Vragen van lezers
● Was het niet verkeerd dat Lot zijn dochters aan de Sodomieten aanbood?
Hoewel sommige personen de beschuldiging hebben geuit dat Lot verkeerd handelde, zijn wij in deze tijd in werkelijkheid niet in de positie hem te veroordelen. De bijbel toont aan dat God, die de harten leest, Lot niet veroordeelde.
Toen God twee gematerialiseerde engelen naar Sodom en Gomorra zond, drong Lot er gastvrij bij hen op aan dat zij in zijn huis zouden verblijven. Die avond omsingelde een menigte Sodomieten het huis en schreeuwde: „Waar zijn de mannen die vanavond bij u gekomen zijn? Breng hen naar buiten bij ons, opdat wij gemeenschap met hen hebben.”— Gen. 18:20, 21; 19:1-5.
Lot stapte naar buiten en trachtte de mannen van hun plan af te brengen. Toen smeekte hij: „Alstublieft, ziet, ik heb twee dochters, die nog nooit gemeenschap met een man hebben gehad. Laat mij hen alstublieft naar buiten tot u brengen. Doet vervolgens met hen wat goed is in uw ogen. Doet deze mannen alleen niets, want juist daarom zijn zij onder de schaduw van mijn dak gekomen.” De woedende menigte drong tegen Lot op en brak bijna de deur open. Toen kwamen de engelen tussenbeide en sloegen de menigte met blindheid. — Gen. 19:6-11.
Dit verslag heeft velen, in het bijzonder vrouwen, verbijsterd of verontrust. Sommige personen hebben zelfs de beschuldiging geuit dat Lot op een lafhartige wijze handelde, dat hij niet het aanbod had mogen doen om voor de veiligheid van zijn gasten te betalen met de eerbaarheid van zijn dochters, of dat hij zichzelf aan de menigte had moeten geven.
Er zij echter opgemerkt dat het, volgens de oosterse zedenwet, de verantwoordelijkheid van de gastheer was om gasten in zijn huis te beschermen en hen zonodig zelfs met inzet van zijn leven te verdedigen. Lots woorden („daarom zijn [de twee mannen] onder de schaduw van mijn dak gekomen”) tonen aan dat hij zich verplicht voelde zijn gasten te beschermen. En hoe kan iemand Lot ook maar beschuldigen van lafhartigheid? Hij ging moedig naar buiten, op de menigte af, terwijl hij zelfs de deur achter zich sloot en hen alleen tegemoet trad.
Wat valt er echter te zeggen over het aanbod dat Lot de menigte deed? Hoewel sommigen hebben gezegd dat Lot zichzelf had moeten aanbieden, is het onwaarschijnlijk dat de perverse menigte genoegen had genomen met een oude getrouwde man. Bovendien kan het aanbod van de twee maagden wat verwarring bij de menigte hebben gewekt: Hier waren twee jonge maagden, en de gelegenheid om hun reinheid te bezoedelen, kan de menigte aantrekkelijk hebben toegeschenen. Maar aan de andere kant waren dit vrouwen die verloofd waren met twee mannen uit de stad. Dat aanbod kon dus een verwarrende of verdeeldheid brengende uitwerking op de perverse menigte hebben.
Verder kan het heel goed zijn dat Lot, hoewel hij aanvankelijk niet wist dat hij engelen gastvrij had ontvangen, zich nu realiseerde dat deze mannen boodschappers van God waren (Hebr. 13:2). Daarom was Lot misschien van mening dat hij, hoezeer hij ook aan zijn dochters gehecht was, bereid zou zijn hen zo nodig op te offeren. (Vergelijk Genesis 22:1-14; 2 Samuël 12:3.) Toen Lot zijn dochters aan de menigte aanbood, kan hij het vertrouwen hebben gehad dat, indien het Jehovah’s wil was, God zijn dochters zou beschermen, evenals God Sara in Egypte reeds had beschermd (Gen. 12:17-19). En Jehovah heeft de aangelegenheden inderdaad zo geleid dat Lot en zijn dochters veilig werden behouden, niet alleen voor de homoseksuele menigte, maar ook voor de vurige vernietiging die over de steden kwam. — Gen. 19:15-29.
De engelen zeiden niet dat Lot door dit aanbod te doen, zijn rechtschapenheid had verbroken. In plaats daarvan hielpen zij Lot en zijn gezin te ontkomen toen God deze steden, die nog geen tien rechtvaardige personen bevatten, in het verderf stortte (Gen. 18:26-32). Wat van nog grotere betekenis is, God bekritiseerde Lot niet, die zelfs bij het zien van wetteloze daden al gekweld werd. Integendeel, Jehovah, die de harten leest, verklaarde dat Lot „een rechtvaardige man” was. — Spr. 15:11; 2 Petr. 2:8, 9.
Dit verslag is een waardevol onderdeel van de bijbel. Het heeft ten doel de slechtheid van Sodom en Gomorra te beklemtonen, het wekt bij rechtvaardige personen die het lezen, verontwaardiging op en het toont aan dat God homoseksualiteit afkeurt. Ook helpt dit verslag ons de bijbelse verzekering te begrijpen dat God billijk en rechtvaardig is — hij tolereert geen goddeloosheid (Deut. 32:4). En wij kunnen het vertrouwen hebben dat God net zo volmaakt en rechtvaardig was in zijn oordeel dat Lot een „rechtvaardige man” was.
● Hoe kan men zeker weten dat de ”tijd en tijden en een halve tijd” in Openbaring 12:14 drie en een halve tijd bedragen?
Dat vers luidt: „Maar aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, om naar de wildernis te vliegen, naar haar plaats; daar wordt zij buiten het gezicht van de slang gevoed gedurende een tijd en tijden en een halve tijd.” — Openb. 12:14.
Als wij zeker weten welke tijdsduur daar wordt genoemd, is dat nuttig. Waarom? Omdat deze informatie ons helpt de lengte vast te stellen van de „zeven tijden” in Daniëls profetie over een reusachtige boom die werd omgehakt, en ook van de „bestemde tijden der natiën”, waarnaar Jezus verwees. — Dan. 4:16, 23-25; Luk. 21:24.
Het oorspronkelijke Grieks in Openbaring 12:14 luidt: „bestemde tijd en bestemde tijden en helft van bestemde tijd.” Wat wordt nu met de middelste uitdrukking „tijden” bedoeld? Indien er twee tijden worden bedoeld, dan is het totaal drie en een half. Maar als men het bijvoorbeeld als vier of tien tijden zou opvatten, dan zou het totaal vijf en een half of elf en een half bedragen. Hoe weet men nu wat Johannes bedoelde?
In de eeuwen voordat Openbaring werd geschreven, gebruikte de Griekse taal de ’dualis’, een grammaticale vorm waarmee het tweevoud van iets werd aangegeven. De dualis wordt echter niet in de Griekse Geschriften, of het Nieuwe Testament, gebruikt; alleen het enkelvoud en het meervoud worden gebruikt. Aan het meervoud kon een specifiek getal worden toegevoegd ten einde de hoeveelheid van iets exact aan te geven, zoals „zeven koppen”. — Openb. 12:3.
Kenners van het Grieks hebben kunnen onderscheiden dat wanneer de bijbel het meervoud gebruikt zonder een bepalend getal, dit moet worden opgevat als de kleinste meervoudige hoeveelheid, dat wil zeggen, twee. De Duitse theoloog Johann Albrecht Bengel gaf het volgende commentaar op dit vers: „Het meervoud kairous, tijden, duidt op twee tijden. Het meervoud moet in de nauwste zin worden opgevat.”
Daarom wordt in Openbaring 12:14 drie en een halve tijd bedoeld. Door dit te vergelijken met de 1260 dagen die in 12 vers 6 worden genoemd (en ook met Openbaring 11:2, 3), kan de bijbelonderzoeker zien dat de „zeven tijden” in Daniël hoofdstuk vier 2520 dagen tellen.