DENKVERMOGEN
De Hebreeuwse term mezim·mahʹ wordt gebruikt ter aanduiding van het denkvermogen of het vermogen om op basis van een grondige kennis van zaken een kwestie verstandig en zorgvuldig te beschouwen (Sp 5:2; 8:12); de intriges, plannen en dwaze denkbeelden van goddeloze mensen (Ps 10:2, 4; 21:11; 37:7; 139:19, 20; Sp 12:2; 24:8; Jer 11:15); of de „denkbeelden” of voornemens van Jehovah God of van zijn „hart” (Job 42:2; Jer 23:20; 30:24; 51:11).
Een van de doeleinden van de Spreuken is, aan een jonge man kennis en denkvermogen te geven (Sp 1:1-4). De in de Spreuken vervatte inlichtingen stellen iemand in staat heilzame gedachten en denkbeelden te ontwikkelen die doelgerichte leiding aan zijn leven kunnen geven. Denkvermogen behoedt iemand ervoor een verkeerde weg te volgen en zich met degenen te verbinden die een slechte invloed uitoefenen, want het helpt iemand te zien waartoe zo’n handelwijze zou leiden. Dit werpt voor de desbetreffende persoon zegen af. Wijsheid en denkvermogen behoeden hem ervoor zich met activiteiten bezig te houden die tot rampspoed leiden en blijken aldus leven voor zijn ziel te zijn. Hij geniet zekerheid en hoeft geen angst te gevoelen dat de gerechtigheid hem achterhaalt omdat hij zich aan kwaaddoen schuldig heeft gemaakt. — Sp 3:21-25.
De kans bestaat echter ook dat degene die werkelijk zijn denkvermogen gebruikt, wordt gehaat. Dit kan de gedachte zijn die in Spreuken 14:17 tot uitdrukking komt, waar wij lezen: „De man van denkvermogen wordt gehaat.” Dikwijls kijken personen die zelf geen denkers zijn, neer op degenen die hun geestelijke vermogens gebruiken. Ook worden over het algemeen degenen die hun verstand gebruiken om Gods wil te doen, gehaat. Jezus Christus zei dan ook: „Omdat gij . . . geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u” (Jo 15:19). Natuurlijk kan het Hebreeuwse woord voor „denkvermogen” dat in Spreuken 14:17 wordt gebruikt, ook boosaardig denken insluiten. Daarom kan de tekst eveneens betekenen dat een man die het boze beraamt, gehaat wordt; dienovereenkomstig luidt de tekst in sommige vertalingen: „En een man met slinkse streken wordt gehaat” en: „Een arglistig man maakt zich gehaat.” — NBG; WV.