-
HemellichtInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
In het Genesisverslag wordt verteld dat God er op de vierde scheppings-„dag” voor zorgde dat er hemellichten „aan het uitspansel van de hemel” kwamen (Ge 1:14, 19). Hierdoor wordt niet te kennen gegeven dat het licht (Hebr.: ʼōr) zelf tot bestaan kwam, want uit het verslag blijkt dat het licht al bestond (Ge 1:3). Ook wordt er niet gezegd dat op dat tijdstip de zon, de maan en de sterren werden geschapen. Het eerste vers van de bijbel luidt: „In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Ge 1:1). De hemel met zijn hemellichamen, waaronder ook de zon, bestond dus reeds een onbepaalde tijdsperiode voordat zich de processen en gebeurtenissen voordeden die volgens het verslag gedurende de zes scheppingsperioden plaatsvonden, zoals deze in de daaropvolgende verzen van het eerste hoofdstuk van Genesis beschreven worden.
-
-
HemellichtInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Het doel van deze hemellichten was „scheiding te maken tussen de dag en de nacht” en te „dienen tot tekenen en voor het vaststellen van tijdperken en dagen en jaren”. Behalve dat deze hemellichten tekenen zijn van Gods bestaan en majesteit, stellen ze door hun bewegingen de mens in staat de seizoenen, dagen en jaren nauwkeurig vast te stellen. — Ge 1:14-18; Ps 74:16; 148:3.
-