-
Jehovah vernedert wie zichzelf verhoogtJesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
-
-
7 „De dag die Jehovah der legerscharen toebehoort” komt eraan. Dan zal Gods tijd aangebroken zijn om zijn toorn te uiten „over alle ceders van de Libanon die hoog oprijzen en verheven zijn en over alle statige bomen van Basan; en over alle hoog oprijzende bergen en over alle verheven heuvels; en over elke hoge toren en over elke versterkte muur; en over alle schepen van Tarsis en over alle begeerlijke boten” (Jesaja 2:12-16). Ja, aan elke menselijke organisatie, opgericht als symbool van hun trots, en aan ieder goddeloos individu zal aandacht worden geschonken op de dag van Jehovah’s gramschap. Aldus moet „de hoogmoed van de aardse mens . . . neergebogen worden, en de hovaardigheid der mannen moet omlaaggehaald worden; en Jehovah alleen moet hoog verheven worden op die dag”. — Jesaja 2:17.
8. Hoe komt de voorzegde oordeelsdag in 607 v.G.T. over Jeruzalem?
8 De voorzegde oordeelsdag komt in 607 v.G.T. over de joden wanneer de Babylonische koning Nebukadnezar Jeruzalem verwoest. De inwoners zien hoe hun geliefde stad in vlammen opgaat, haar trotse gebouwen met de grond gelijk worden gemaakt en haar machtige muur wordt geslecht. Jehovah’s tempel ligt in puin. Noch hun schatten noch hun wagens hebben iets te betekenen op „de dag die Jehovah der legerscharen toebehoort”. En hun afgoden? Het gaat precies zoals Jesaja voorzegt: „De goden zelf die niets waard zijn, zullen volkomen verdwijnen” (Jesaja 2:18). De joden — vorsten en sterke mannen inbegrepen — worden in ballingschap naar Babylon gevoerd. Jeruzalem moet zeventig jaar woest liggen.
-
-
Jehovah vernedert wie zichzelf verhoogtJesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
-
-
De ophanden zijnde „dag van Jehovah”
10. Op welke „dag van Jehovah” wijzen de apostelen Paulus en Petrus?
10 De Schrift vestigt de aandacht op een „dag van Jehovah” die van veel grotere betekenis zal zijn dan de oordeelsdag over het oude Jeruzalem en Juda. De apostel Paulus bracht de komende „dag van Jehovah” onder inspiratie met de tegenwoordigheid van de geïnstalleerde koning Jezus Christus in verband (2 Thessalonicenzen 2:1, 2). Petrus sprak over die dag in samenhang met de grondvesting van ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid zal wonen’ (2 Petrus 3:10-13). Het is de dag waarop Jehovah zijn oordeel zal voltrekken aan het hele goddeloze samenstel van dingen, de christenheid inbegrepen.
11. (a) Wie zal ’zich staande houden’ onder de ophanden zijnde „dag van Jehovah”? (b) Hoe kunnen wij Jehovah tot onze toevlucht maken?
11 „Ach de dag”, zegt de profeet Joël, „want de dag van Jehovah is nabij, en als een gewelddadige plundering van de Almachtige zal hij komen!” Zou met het oog op de nabijheid van die „dag” iedereen zich niet moeten bekommeren om zijn veiligheid in die vrees inboezemende tijd? „Wie kan zich daaronder staande houden?”, vraagt Joël. Hij antwoordt: „Jehovah zal een toevlucht zijn voor zijn volk” (Joël 1:15; 2:11; 3:16). Zal Jehovah God een toevlucht zijn voor degenen die hoogmoedig van geest zijn en hun vertrouwen stellen in rijkdom, militaire sterkte en goden van menselijke makelij? Uitgesloten! God liet zelfs zijn uitverkoren volk aan hun lot over toen zij op die manier handelden. Het is dus van het grootste belang dat al Gods dienstknechten ’rechtvaardigheid en zachtmoedigheid zoeken’ en ernstig nagaan welke plaats Jehovah’s aanbidding in hun leven inneemt! — Zefanja 2:2, 3.
-