KIR VAN MOAB
Een belangrijke stad van Moab, waarschijnlijk eens de hoofdstad. In de Aramese targoem worden Kir (van Moab), Kir-Hareseth en Kir-Heres consequent met Karak aangeduid, wat erop wijst dat dit slechts verschillende namen voor dezelfde plaats zijn. „Kir van Moab” wordt derhalve gewoonlijk met het huidige Karak geïdentificeerd (Jes 15:1). Deze stad ligt op een klein plateau, ruim 900 m boven de zeespiegel en zo’n 35 km ten Z van Dibon. Karak wordt grotendeels door diepe dalen van de omliggende hogere bergen gescheiden.
Tegen het einde van de 10de eeuw v.G.T. ondernamen de geallieerde strijdkrachten van Israël, Juda en Edom een aanval op Kir-Hareseth. Als deze plaats terecht met Karak wordt geïdentificeerd, hebben slingeraars de stad ongetwijfeld vanaf de omliggende bergen met stenen gebombardeerd. Hoewel Kir-Hareseth kennelijk niet werd ingenomen, had de koning van Moab het in de strijd zwaar te verduren. Om de een of andere niet vermelde reden trachtte hij met 700 krijgslieden de vijandelijke linies te doorbreken om bij de koning van Edom te komen, evenwel zonder succes. In zijn vertwijfeling ging de koning van Moab blijkbaar zo ver dat hij zijn eerstgeboren zoon in het openbaar offerde, waarschijnlijk om de god Kamos gunstig te stemmen (2Kon 3:5, 9, 25-27). De Hebreeuwse tekst (2Kon 3:27) kan ook betrekking hebben op de eerstgeboren zoon van de koning van Edom, en volgens sommigen wordt in Amos 2:1 hierop gezinspeeld. Maar dat is minder waarschijnlijk.
Jesaja’s profetie gaf te kennen dat de Moabieten om de rozijnenkoeken van Kir-Hareseth — wellicht een van de voornaamste handelsprodukten van de stad — zouden treuren (Jes 16:6, 7). Jesaja sprak er ook over dat hij om Moab en Kir-Hareseth zo onstuimig was als een harp. Zoals bij het harpspel de snaren in trilling worden gebracht, zo werd Jesaja tot diep in zijn binnenste bewogen door de onheilsboodschap tegen Kir-Hareseth. — Jes 16:11; zie ook Jer 48:31, 36.