Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 15/2 blz. 111-117
  • Een positieve opstelling vereist van degenen die toevlucht zoeken

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Een positieve opstelling vereist van degenen die toevlucht zoeken
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VLUCHT UIT BABYLON DE GROTE NAAR GODS WARE VROUW
  • UITNODIGING TOT EEN GEESTELIJK PARADIJS
  • De belofte van een geestelijk paradijs
    ’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!
  • Aan wiens zijde staan wij wanneer de wereldbenauwdheid haar hoogtepunt bereikt?
    ’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!
  • Wanneer de christenheid en het judaïsme er niet meer zijn!
    ’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!
  • Een uitnodiging die aan u is gericht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 15/2 blz. 111-117

Een positieve opstelling vereist van degenen die toevlucht zoeken

1. Welke twee symbolische vrouwen worden in het boek Openbaring genoemd, en hoe worden ze geïdentificeerd?

WANNEER wij in het laatste boek van de bijbel kijken, treffen wij twee symbolische vrouwen aan die scherp tegenover elkaar blijken te staan. De ene is „Babylon de Grote” en de andere is de „vrouw” van het Lam Gods. De eerste wordt gebrandmerkt als een „hoer”. De tweede, „de bruid, de vrouw van het Lam”, is een maagd (Openb. 17:3-6, 15; 21:9). Beiden zijn religieuze organisaties, de ene een onreine en de andere een reine organisatie. De „bruid, de vrouw van het Lam”, is de gemeente van de 144.000 met een maagd te vergelijken getrouwe volgelingen van het Lam Jezus Christus, die allen geestelijke Israëlieten zijn. Babylon de Grote is het wereldrijk van valse religie, die afstamt van het oude Babylon. Ze is derhalve samengesteld uit allen die een religie beoefenen welke in strijd is met het ware christendom. Daarom zag de apostel Johannes dat „de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus” (Openb. 17:6). De religie van de leden van Babylon de Grote is derhalve niet christelijk, maar Babylonisch, en derhalve is het valse religie.

2. In welke verhouding staat de christenheid tot Babylon de Grote, en hoe treedt dit feit aan het licht?

2 Doordat de christenheid de dominerende religieuze organisatie van de Romeinse wereldmacht werd, was ze in feite een dochter van Babylon de Grote, over wie wordt gezegd: „Op haar voorhoofd was een naam geschreven, een mysterie: ’Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde’” (Openb. 17:5). Het is dan ook geen wonder dat de christenheid haar religieuze moeder nabootst, over wie wordt gezegd: „Met [haar] [hebben] de koningen der aarde hoererij . . . bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij” (Openb. 17:1, 2). De christenheid geniet intieme vriendschap met de wereld. Dit brengt ons de schriftplaats in Jakobus 4:4 te binnen: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.” De vele verbintenissen tussen Kerk en Staat in de christenheid strekken haar niet tot eer. Ze brandmerken haar als een geestelijke hoereerster, als iemand die zich met de wereldpolitiek inlaat. Ze wordt veroordeeld als een valse en onreine toevlucht voor de mensheid.

3. Hoe wordt het lot van Babylon de Grote, met inbegrip van de christenheid, op levendige wijze uitgebeeld?

3 Wat Babylon de Grote overkomt, overkomt ook de christenheid. Daaraan valt niet te ontkomen. Hoewel Openbaring, hoofdstuk 17, in symbolische taal is geschreven, wordt dit hierin toch onmiskenbaar duidelijk gemaakt. Wanneer het in dat hoofdstuk afgebeelde drama tot een hoogtepunt komt, lezen wij: „En de tien horens die gij gezien hebt, en het wilde beest [waarop Babylon de Grote als maîtresse heeft gereden], die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden.” Geen prettig beeld! — Openb. 17:16.

VLUCHT UIT BABYLON DE GROTE NAAR GODS WARE VROUW

4. (a) Welke gebiedende oproep hoorde Johannes in Openbaring 18:4-8, en waarom was deze dringend? (b) Hoe zou iemand op deze oproep kunnen reageren, maar welke vraag moeten wij thans allen onder de ogen zien?

4 Het is dan ook niet verwonderlijk dat wij in het begin van Openbaring hoofdstuk 18 de dringende en gebiedende oproep horen: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen. . . . Op één dag [zullen] haar plagen komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk” (Openb. 18:4-8). Hebt u die oproep gehoord en dienovereenkomstig gehandeld? Misschien zegt u dat u de huichelarij van de kerken der christenheid hebt gezien en ze hebt verlaten, indien u inderdaad ooit gemeend hebt lidmaat van een van die kerken te zijn geweest. Er zijn er velen in onze huidige generatie die in het geheel geen religieuze achtergrond hebben, maar die min of meer vaag zeggen dat zij wel geloven dat er een God moet zijn. Bent u er tevreden mee louter niet-religieus te zijn? U zou nauwelijks kunnen beweren dat u zich in een veilige plaats van toevlucht bevindt, of u daarin tracht te bevinden, als u er zo’n negatieve houding op na houdt, zonder u positief op te stellen. Met het oog op alle bewijzen van het naderbij komende einde van het huidige samenstel van dingen, met inbegrip van de christenheid, moeten wij de vraag onder de ogen zien: Aan wiens zijde staan wij in deze tijd die zich naar een hoogtepunt spoedt?

5. Welke mensenmenigte zag Johannes na het visioen van de 144.000, waarbij welk detail werd verschaft?

5 Misschien zegt u dat u niet tot de „koninkrijk der hemelen”-klasse behoort, die is samengesteld uit degenen die weten dat zij een hemelse hoop hebben, zoals reeds eerder werd besproken. Maar dit sluit u niet uit van Gods gunst of van het vinden van toevlucht onder zijn vleugels (Ps. 91:4). Na de beschrijving van de 144.000 geestelijke Israëlieten in Openbaring 7:4-8, lezen wij: „Na deze dingen zag ik, en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’” Vervolgens lezen wij ter verdere identificatie: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God, en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel . . . [en] het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.” Wat een uitnodigend beeld! — Openb. 7:9-17.

6. (a) Hoe sprak Jezus over deze mensen? (b) In welk opzicht maakte hij dit zeer persoonlijk, hetgeen tot welke schitterende verzekering leidde?

6 Mogen wij u, als een verdere aanduiding wie deze „grote schare” vormen en ten einde u uit te nodigen daartoe te behoren, herinneren aan wat Jezus over zijn volgelingen zei, die hij met schapen vergeleek. Met betrekking tot degenen die de troon met hem zouden delen, zei hij: „Vreest niet, kleine kudde, want uw Vader heeft het goedgekeurd u het koninkrijk te geven” (Luk. 12:32). Ja, een „kleine kudde”. Maar bij een andere gelegenheid, toen hij uitvoeriger over zijn „schapen” sprak en zichzelf de „voortreffelijke herder” noemde, die ’afstand doet van zijn ziel ten behoeve van de schapen’, zei hij: „En ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden.” Hij maakte dit ook zeer persoonlijk. Iets eerder zei hij: „Hij [de herder] roept zijn eigen schapen bij de naam en leidt ze naar buiten.” Dit betekent dat als u een van zijn ware schapen wordt door uzelf te verloochenen en hem voortdurend te volgen, hij u persoonlijk kent. En merk de zeer persoonlijke toon op in zijn verdere woorden: „Mijn schapen luisteren naar mijn stem [en naar niemand anders], en ik ken ze [individueel], en zij volgen mij. En ik geef hun eeuwig leven, en zij zullen stellig nooit worden vernietigd, en niemand zal ze uit mijn hand rukken. Wat mijn Vader mij heeft gegeven, is groter dan alle andere dingen, en niemand kan ze uit de hand van de Vader rukken.” Wat een geweldige verzekering van een veilige toevlucht! — Joh. 10:3, 11, 16, 27-29; zie ook Matthéüs 16:24.

7. Welke waarschuwing gaf Petrus met betrekking tot „valse leraren”?

7 Wanneer wij nu terugkeren tot de vraag aan wiens zijde wij staan, doen wij er goed aan te beschouwen wat de apostel Petrus onder inspiratie hierover zei. Tegen het einde van zijn tweede brief waarschuwde hij eerst voor het opstaan van ’valse leraren onder u’. „Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren en zullen zelfs de eigenaar, die hen heeft gekocht, verloochenen, een spoedige vernietiging over zichzelf brengend.” Met deze namaakchristenen in gedachten schreef hij later: „In de laatste dagen [zullen er] spotters . . . komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan en zeggen: ’Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders zijn ontslapen, blijven alle dingen precies zo als sedert het begin der schepping.’” Is dat niet precies de houding die over het algemeen door de geestelijken van de christenheid en hun volgelingen wordt aangenomen? Wij hopen van harte dat het niet uw houding is. — 2 Petr. 2:1, 2; 3:3, 4.

8. Hoe vervolgde Petrus met een waarschuwing te geven die speciaal voor onze tijd bestemd was?

8 Wij hopen veeleer dat de oprechte houding van ons allen in overeenstemming is met de verdere vermaning van de apostel. Na te hebben verteld dat „door het woord van God” een vroeger samenstel van dingen, bestaande uit een vroegere hemel en aarde, werd „vernietigd toen [het] door water werd overstroomd”, vervolgde hij met te zeggen: „Door hetzelfde woord [van God] zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen.” Vervolgens waarschuwde hij dat wij niet, zoals velen in deze tijd, ongeduldig moesten worden door Gods schijnbare traagheid, door te zeggen: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, [merk nu de reden op] maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken.” Hij waarschuwde opnieuw dat „Jehovah’s dag [zal] komen als een dief”, waarop de huidige symbolische hemel en aarde, die onder Satans onzichtbare heerschappij staan, vernietigd zullen worden. — 2 Petr. 3:5-10.

9. Waarom is het belangrijk Gods geduld op juiste wijze te bezien?

9 Dan komt de vermaning: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah” (2 Petr. 3:11, 12). De spotters in deze tijd trekken geen voordeel van Gods geduld. Niettemin heeft God, hoewel zij het niet beseffen, heel goedgunstig jegens hen gehandeld opdat zij berouw zouden hebben. De apostel Paulus schreef hierover: „Veracht gij de rijkdom van zijn goedheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, omdat gij niet weet dat de goedgunstige hoedanigheid van God u tot berouw tracht te brengen?” (Rom. 2:4) Wee ons indien wij Gods goedgunstigheid verachten!

10. Op welke basis en op welke wijze kunnen wij gunstig reageren op de smeekbede in 2 Petrus 3:14?

10 Maar hoe dienen wij in positieve zin de vraag te beantwoorden: „Wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn?” en hoe kunnen wij tonen dat wij ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten houden’? In de eerste plaats moeten wij allen, of wij nu een hemelse of een aardse hoop hebben, gunstig reageren op Petrus’ verdere smeekbede: „Doet uw uiterste best om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden” (2 Petr. 3:12, 14). Ja, wij moeten er altijd naar streven in moreel opzicht onverderfelijk te zijn. Wij moeten ’zuiver van hart’, met onze gehele ziel toegewijd aan Jehovah, onze rechtschapenheid bewaren (Matth. 5:8). Toegegeven, wij zijn allen onvolmaakt en schieten elke dag te kort, maar, zoals in de volgende brief in de bijbel wordt vermeld, in 1 Johannes 1:7: „Indien wij . . . in het licht wandelen zoals híj [God] in het licht is, dan hebben wij deel met elkaar, en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” Ja, Jezus Christus „is een zoenoffer voor onze zonden [de christelijke gemeente, de „kleine kudde”], echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld”. Dus hoevelen er ook in de „grote schare” „andere schapen” komen, zij kunnen en moeten ’hun lange gewaden wassen en ze wit maken in het bloed van het Lam’. — 1 Joh. 2:2; Openb. 7:14.

11. Welke definitieve opstelling, behalve het verlaten van de valse religie, wordt in Openbaring 18:4 te kennen gegeven?

11 Maar dat is niet alles. Herinnert u zich nog dat wij spraken over die twee symbolische vrouwen die een schril contrast met elkaar vormden? De ene is de hoer, Babylon de Grote, met inbegrip van de christenheid, de andere is een maagd, de vrouw van het Lam, de christelijke gemeente. Het is niet voldoende om uit Babylon de Grote te gaan, om alle valse religie de rug toe te keren. Tot wie werd in Openbaring 18:4 gezegd: „Gaat uit van haar”? Tot: „Mijn volk.” Dit betekent dat u zich beslist moet identificeren als iemand die tot Gods volk behoort, als een van zijn toegewijde dienstknechten of slaven, als een volgeling van de voortreffelijke herder, Christus Jezus, een van zijn „schapen”. Voor verdere inlichtingen dienaangaande moeten wij teruggaan tot de Hebreeuwse geschriften en profetieën die niet alleen de basis vormen van het gebod in Openbaring 18:4, maar ook van het meeste van datgene wat in dat laatste bijbelboek is vervat.

12. (a) Hoe sprak Jesaja’s profetie over Jehovah’s hemelse organisatie? (b) Welke rol speelde Christus Jezus in verband met deze organisatie?

12 Volgens Jesaja’s profetie was Jehovah’s Messiaanse Dienstknecht, Christus Jezus, voordat hij zijn rol op aarde vervulde, een lid van Jehovah’s hemelse organisatie van getrouwe „zonen Gods” (Job 1:6; 2:1; 38:7). Die hemelse geestenorganisatie vervult de rol van een „vrouw” die gehuwd is met Jehovah, de Schepper, evenals de natie Israël uit de oudheid, toen ze in het Wetsverbond werd opgenomen, als het ware met Jehovah gehuwd was en als een aardse vrouw van hem werd afgebeeld (Jes. 54:1, 5-8). Jehovah koos zijn voornaamste hemelse zoon uit om als de Messiaanse Dienstknecht op aarde te dienen. Jehovah’s moederorganisatie in de hemel verschafte deze Dienstknecht dus om de voornaamste rechtvaardiger van de universele soevereiniteit van haar Echtgenoot te zijn. Toen deze Dienstknecht zijn loopbaan op aarde getrouw had vervuld en uit de doden werd opgewekt, ontving de moederorganisatie in de hemel hem terug als de „eerstgeborene uit de doden” (Kol. 1:18; Openb. 1:5, 17, 18). Haar vreugde was voorzegd! Luister: „’Hef een vreugdegeroep aan’”, zegt Jesaja 54:1, „’gij onvruchtbare vrouw die niet gebaard hebt! Word vrolijk met vreugdegeroep en jubel, gij die geen barensweeën hebt gehad, want de zonen van de eenzame zijn talrijker dan de zonen van de vrouw met een echtgenoot-eigenaar’, heeft Jehovah gezegd.”

13. (a) Hoe en op wie paste Paulus Jesaja 54:1 toe? (b) Hoe heeft Jezus, in overeenstemming hiermee, Jesaja 54:13 van toepassing gebracht?

13 Deze schriftplaats wordt door de apostel Paulus niet op de joodse natie na haar ballingschap in Babylon van toepassing gebracht, maar op Jehovah’s met een vrouw te vergelijken organisatie in de hemel. In Galáten 4:22 tot en met 5:1 stelt Paulus de joodse natie met haar hoofdstad in Jeruzalem, en welke natie Jezus Christus verwierp, tegenover Gods hemelse, met een vrouw te vergelijken organisatie, en zegt: „Het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is onze moeder.” Volgens Jesaja’s profetie zou Gods hemelse organisatie meer kinderen hebben dan Jezus, de Messías, op wie zij lang had gewacht als was zij onvruchtbaar. Zij zou de geestelijke moeder van de 144.000 metgezellen van Jezus, de Messías, worden. Dit wordt duidelijk getoond in Jesaja 54:13, waar het „Jeruzalem dat boven is”, het „hemelse Jeruzalem” of de „berg Sion”, wordt toegesproken, en waar wij lezen: „En al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn.” Dat dit het juiste begrip is, wordt bewezen door het feit dat Jezus Christus die schriftplaats in Johannes 6:45 op zijn discipelen van toepassing bracht. — Hebr. 12:22.

14. Hoe wordt Gods organisatie op aarde vertegenwoordigd, waardoor welke positieve opstelling wordt vereist?

14 Wij kunnen derhalve zeggen dat Gods met een vrouw te vergelijken, hemelse organisatie op aarde wordt vertegenwoordigd door de goed onderwezen en goed opgeleide metgezellen van Christus Jezus. Daarom moeten wij niet alleen uit de onreine hoer, Babylon de Grote, vluchten, maar wij moeten vluchten naar en toevlucht zoeken in nauwe verbondenheid met Gods ware vrouw, het „hemelse Jeruzalem”, dat wordt vertegenwoordigd door de met een maagd te vergelijken volgelingen van het Lam, Christus Jezus, op aarde. Dit blijkt duidelijk uit de situatie die thans onder de groep christenen heerst die als Jehovah’s getuigen bekendstaan. Onder hen bevindt zich als kern een overblijfsel van degenen die door Gods geest zijn gezalfd tot de hemelse hoop. Nauw om die kern heen geschaard bevindt zich een toenemende „grote schare” „andere schapen”, zodat zij „één kudde [onder] één herder” vormen. — Joh. 10:16.

15. In welke opzichten tonen Jehovah’s Getuigen dat zij Jehovah’s dag ’goed in gedachten houden’?

15 Dit is geen loze bewering. Zij tonen dat zij inderdaad ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten houden’. Ondanks al de toenemende druk houden zij vast aan de ’reine en onbesmette religie’ door zich onbevlekt van de onreine wereld te bewaren. Zij weigeren het politieke „wilde beest” en zijn door mensen gemaakte „beeld”, de Verenigde Naties, te aanbidden. Zij weerhouden zich ervan met bloedschuld bezoedeld te raken door strikt neutraal te blijven en part noch deel te hebben aan de bloedige oorlogen van de natiën en politieke partijen van deze wereld. Zij volgen hun leider Jezus Christus na door geen deel van deze wereld te zijn. — Jak. 1:27; Openb. 13:1-15; 15:2-4; Joh. 15:19; 17:14, 16.

16. Hoe brengen zij de twee geboden in Matthéüs 24:14 en Matthéüs 28:18-20 ten uitvoer, en met welk bewijs van Jehovah’s zegen?

16 Met nadruk op de positieve kant bewijzen zij dat zij „eerst het koninkrijk [van hun hemelse Vader] en Zijn rechtvaardigheid zoeken” door volhardend datgene bekend te maken wat naar zij weten ’s mensen enige hoop en toevlucht is, zoals Jezus voorzei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën.” Zij blijven ook, zolang er nog tijd voor is, het gebod ten uitvoer brengen dat de opgestane Jezus Christus gaf, namelijk heen te gaan en discipelen te maken van mensen uit alle natiën, hen in water te dopen en hun te leren alles te onderhouden wat hij hun gebood (Matth. 6:33; 24:14; 28:18-20). Dat Jehovah’s zegen op dit alles heeft gerust, blijkt niet alleen uit de waarlijk opmerkelijke toename in het aantal personen die Jehovah’s organisatie binnenstromen, maar ook uit de vredige, gelukkige, zekere en reine toestand die over de gehele aarde onder Jehovah’s opgedragen volk heerst. Deze toestand is waarlijk als een geestelijk paradijs. Luister dus en geef gehoor aan de schriftuurlijke uitnodiging om te komen en toevlucht te zoeken in dit geestelijke paradijs.

UITNODIGING TOT EEN GEESTELIJK PARADIJS

17. Welke belofte en welke uitnodiging werden in Jesaja 54:17 en Jesaja 55:1, 2 gedaan, en met welke vervulling in het klein?

17 Aan het einde van Jesaja, hoofdstuk 54, komt de geweldige belofte aan de geestelijke zonen van het „Jeruzalem dat boven is”: „Geen enkel wapen dat tegen u gesmeed zal worden, zal succes hebben, en elke tong die tegen u zal opstaan in het gericht, zult gij veroordelen” (Jes. 54:17). Dan volgt de vreugdevolle uitnodiging: „Hé daar, al gij dorstigen! Komt tot het water. En zij die geen geld hebben! Komt, koopt en eet. Ja, komt, koopt wijn en melk zelfs zonder geld en zonder prijs. . . . Luistert aandachtig naar mij en eet wat goed is en laat uw ziel haar heerlijke verrukking vinden in vettigheid zelf” (Jes. 55:1, 2). Wij begrijpen de situatie beter wanneer wij in gedachten houden dat Jesaja voorzei dat Jeruzalem en Juda verwoest zouden worden en de joden voor zeventig jaar in ballingschap naar Babylon zouden gaan. Hij voorzei ook hun bevrijding door bemiddeling van Cyrus de Pers, die als een profetisch beeld werd gebruikt van Gods Messiaanse Dienstknecht, Christus Jezus, die het hedendaagse Babylon de Grote zou omverwerpen en vernietigen (Jes. 44:28–45:6). Maar wat valt er te zeggen over deze tijd?

18. Hoe leidden de ervaringen van Jehovah’s getuigen van 1914 tot 1919 tot een vervulling in het groot van bovengenoemde schriftplaatsen?

18 Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg Babylon de Grote door bemiddeling van haar wereldse minnaars, de politieke, militaire en rechterlijke autoriteiten, Jehovah’s getuigen werkelijk in haar macht. Zij werden overal het mikpunt van vervolging en verbodsbepalingen, en dit alles bereikte een hoogtepunt toen leden van het besturende lichaam van Jehovah’s getuigen in de gevangenis werden gezet. Het vooruitzicht was donker. Toen brak er plotseling een onverwachte naoorlogse periode voor hen aan. De boodschap van bevrijding kwam van Jehovah, de schriftuurlijke boodschap van bevrijding uit Babylon de Grote door middel van het opgerichte Messiaanse koninkrijk. Het concrete bewijs daarvan werd gezien doordat de bovengenoemde leden uit de gevangenis werden vrijgelaten en volledig van alle valse beschuldigingen werden gezuiverd. Kort daarna in hetzelfde jaar, 1919, verscheen in The Watch Tower het hoofdartikel getiteld „Gezegend zijn de onbevreesden”, hetgeen ook het thema was van het algemene congres dat van 1 tot 8 september 1919 in Cedar Point (Ohio) werd gehouden. Op dat congres werd, als teken dat er meer geestelijk voedsel kwam en er nog een groter werk voor de boeg lag, aangekondigd dat er een nieuw halfmaandelijks tijdschrift, The Golden Age, zou verschijnen. U kunt zich wel voorstellen dat dit alles voor Gods ware dienstknechten als verfrissend water, versterkend brood, vreugde schenkende wijn en vet makende melk was.

19. Welke opeenvolgende stappen zijn er gedaan met het oog op het herstel van een geestelijk paradijs?

19 Dat was slechts het begin, de eerste stap, van het herstel van een geestelijk paradijs voor Gods volk. Zoals de moderne geschiedenis van Jehovah’s getuigen aantoont, zijn er sindsdien enorme stappen voorwaarts gedaan, en het bericht hierover is voor allen beschikbaar zodat zij het zelf kunnen nagaan. Bovendien kan worden gezien dat iedere voorwaartse stap werd gedaan onder leiding van de Auteur van de bijbel, die zei: „Mijn woord . . . zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden. Want met verheuging zult gijlieden uittrekken, en met vrede zult gij worden binnengebracht . . . zelfs de bomen van het veld zullen alle in de handen klappen. In plaats van de doornheg zal de jeneverboom opschieten. In plaats van de brandnetel zal de mirteboom opschieten. En het moet voor Jehovah iets vermaards worden, een teken tot onbepaalde tijd dat niet afgesneden zal worden.” — Jes. 55:10-13.

20. Hoe wordt de uitnodiging om een aandeel aan dit paradijs te hebben, in Psalm 1:1-3 onder worden gebracht?

20 Wat een grandioze en uitnodigende beschrijving van een geestelijk paradijs! En u wordt uitgenodigd een persoonlijk aandeel aan dat paradijs te hebben indien u zich nauwgezet aan Gods Woord houdt. In Psalm 1:1-3 staat dan ook: „Gelukkig is de man . . . [wiens] lust is in de wet van Jehovah, en in diens wet leest hij dag en nacht met gedempte stem.” Wat gebeurt er met die man? „Hij zal stellig worden als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn eigen vrucht geeft als het de juiste tijd ervoor is en waarvan het gebladerte niet verwelkt [altijd vruchtbaar en altijd groen blijft], en al wat hij doet, zal gelukken.”

21, 22. (a) Hoe weiden de schriftplaatsen in Matthéüs 25:34 en Openbaring 22:17-20 over deze uitnodiging uit? (b) Hoe kunnen wij ons, gehoor gevend aan deze uitnodiging, persoonlijk positief opstellen?

21 De weg naar het geestelijke paradijs is nog steeds open! De uitnodiging om er binnen te gaan en erin te delen, weerklinkt nog steeds over de gehele wereld! Ze werd door de koning in Jezus’ gelijkenis als volgt onder woorden gebracht: „Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid” (Matth. 25:34). In feite besluit de Schrift, Gods Woord, met de volgende uitnodiging: „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” Als een laatste woord hoort Johannes, in een visioen, Christus Jezus zeggen: „Hij die getuigenis van deze dingen aflegt, zegt: ’Ja, ik kom vlug.’” Vervolgens antwoordt Johannes verlangend: „Amen! Kom, Heer Jezus.” — Openb. 22:17-20.

22 Waarom zou u zich niet positief opstellen door toevlucht te zoeken onder het onverderfelijke „koninkrijk der hemelen”? Zult u op zo’n dikwijls herhaalde en dringende uitnodiging niet geestdriftig reageren? Zult u niet komen?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen