Onderhoud voortdurend zijn geboden
„En hierdoor bezitten wij de kennis dat wij hem hebben leren kennen, namelijk indien wij zijn geboden blijven onderhouden.” — 1 Joh. 2:3.
1. Waarom is zelfonderzoek met betrekking tot het beoefenen van de waarheid noodzakelijk?
OVER de gehele wereld bevinden zich thans honderdduizenden opgedragen en gedoopte getuigen van Jehovah God die op vergaderingen bijeenkomen en er een aandeel aan hebben het goede nieuws van het Koninkrijk van huis tot huis en op vele andere manieren bekend te maken. Deze dienstknechten van God hebben hem lief en scheppen er behagen in zijn wil te doen. Daarom hebben zij hun leven aan Jehovah opgedragen om zijn geboden ten uitvoer te brengen en zijn wetten te onderhouden. Soms kunnen er echter enkelen zijn die in gebreke blijven volledig te beseffen wat het wil zeggen ’Gods geboden te blijven onderhouden’. Als iemand zijn levenswijze en beweegredenen niet voortdurend onderzoekt, kan hij bemerken dat de machten der duisternis in dit samenstel hem voor de vereisten van Jehovah verblinden. Wij moeten de geboden van God ten uitvoer blijven brengen. Als iemand een zelfde handeling blijft verrichten, wordt deze op de duur een gewoonte voor hem, iets wat hij geregeld doet. Hij zal het niet nu doen en het later vergeten. Wij zouden kunnen zeggen dat hij die handeling, ongeacht waarin die ook mag bestaan, gewoontegetrouw verricht. Ze wordt dus een levenswijze voor hem, iets wat hij doet zonder eraan te denken er in de toekomst mee op te houden.
2. Hoe leert iemand Jehovah werkelijk kennen?
2 Zo is het ook met degenen die de geboden van God onderhouden. Zij blijven deze loopbaan dag in dag uit, maand in maand uit en jaar in jaar uit volgen, aangezien zij weten dat dit een vereiste van God is. Het gaat er bij dit alles om dat wij Jehovah alleen werkelijk kunnen „leren kennen” wanneer wij te allen tijde doen wat hij van ons verlangt. Dit laat voor ons geen ruimte over hem alleen maar te dienen wanneer wij hier zin in hebben, wanneer het geen inbreuk maakt op iets anders waarvan wij denken dat het belangrijker is. Deze constantheid ligt opgesloten in de uitdrukkingen ’de waarheid beoefenen’ en „zijn geboden blijven onderhouden”.
„ONDER DE BIJEENGEKOMEN MENIGTEN”
3. Wat verlangt Jehovah van zijn volk met betrekking tot het onderling bijeenkomen?
3 De psalmist schreef: „Onder de bijeengekomen menigten zal ik Jehovah zegenen” (Ps. 26:12). Jehovah, de God van het licht, heeft geboden dat zijn volk in zijn naam bijeenkomt. In de Hebreeuwse Geschriften staan de geboden van Jehovah opgetekend die hij zijn volk Israël uit de oudheid oplegde en waarin hij hun voorschreef bijeen te komen ten einde speciale gebeurtenissen gedurende het jaar te vieren. In veel gevallen waren de Israëlieten verplicht aldus bijeen te komen. Bovendien ontvingen zij als gevolg hiervan zegeningen en voordelen. De verplichting om voor aanbidding bijeen te komen, werd aan de christelijke gemeente van Gods volk doorgegeven. In wezen wordt er in Hebreeën 10:24, 25 een beroep op christenen gedaan om bijeen te komen en dit niet te vergeten. Het doel hiervan is elkaar aan te moedigen en in het geloof op te bouwen en elkaar tot liefde en juiste werken aan te sporen.
4. (a) Wat moet iemand doen om de waarheid te beoefenen? (b) Hoe zou iemand ten aanzien van gemeentevergaderingen kunnen redeneren, maar wat dienen wij terecht in gedachten te houden?
4 De christelijke gemeente van thans, in onze twintigste eeuw, moet „zijn geboden” met betrekking tot het bijeenkomen voor aanbidding „onderhouden”. Individueel moet elkeen in de groep dit gebod onderhouden wil er van een ’bijeengekomen menigte’ sprake kunnen zijn. Om als groep de waarheid te kunnen beoefenen, moet elkeen naar de geboden van Jehovah luisteren. Er zou betoogd kunnen worden dat er geen specifiek gebod in de Schrift wordt aangetroffen waarin staat dat wij vijf uur per week moeten samenkomen, zoals onder Jehovah’s getuigen op aarde gebruikelijk is. Dat is waar. Maar dienen wij niet dankbaar te zijn dat onze God edelmoedig is en ons op overvloedige wijze geestelijk goede dingen verschaft? Wij trekken van elke vergadering die wij bijwonen, geestelijk voordeel. Ons geloof wordt versterkt. Wanneer wij met medechristenen bijeenkomen, worden wij geholpen Jehovah’s geboden te onderhouden en de waarheid te beoefenen. Dat is toch wat wij graag willen?
5. Hoe zal een opgedragen dienstknecht van Jehovah de gemeentevergaderingen derhalve bezien?
5 Het spreekt dan ook vanzelf dat een opgedragen dienstknecht van Jehovah alles in het werk zal stellen om met zijn broeders en zusters op de vergaderingen aanwezig te zijn. In plaats van excuses te zoeken om weg te blijven, zal hij redenen proberen te vinden om zo mogelijk op elke vergadering van de gemeente aanwezig te zijn. Hij zal vanzelfsprekend overleg gebruiken als hij ziek zou zijn of als er onvoorzien een ernstige omstandigheid zou rijzen. Maar over het algemeen zal zijn door de bijbel geoefende geweten hem ertoe aanzetten de waarheid te beoefenen door gehoorzaam te zijn aan Jehovah’s door middel van zijn Woord gegeven gebod en het onderling vergaderen niet na te laten.
6. Hoe zouden „redenen” voor het missen van een vergadering „excuses” kunnen worden waardoor men er een gewoonte van maakt ze te missen?
6 Als een dienstknecht van de Heer niet waakzaam is, zou hij zich geregeld door heel kleine aangelegenheden van deze gezegende omgang kunnen laten afhouden. Soms zou bezoek van familieleden iemand kunnen beletten een bepaalde vergadering bij te wonen, hetgeen van de omstandigheden afhangt. Maar zal men zich er door elk bezoek van familieleden en elke gebeurtenis van deze aard van laten afbrengen met degenen samen te zijn die onder de bijeengekomen menigten in de waarheid wandelen? Waarom zou men de familieleden niet uitnodigen mee te gaan? Zo zou er ook af en toe een vergadering gemist kunnen worden wegens slecht weer, iemands betrekking of lichte ziektegevallen. Wanneer deze „redenen” echter „excuses” worden om niet geregeld met het volk van de Heer om te gaan, begint men in de duisternis te wandelen in plaats van in het licht en wordt men iemand die liegt in plaats dat men de waarheid beoefent. Komt het ook maar een ogenblik bij ons op dat de getrouwe Israëlieten zich er ten tijde van de exodus uit Egypte ook maar door iets van lieten afbrengen wat van het bloed op hun deurposten te sprenkelen, het paschalam te eten en zich gereed te houden om ogenblikkelijk te kunnen vertrekken? Zij wisten dat het onderhouden van Jehovah’s geboden in dit geval niets minder dan hun leven betekende. Is de situatie thans soms minder ernstig? Leven wij thans in een andere tijd? Leven wij niet in kritieke dagen, die moeilijk zijn door te komen? Daarom dienen wij ons des te meer bereidwillig te tonen om overeenkomstig Jehovah’s gebod geregeld met de bijeengekomen menigten samen te komen.
DE WAARHEID IN HET OPENBAAR BEOEFENEN
7. Welk in het oog springende kenmerk van het vroege christendom wordt vervolgens in onze les besproken?
7 Een van de in het oog springende kenmerken van de eerste-eeuwse christenen was hun openbare bekendmaking van het goede nieuws. Wij lezen over Jezus dat hij door geheel Galiléa trok en aldaar in de synagogen onderwees en het goede nieuws van het Koninkrijk predikte (Matth. 4:23). Hij predikte en onderwees in de bergen, onder de mensen langs de zeekust en in de huizen van geïnteresseerde personen, ja, werkelijk overal waar maar mensen bleken te zijn met wie hij kon spreken. Tot de twaalf apostelen die hij speciaal opleidde, zei hij: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’” Toen zij hun instructies hadden ontvangen, zond hij hen uit naar de steden om te onderwijzen en te prediken. — Matth. 10:5-10.
8. Hoe verschillen Jehovah’s christelijke getuigen van de meeste mensen in de christenheid?
8 Het is dan ook alleen maar redelijk dat de christenen van de twintigste eeuw hetzelfde zouden doen. Het is duidelijk dat verreweg de meeste mensen in de christenheid in de loop des tijds in plaats van „daders van het woord” alleen maar hoorders zijn geworden die zelf niets doen om de waarheid te beoefenen door het Woord der waarheid te verbreiden. Onder Jehovah’s christelijke getuigen treffen wij echter „daders van het woord” aan. Zij beseffen dat zij, om als Jezus te zijn, er een aandeel aan moeten hebben het goede nieuws van het Koninkrijk aan anderen te vertellen. Zij hebben hiertoe de opdracht ontvangen, evenals het de opdracht van Jezus en de leden van de vroege christelijke gemeente was. Het bijbelse bericht vertelt ons: „Wie zegt in eendracht met hem te blijven, is verplicht ook zelf zó te blijven wandelen als hij gewandeld heeft.” — Jak. 1:22; 1 Joh. 2:6.
9. Noem enkele van de problemen die zich in verband met het beoefenen van de waarheid voordoen doordat men een aandeel heeft aan de openbare prediking?
9 Het is niet altijd gemakkelijk voor een christen deze waarheid te beoefenen door een aandeel te hebben aan de Koninkrijksprediking. Hij moet zich vaak smaad van de zijde van tegenstanders laten welgevallen. Er zijn maar heel weinig mensen die als het ware van nature een bijzondere aanleg hebben voor de openbare predikingsactiviteit, dat wil zeggen, die de gave bezitten om vrijelijk met mensen te kunnen spreken. Een getrouwe christen moet er derhalve moeite voor doen vaardig en bekwaam te worden. Hij moet zich ook vernederen om het openbare predikingswerk ten uitvoer te brengen, in het besef dat hij er door zijn liefde voor God en voor zijn naaste toe wordt gedrongen het goede nieuws met anderen te delen. Een christen kan het derhalve af en toe moeilijk vinden aan zulk een werk deel te nemen, terwijl hij ook excuses kan bedenken waarom hij het niet zou doen.
10. (a) Noem enkele van de dingen die ons er af en toe van zouden kunnen afhouden aan het predikingswerk deel te nemen, en wanneer zouden „redenen” „excuses” kunnen worden? (b) Wat dienen wij terecht in verband met Satans tactiek in gedachten te houden, en tot wie kunnen wij ons wenden om hulp?
10 Er kan af en toe een heel goede reden voor bestaan waarom wij op een bepaald tijdstip niet aan het predikingswerk kunnen deelnemen. Er zijn tijden dat er nodig enige reparaties moeten worden verricht aan en in het huis waarin wij wonen. Ook kan het dringend noodzakelijk zijn dat de auto die wij voor ons vervoer nodig hebben, wordt nagezien. Verder is het ook mogelijk dat wij iets van persoonlijke aard moeten doen waardoor wij worden verhinderd aan het predikings- en onderwijzingswerk deel te nemen. Maar wederom luidt de vraag: Wanneer wordt de reden een excuus? Laten wij toe dat zulke belemmeringen ons ermee doen ophouden de waarheid te beoefenen? Iedereen weet wat er in zijn eigen hart leeft, en natuurlijk weet Jehovah dit ook. Maar in de levensbelangrijke strijdvraag waarvoor de gehele mensheid zich gesteld ziet, zullen wij als getrouwe christenen er beslist voor moeten zorgen dat wij niet toelaten dat wij in de duisternis beginnen te wandelen. Satan, de god van de duisternis, doet een beroep op onze zwakheden, niet op onze sterke punten. Als hij ons zover kan krijgen dat wij medelijden met onszelf hebben en negatief denken, zal hij hier elke keer dat het probleem zich voordoet, een schepje bovenop doen. Om met succes het hoofd te kunnen bieden aan zijn plannen en ze te kunnen overwinnen, moeten wij op Jehovah God vertrouwen. Wij hebben zijn hulp nodig en wij dienen er in gebed om te vragen. Wij dienen onszelf af te vragen: Maken wij er een gewoonte van de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te stellen, of maken wij er een gewoonte van aan andere belangen de voorrang te geven?
11. Hoe kunnen materiële bezigheden een struikelblok voor het beoefenen van de waarheid blijken te zijn, en waar komt kracht om het goede te doen vandaan?
11 Wij moeten ervoor op onze hoede zijn dat wij ons door niets van de liefde van God laten wegtrekken. Houd in gedachten dat hij de nalatigen in de dagen van de profeet Haggaï erop wees wat hun probleem was. Hij zei: ’Gij zijt druk in de weer, ieder ten behoeve van zijn eigen huis, terwijl mijn huis woest ligt’ (Hag. 1:9). Zullen wij dezelfde handelwijze gaan volgen en ons van Jehovah’s zegen afsnijden? Als Jehovah de aarde schudt en de bergen tot in het hart van de zee wankelen, wat zal er dan met ons huis gebeuren en met de nieuwe lambrizeringen en de verbeteringen die wij erin hebben aangebracht? (Ps. 46:2) Hoe belangrijk is het derhalve de waarheid te blijven beoefenen en een volledig aandeel te hebben aan ons openbare predikingswerk. De tijd komt naderbij dat deze nooit meer terugkerende activiteit geëindigd zal zijn. Vóór ons ligt de grote verdrukking. Laten wij in de kracht van de God van het licht met onze macht doen wat onze handen te doen vinden. Houd Paulus’ woorden in gedachten: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent” (Fil. 4:13). Ja, moge daartoe ook onze openbare prediking tot lof van Jehovah’s naam behoren.
„IN HET LICHT WANDELEN” DOOR ONZE BROEDER LIEF TE HEBBEN
12. Welke andere vorm van duisternis moeten wij vermijden, en waarom?
12 Beschouwen wij nu een ander belangrijk facet van het beoefenen van de waarheid, dan lezen wij wederom in het boek Eén Johannes: „Wie zegt dat hij in het licht is en toch zijn broeder haat, is tot nu toe in de duisternis. Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en er is in zijn geval geen aanleiding tot struikelen. Maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en hij weet niet waarheen hij gaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind” (1 Joh. 2:9-11). De geboden van God onderhouden en de waarheid beoefenen, staan zeer nauw in verband met de liefde voor onze broeder. Hoe buitengewoon dwaas zou het zijn ons in alle opzichten rechtschapen te gedragen en geregeld met Gods volk bijeen te komen en aan de predikings- en onderwijzingsactiviteit deel te nemen en ons tegelijkertijd op andere tijden weinig of niets aan onze christelijke broeders en zusters gelegen te laten liggen, hen te mijden en ons niet om hun welzijn te bekommeren.
13. (a) Wat zou men zich in dit verband logischerwijs kunnen afvragen? (b) Hoe blijkt uit de voorbeelden waarbij onze broeders in Malawi en Nicaragua zijn betrokken, dat Gods dienstknechten de waarheid willen beoefenen door liefde voor elkaar te tonen?
13 Men zou zich kunnen afvragen: ’Hoe is dat nu mogelijk?’ Men zou kunnen zeggen: ’Ik houd van mijn broeders. Ik zou graag alles voor hen willen doen. Maar wat kan ik doen? Wat hebben zij nodig?’ Laten wij het eens aldus bekijken: Het is in de afgelopen jaren voorgekomen dat de dienstknechten van Jehovah in verscheidene delen van de aarde veel hebben geleden. In het land Malawi zijn Jehovah’s getuigen bijvoorbeeld zwaar vervolgd, met het gevolg dat de meesten van hen wegens tegenstand met betrekking tot hun christelijke gedrag ten slotte uit hun huis en land moesten wegvluchten en zich in een ander land moesten vestigen. In het land Nicaragua heeft een verwoestende aardbeving de hoofdstad, Managua, getroffen, als gevolg waarvan vele getrouwe christenen al hun bezittingen verloren — hun huis, hun betrekking, hun vergaderplaats, alles. Hoe reageerden de dienstknechten van Jehovah over de gehele wereld? Zij gaven van een grote bezorgdheid voor het welzijn van deze geestelijke broeders en zusters van hen blijk. Dit bleek wel uit de hulp die ten behoeve van deze christenen werd geschonken. Het was een wonderbare tentoonspreiding van christelijke bezorgdheid van hun zijde, van zorg voor hun christelijke broeders en zusters.
14. Wie in de gemeente zouden wij terecht in gedachten kunnen hebben wanneer wij de waarheid beoefenen door bezorgdheid voor onze broeders en zusters te tonen, en op welke manieren zouden wij hulp kunnen bieden?
14 Maar laten wij deze bespreking op een plaatselijker niveau brengen. Stellen wij ons evenzeer ten doel de waarheid te beoefenen onder degenen met wie wij geregeld bijeenkomen en die wij heel goed kennen in onze eigen gemeente? Velen doen dit vanzelfsprekend, maar houd in gedachten dat wij nu met enig zelfonderzoek bezig zijn. Wij leven thans in een tijd waarin de mensen zwaar gebukt gaan onder de zorgen als gevolg van de omhoog vliegende kosten van het levensonderhoud. Deze druk neemt enorm toe wanneer de kostwinner van het gezin uit zijn betrekking wordt ontslagen. Veel gezinsgroepen en afzonderlijke personen die van een vast inkomen leven, hebben het erg moeilijk om aan de noodzakelijke levensbehoeften te komen, en in de komende maanden zal die situatie ongetwijfeld nog erger worden (Hab. 3:17). Wat zullen wij als afzonderlijke personen doen wanneer wij beseffen dat iemand anders of een gezinsgroep in ons midden buiten hun eigen schuld in behoeftige omstandigheden is komen te verkeren? De discipel Jakobus schreef in dit verband: „Indien een broeder of een zuster zich in een naakte toestand bevindt en het toereikende voedsel voor de dag ontbeert, doch iemand van u tot hen zegt: ’Gaat in vrede, blijft warm en goed gevoed’, maar gij geeft hun niet wat zij voor hun lichaam nodig hebben, wat heeft dat voor nut?” (Jak. 2:15, 16). Het is iets waaraan degenen die de waarheid beoefenen, terecht dienen te denken.
15. Wie hebben nog meer onze aandacht nodig, en op welke mogelijke manieren?
15 Wat valt er te zeggen over sommigen van onze broeders en zusters in de gemeente die op leeftijd zijn? Hoe gaat het met hen? Tonen wij dat wij ’in het licht wandelen’ door medegevoel en bezorgdheid voor hen aan de dag te leggen? Blijven wij Jehovah’s geboden met betrekking tot hen onderhouden? Misschien hebben zij af en toe iemand nodig die hen ophaalt en helpt naar de vergaderingen te komen of in de velddienst te gaan. Misschien hebben zij ook hulp nodig bij het aanschaffen van de noodzakelijke levensbehoeften of bij het onderhoud van hun huis. Dit zijn allemaal manieren waarop de waarheid beoefend kan worden. Personen die op leeftijd zijn, waarderen het soms wanneer iemand hen een bezoekje komt brengen ten einde over de waarheid van Gods Woord te spreken en belangstelling voor hen te tonen. Wij leren uit de Schrift: „Grijsheid is een luisterrijke kroon wanneer ze op de weg der rechtvaardigheid wordt gevonden” (Spr. 16:31). Wat moet het voor Jehovah aangenaam zijn te zien hoe zijn dienstknechten die zijn wil vele, vele jaren getrouw hebben gedaan, aandacht ontvangen van de zijde van anderen die de waarheid beoefenen en in het licht wandelen!
16. Hoe vormt respect voor de ouderlingen in de gemeente nog een manier om de waarheid te beoefenen?
16 Wij dienen ook in gedachten te houden dat het beoefenen van de waarheid tevens omvat respect te tonen voor de ouderlingen, die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben. De apostel Paulus geeft de raad: „Nu verzoeken wij u, broeders, achting te hebben voor hen die onder u hard werken en de leiding over u hebben in de Heer en u vermanen, en hun om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde te betonen. Weest vredelievend jegens elkaar” (1 Thess. 5:12, 13; Hebr. 13:17). Bezien wij de oudere mannen in onze gemeente inderdaad zo?
17. Hoe kunnen ouderlingen op hun beurt tonen dat zij de waarheid beoefenen?
17 Het is vanzelfsprekend ook duidelijk dat degenen die de leiding hebben, de waarheid moeten beoefenen en een intense belangstelling voor de „schapen” moeten hebben. Zij moeten niet over hun broeders heersen, aangezien zij dan niet de wegen van Jehovah, de God van het licht, zouden weerspiegelen. Zij staan onder het rechtstreekse gebod van God „de kudde Gods [te weiden] . . . , niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend”. — 1 Petr. 5:2, 3.
18. Vermeld welke wijze, gezaghebbende raad Paulus aan Gods volk geeft?
18 Ten slotte dienen wij in gedachten te houden dat wij allen, willen wij de waarheid beoefenen, in het licht wandelen, Jehovah’s geboden onderhouden en ons vrij houden van de duisternis van dit goddeloze samenstel van dingen, de gezaghebbende raad van de apostel Paulus moeten opvolgen die hij in zijn wijze woorden aan de gemeente Kolosse gaf: „Bekleedt u dan, als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid. Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo. Bekleedt u bij al deze dingen echter met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid.” — Kol. 3:12-14.
19, 20. Welke gebeurtenis in de dagen van Mozes herinnert ons aan de wereld waarin wij thans leven, en hoe kunnen wij persoonlijk gezegend worden wanneer wij de waarheid beoefenen door Jehovah’s geboden te onderhouden?
19 Hierin treffen wij dus enkele van de manieren aan waarop wij in deze dagen waarin de mensen in volslagen duisternis verkeren — die te wijten is aan het feit dat Satan de geest van de mensen verblindt, zodat het glorierijke goede nieuws over de Christus niet kan doorschijnen — de waarheid kunnen beoefenen en Gods geboden kunnen onderhouden. Terwijl de duisternis van de wereld dichter wordt, wordt het licht van de waarheid uit het Woord van God steeds helderder. Dit herinnert ons aan de dagen van Mozes, toen de Israëlieten in Egypte in slavernij verkeerden. De negende plaag, of slag, voor de hardvochtige farao van Egypte was die van een dikke duisternis over het land. Wij worden hier in de volgende woorden over ingelicht: „Onmiddellijk strekte Mozes zijn hand uit naar de hemel, waarop er een stikdonkere duisternis in het gehele land Egypte ontstond, drie dagen lang. Men kon elkaar niet zien, en drie dagen lang stond niemand van hen van zijn eigen plaats op; maar voor alle zonen van Israël bleek er licht in hun woningen te zijn.” — Ex. 10:22, 23.
20 Wij leven in een bijzonder belangrijke tijd, en terwijl de wereld in duisternis rondtast en geen uitweg weet, schijnt het waarheidslicht, dat afkomstig is van de God van het licht en van zijn licht der wereld, de Heer Jezus, helderder dan ooit. Hoe passend is het dat wij geregeld beschouwen wat het voor ons allen betekent de waarheid te beoefenen en Gods geboden te blijven onderhouden door in het licht te wandelen. Wat dat voor de nog voor ons liggende dagen betekent, wordt in de volgende woorden van de apostel Johannes verklaard: „Indien wij echter in het licht wandelen zoals híj in het licht is, dan hebben wij deel met elkaar, en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Joh. 1:7). Laten wij dankbaar zijn dat wij in eendracht zijn met de God van het licht, in wie in het geheel geen duisternis is.
[Illustratie op blz. 21]
Op de wekelijkse vergaderingen van Jehovah’s christelijke getuigen komen honderdduizenden bijeen voor opbouwende bijbelse besprekingen
[Illustratie op blz. 23]
Door voor onze bejaarde en zieke christelijke broeders en zusters werkzaamheden te verrichten, tonen wij liefde en bezorgdheid
[Illustratie op blz. 25]
Ouderlingen in de christelijke gemeente tonen dat zij de waarheid beoefenen door een intense belangstelling voor het welzijn van hun broeders en zusters aan de dag te leggen