiten Gods toelating. — Vergelijk Romeinen 8:28.

Het is werkelijk vertroostend te weten dat ’Jehovah zijn volk niet zal verstoten’ (Ps. 94:14). Louter mensen kunnen Gods voornemens niet dwarsbomen, noch degenen die hem liefhebben, uitroeien. Vertrouwen stellen in Jehovah’s beloften, zich volledig op hem verlaten en een intieme persoonlijke verhouding tot de Allerhoogste bewaren — dat zijn de basisfactoren die godvruchtige personen moed schenken. En die moed houdt hen staande in tijden van hevige ontbering en vervolging, zoals uit het volgende verslag blijkt.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen