Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • jr hfst. 2 blz. 14-31
  • Dienst in „het laatst der dagen”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Dienst in „het laatst der dagen”
  • God spreekt tot ons via Jeremia
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE TIJD WAARIN JEREMIA LEEFDE
  • HET RELIGIEUZE KLIMAAT VERANDERT
  • ’GIJ MOET AL DE WOORDEN OPSCHRIJVEN’
  • DE OPKOMST VAN BABYLON
  • DE LAATSTE DAGEN VAN EEN DYNASTIE
  • ONTWIKKELINGEN ONDER EEN OVERBLIJFSEL VAN JUDA
  • Bijbelboek nummer 24 — Jeremia
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Jeremia — Een impopulaire profeet van Gods oordelen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
  • Kunt u Jeremia’s volharding navolgen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Wat voor vrienden kies je?
    God spreekt tot ons via Jeremia
Meer weergeven
God spreekt tot ons via Jeremia
jr hfst. 2 blz. 14-31

HOOFDSTUK TWEE

Dienst in „het laatst der dagen”

1, 2. (a) Welk visioen kreeg Jeremia waarmee het thema van zijn profetische uitspraken werd aangegeven? (b) Waarom moeten we geïnteresseerd zijn in Jeremia’s boodschap?

„WAT ziet gij?”, vroeg God zijn pas aangestelde profeet. „Wat ik zie, is een kookpot met wijde opening, die wordt aangeblazen, en zijn opening is van het noorden afgekeerd”, antwoordde de jonge Jeremia. Dat visioen vormde een eerste aanwijzing voor de soort bekendmaking die Jeremia moest gaan doen. (Lees Jeremia 1:13-16.) Jehovah voorzei dat er moeilijkheden als een kokendhete vloeistof uit deze kookpot op het land Juda zouden stromen omdat er zo veel ontrouw was. Waarom zou de opening van de kookpot naar het zuiden gekeerd zijn? Dat betekende dat de moeilijkheden uit het noorden zouden komen: Babylon zou vanuit die richting binnenvallen. En zo is het ook gegaan. In de jaren dat Jeremia profeteerde, heeft hij keer op keer gezien dat een deel van de inhoud van deze gloeiendhete kookpot werd uitgegoten, met als climax de verwoesting van Jeruzalem.

2 Babylon bestaat niet meer, maar toch hebben we goede redenen om geïnteresseerd te zijn in Jeremia’s profetische boodschap, want we leven in „het laatst der dagen” (Jer. 23:20). In deze tijd beweren veel mensen christenen te zijn, maar zij en hun kerken hebben niet Gods goedkeuring. In tegenstelling tot hen prediken wij als Getuigen een boodschap van zowel oordeel alsook hoop, net als Jeremia.

Illustratie op blz. 14

3. (a) Hoe is de stof in het Bijbelboek Jeremia gerangschikt? (b) Wat is het doel van dit hoofdstuk?

3 Waarschijnlijk heeft Jeremia zijn verslag in een latere periode van zijn carrière als profeet aan een secretaris gedicteerd en heeft hij de gebeurtenissen niet opgeschreven op het moment dat ze zich voordeden (Jer. 25:1-3; 36:1, 4, 32). Het boek is niet chronologisch omdat Jeremia veel delen naar onderwerp gerangschikt heeft. Daarom is het nuttig een overzicht te krijgen van de historische achtergrond van de boeken Jeremia en Klaagliederen en van de volgorde van de gebeurtenissen. Kijk eens naar de tijdbalk op bladzijde 19. Als je weet wie op een bepaald moment koning van Juda was en wat er zoal in en rond Juda gebeurde, zul je wat Jeremia zei en deed beter kunnen begrijpen. En je zult meer profijt hebben van Gods boodschap voor zijn aanbidders via Jeremia.

DE TIJD WAARIN JEREMIA LEEFDE

4-6. Hoe was de situatie van Gods volk in de jaren voordat Jeremia als profeet begon?

4 Jeremia profeteerde in een tijd van heftige veranderingen. Er heerste rivaliteit tussen Assyrië, Babylon en Egypte. Zo’n 93 jaar voordat Jeremia begon met profeteren, versloeg Assyrië het noordelijke tienstammenrijk Israël en deporteerde veel inwoners ervan. In die tijd werden Jeruzalem en de getrouwe koning ervan, Hizkia, door Jehovah beschermd toen Assyrië aanviel. God doodde toen door een wonder 185.000 vijandelijke soldaten (2 Kon. 19:32-36). Een van Hizkia’s zoons was Manasse. Jeremia werd waarschijnlijk geboren tijdens de 55 jaar durende regering van Manasse, een tijd waarin Juda onder Assyrische overheersing kwam te staan (2 Kron. 33:10, 11).

5 Jeremia schreef de boeken 1 en 2 Koningen, waarin we kunnen lezen dat Manasse de hoge plaatsen herbouwde die zijn vader had vernietigd. Manasse richtte altaren op voor Baäl en voor het heerleger van de hemel, zelfs in Jehovah’s tempel. Manasse vergoot ook veel onschuldig bloed, en offerde zelfs zijn eigen zoon als brandoffer voor een valse god. Kortom, „hij deed op grote schaal wat kwaad was in Jehovah’s ogen”. Vanwege al die slechtheid bepaalde God dat er rampspoed over Jeruzalem en Juda zou komen, zoals al was gebeurd met Samaria en Israël (2 Kon. 21:1-6, 12-16). Toen Manasse gestorven was, ging zijn zoon Amon door met de afgoderij van zijn vader, maar er zou al snel een verandering komen. Na twee jaar werd Amon vermoord, en zijn achtjarige zoon Josia kwam in 659 v.G.T. op de troon.

6 Tijdens de 31 jaar dat Josia regeerde, begon Babylon meer macht te krijgen dan Assyrië. Josia zag hierin een kans om Juda weer onafhankelijk te maken van buitenlandse overheersing. In tegenstelling tot zijn vader en grootvader diende Josia Jehovah trouw en bracht hij grote religieuze hervormingen op gang (2 Kon. 21:19–22:2). In zijn twaalfde jaar als koning begon Josia de hoge plaatsen, de heilige palen en de valsreligieuze beelden in zijn hele rijk te vernietigen, en daarna beval hij dat Jehovah’s tempel hersteld moest worden. (Lees 2 Kronieken 34:1-8.) Jeremia werd in het dertiende jaar van Josia’s regering (647 v.G.T.) als Gods profeet aangesteld.

Hoe zou jij je gevoeld hebben als je in Jeremia’s tijd profeet was geweest?

7, 8. (a) Waarom was de regering van koning Josia anders dan die van zijn voorgangers, Manasse en Amon? (b) Wat voor iemand was Josia? (Zie het kader op blz. 20.)

7 Terwijl de tempel werd hersteld, in het achttiende jaar van de regering van de goede koning Josia, vond de hogepriester „het wetboek”. De koning liet het door zijn secretaris aan zich voorlezen. Hij zag in wat zijn volk fout had gedaan, zocht via de profetes Hulda Jehovah’s leiding en drong er bij zijn onderdanen op aan zich aan Gods geboden te houden. Hulda zei tegen Josia dat Jehovah „rampspoed” over de Judeeërs zou brengen omdat ze ontrouw waren geweest. Maar omdat Josia zo’n goede instelling had wat de ware aanbidding betreft, zou die rampspoed niet tijdens zijn leven komen (2 Kon. 22:8, 14-20).

Tabel op blz. 19

8 Koning Josia hervatte zijn pogingen om alle sporen van afgoderij te verwijderen. Dat verlangen bracht hem zelfs naar het gebied dat vroeger bij het noordelijke koninkrijk Israël hoorde, om de hoge plaats en het altaar in Bethel af te breken. Hij organiseerde ook een prachtige paschaviering (2 Kon. 23:4-25). Jeremia moet dat geweldig hebben gevonden! Maar het was niet makkelijk de Israëlieten ertoe te bewegen veranderingen aan te brengen. Manasse en Amon hadden ontaarde afgoderij ingevoerd, dus de geestelijke gezindheid van het volk stond op een laag peil. Ondanks Josia’s hervormingen liet God Jeremia zeggen dat de Judeeërs net zo veel goden als steden hadden. De landgenoten van de profeet waren als een ontrouwe vrouw: ze hadden Jehovah verlaten en prostitueerden zich met buitenlandse goden. Jeremia zei: „Evenveel altaren als de straten van Jeruzalem hebt gij geplaatst voor het schandelijke ding, altaren om offerrook aan Baäl te brengen.” (Lees Jeremia 11:1-3, 13.)

9. Welke internationale ontwikkelingen vonden in de laatste jaren van Josia’s regering plaats?

9 Net zoals die boodschappen van Jeremia de Joden niet veranderden, zo veranderde er ook niets aan het feit dat buurlanden met elkaar streden om meer macht. In 632 v.G.T. veroverden gezamenlijke troepen van Babylon en Medië Ninevé, de hoofdstad van Assyrië. Drie jaar later trok farao Necho van Egypte met zijn leger naar het noorden om de in het nauw gebrachte Assyriërs te helpen. Om bepaalde redenen, die niet in de Bijbel worden genoemd, probeerde Josia de Egyptische legers bij Megiddo terug te dringen, maar hij raakte dodelijk gewond (2 Kron. 35:20-24). Welke politieke en religieuze veranderingen zou deze droevige gebeurtenis in Juda veroorzaken? En met welke nieuwe problemen zou Jeremia te maken krijgen?

HET RELIGIEUZE KLIMAAT VERANDERT

10. (a) In welk opzicht lijkt de tijd na Josia’s dood op onze tijd? (b) Waarom is het leerzaam je erin te verdiepen hoe Jeremia reageerde?

10 Stel je eens voor hoe Jeremia zich gevoeld moet hebben toen hij hoorde dat Josia was omgekomen! Overmand door verdriet zong hij een treurlied voor de koning (2 Kron. 35:25). Het was al een zorgelijke tijd, en de internationale instabiliteit zette Juda onder druk. De rivaliserende machten — Egypte, Assyrië en Babylon — streden om de heerschappij in het gebied. En met Josia’s dood veranderde het religieuze klimaat in Juda. Het was het einde van een regime dat in wezen gunstig tegenover Jeremia’s werk stond en het begin van een vijandig regime. Veel van onze broeders en zusters in deze tijd hebben net zo’n verandering meegemaakt, van relatieve vrijheid van aanbidding tot vervolging en verboden. Wie weet hoevelen van ons binnenkort soortgelijke veranderingen zullen meemaken. Wat voor uitwerking zou dat op ons hebben? Met welke moeilijkheden zouden we te maken kunnen krijgen omdat we trouw willen blijven? Met die vragen in gedachten zal het nuttig zijn de problemen waar Jeremia met succes mee omging wat nader te bekijken.

JOSIA — DE LAATSTE GOEDE KONING VAN JUDA

Illustratie op blz. 20

Josia werd op zijn achtste koning na de dood van zijn vader, Amon. Toen hij vijftien was, begon hij God te zoeken, en hij „bewandelde heel de weg van zijn voorvader David”. Toen hij negentien was, begon hij Juda en Israël te reinigen van hun plaatsen van valse aanbidding en hun afgoden te vernietigen. Op 25-jarige leeftijd bracht hij het herstel van de tempel op gang (2 Kon. 21:19–22:2; 2 Kron. 34:2-8).

Tijdens het herstelwerk werd het wetboek gevonden, waarschijnlijk het oorspronkelijke exemplaar dat Mozes had geschreven, en het werd aan Josia voorgelezen. Hij vernederde zich, scheurde zijn kleren en huilde. Josia zorgde ervoor dat het boek aan de priesters, de levieten en al zijn onderdanen, groot en klein, werd voorgelezen. De koning sloot een verbond om, zoals het verslag zegt, „Jehovah te volgen en met geheel zijn hart en met geheel zijn ziel zijn geboden (...) te onderhouden”. Daarna begon Josia aan een nog grotere campagne om de valse aanbidding uit te roeien. De koning hield ook een groot Pascha voor Jehovah, een Pascha zoals er niet meer was geweest sinds de dagen van Samuël (2 Kron. 34:14–35:19).

11. Wat gebeurde er in Juda na de dood van Josia?

11 De inwoners van Juda zetten Josia’s zoon Joahaz in Jeruzalem op de troon. Joahaz, die ook Sallum werd genoemd, regeerde maar drie maanden. Toen farao Necho na de gevechten met de Babyloniërs weer naar het zuiden trok, zette hij de nieuwe koning af en nam hem mee naar Egypte, en Jeremia zei dat Joahaz ’niet meer zou terugkeren’ (Jer. 22:10-12; 2 Kron. 36:1-4). Necho kroonde in zijn plaats Jojakim tot koning, een andere zoon van Josia. Jojakim volgde het goede voorbeeld van zijn vader niet na. In plaats van de hervormingen van zijn vader voort te zetten, deed hij aan afgoderij. (Lees 2 Koningen 23:36, 37.)

12, 13. (a) Hoe was het religieuze klimaat aan het begin van Jojakims regering? (b) Hoe behandelden de religieuze leiders Jeremia?

12 Aan het begin van Jojakims regering zei Jehovah tegen Jeremia dat hij naar de tempel moest gaan en de Judeeërs onomwonden moest veroordelen vanwege hun slechtheid. Ze bezagen Jehovah’s tempel als een talisman die hen zou beschermen. Maar als ze niet stopten met „stelen, moorden en overspel plegen en vals zweren en offerrook aan Baäl brengen en andere goden achternalopen”, zou Jehovah zijn tempel verwerpen. En hij zou hetzelfde doen met de huichelaars die in de tempel hun aanbidding verrichtten, net zoals hij de tabernakel in Silo in de tijd van de hogepriester Eli had verworpen. Het land Juda zou „tot niets dan een verwoeste plaats worden” (Jer. 7:1-15, 34; 26:1-6).a Jeremia had beslist veel moed nodig om die boodschap bekend te maken! Waarschijnlijk deed hij dat in het openbaar tegenover prominente, invloedrijke personen. Sommige broeders en zusters in deze tijd hebben ook het gevoel dat het moed vergt om mee te doen aan straatwerk of om rijke of vooraanstaande mensen te benaderen. Maar we kunnen er zeker van zijn dat God ons steunt, net als hij Jeremia steunde (Hebr. 10:39; 13:6).

Illustratie op blz. 22

13 Hoe zouden de religieuze leiders, gezien het religieuze en politieke klimaat in Juda, reageren op de boodschap die Jeremia bracht? Jeremia vertelt zelf: ’De priesters en de profeten en het gehele volk grepen mij vast en zeiden: „Gij zult beslist sterven.”’ Ze waren woedend en zeiden: „Aan deze man komt het doodvonnis toe.” (Lees Jeremia 26:8-11.) Maar Jeremia’s tegenstanders slaagden niet in hun opzet. Jehovah was met zijn profeet en bevrijdde hem. En Jeremia liet zich niet bang maken door de dreigementen van zijn tegenstanders of doordat ze met zo velen waren. Dat is een mooi voorbeeld voor ons.

Wat zijn de verschillen tussen de regering van Manasse, Amon en Josia? Wat kun je leren van de manier waarop Jeremia met zijn moeilijke toewijzing omging?

’GIJ MOET AL DE WOORDEN OPSCHRIJVEN’

14, 15. (a) Waarmee begonnen Jeremia en zijn secretaris, Baruch, in het vierde regeringsjaar van Jojakim? (b) Wat voor persoon was Jojakim? (Zie het kader op blz. 25.)

14 In het vierde jaar van Jojakims regering zei Jehovah dat Jeremia alles wat Jehovah sinds de tijd van Josia tegen hem gesproken had, moest opschrijven. Jeremia dicteerde zijn secretaris, Baruch, dus alles wat God in de 23 jaar daarvoor tegen hem had gezegd. Zijn oordeelsboodschappen betroffen zo’n twintig koningen en koninkrijken. Jeremia droeg Baruch op deze boekrol in Jehovah’s huis voor te lezen. Wat was het doel daarvan? „Misschien zullen zij van het huis van Juda luisteren naar al de rampspoed die ik hun denk aan te doen,” zei Jehovah, „opdat zij terugkeren, een ieder van zijn slechte weg, en ik hun dwaling en hun zonde werkelijk vergeef” (Jer. 25:1-3; 36:1-3).

15 Toen een hofbeambte de boekrol aan Jojakim voorlas, sneed de koning de boekrol in stukken en verbrandde die. Toen beval hij dat Jeremia en Baruch voor hem gebracht moesten worden. „Maar Jehovah hield hen verborgen.” (Lees Jeremia 36:21-26.) Omdat Jojakim zo door en door slecht was, maakte Jehovah via zijn profeet bekend dat de koning „een ezelsbegrafenis” zou krijgen. Hij zou „voortgesleept en weggeworpen worden, ver buiten de poorten van Jeruzalem” (Jer. 22:13-19). Denk je dat deze aanschouwelijke profetie weggewuifd kon worden als een overdrijving van Jeremia?

16. Welke positieve boodschap maakte Jeremia bekend?

16 Hoewel Jeremia deze oordeelsboodschappen moest brengen, was hij geen onheilsprofeet. Hij maakte ook een boodschap van hoop bekend. Jehovah zou een overblijfsel van Israël van hun vijanden bevrijden en naar hun eigen land terugbrengen, waar ze in zekerheid zouden leven. God zou „een nieuw” en „voor onbepaalde tijd durend verbond” met zijn aanbidders sluiten en zijn wet op hun hart schrijven. Hij zou hun fouten vergeven en hun zonden niet meer gedenken. Bovendien zou een afstammeling van David „gerechtigheid en rechtvaardigheid oefenen in het land” (Jer. 31:7-9; 32:37-41; 33:15). Deze profetieën zouden in de decennia en eeuwen daarna in vervulling gaan, en zouden zelfs een vervulling hebben die ons leven raakt en ons hoop op een eeuwige toekomst kan geven. Maar in Jeremia’s tijd gingen Juda’s vijanden door met hun plannen. (Lees Jeremia 31:31, 33, 34; Hebreeën 8:7-9; 10:14-18.)

DE OPKOMST VAN BABYLON

17, 18. Welke internationale gebeurtenissen kenmerkten de laatste jaren van Jojakims regering en die van Zedekia?

17 In 625 v.G.T. leverden de Babyloniërs en de Egyptenaren een beslissende slag bij Karkemis, vlak bij de Eufraat, zo’n zeshonderd kilometer ten noorden van Jeruzalem. Koning Nebukadnezar versloeg het leger van farao Necho, waarmee er een eind kwam aan de Egyptische invloed in het gebied (Jer. 46:2). Juda werd nu overheerst door Nebukadnezar, en Jojakim werd gedwongen zijn knecht te zijn. Maar na drie jaar Babylons vazal te zijn geweest, kwam Jojakim in opstand (2 Kon. 24:1, 2). Als antwoord daarop rukte Nebukadnezar in 618 v.G.T. met zijn leger Juda binnen en omsingelde Jeruzalem. Probeer je eens voor te stellen wat een zware tijd dat was, ook voor Gods profeet Jeremia. Jojakim is blijkbaar tijdens die belegering gestorven.b Zijn zoon Jojachin gaf zich over aan de Babyloniërs toen hij nog maar drie maanden op Juda’s troon zat. Nebukadnezar voerde alle kostbaarheden uit Jeruzalem weg en zond Jojachin, de koninklijke en adellijke families van Juda, de sterke mannen en de handwerkslieden in ballingschap. Onder de ballingen bevonden zich Daniël, Hananja, Misaël en Azarja (2 Kon. 24:10-16; Dan. 1:1-7).

18 Nebukadnezar stelde nu Zedekia, een andere zoon van Josia, als koning van Juda aan. Hij zou de laatste aardse koning in de davidische afstammingslijn zijn. Zijn regering eindigde toen Jeruzalem en de tempel in 607 v.G.T. werden verwoest (2 Kon. 24:17). Maar de elf jaar dat Zedekia regeerde, was een tijd van hevige sociale en politieke spanningen in Juda. Jeremia moest duidelijk onvoorwaardelijk vertrouwen op Jehovah, die hem als profeet had aangesteld.

JOJAKIM — DE KONING DIE JEHOVAH’S PROFEET VERMOORDDE

Illustratie op blz. 25

Jojakim was 25 toen hij op de troon van Juda kwam, en hij heeft ongeveer elf jaar geregeerd. In de samenvatting van zijn daden in 2 Kronieken 36:5-8 wordt gezegd dat hij niet gewoon slechte dingen deed, maar „verfoeilijkheden” bedreef. Hij negeerde Jeremia’s waarschuwingen, en zijn regering werd gekenmerkt door onrecht, afpersing en moord. Toen Uria net zo’n boodschap bracht als Jeremia, liet Jojakim hem vermoorden. Blijkbaar kwam de koning aan zijn eind toen Babylon Jeruzalem belegerde (Jer. 22:17-19; 26:20-23).

19. Hoe reageerden de mensen in Jeremia’s tijd op zijn boodschap, en waarom is dat interessant voor ons?

19 Verplaats je eens in Jeremia’s situatie. Sinds de tijd van Josia had Jeremia politieke onrust en geestelijke achteruitgang onder Gods volk gezien. Hij wist dat het alleen maar erger zou worden. De mensen uit zijn geboorteplaats zeiden tegen hem: „Gij moogt niet profeteren in de naam van Jehovah, opdat gij niet sterft door onze hand” (Jer. 11:21). Zelfs toen Jeremia’s profetieën uitkwamen, zeiden de Joden: „Wat het woord betreft dat gij in de naam van Jehovah tot ons hebt gesproken, wij luisteren niet naar u” (Jer. 44:16). Maar er stonden levens op het spel, net als in deze tijd. De boodschap die je bekendmaakt is van Jehovah afkomstig, net als die van Jeremia. Je kunt je ijver voor de dienst dus vergroten door te onderzoeken hoe Jehovah zijn profeet in de periode tot aan de val van Jeruzalem heeft beschermd.

Wat kunnen we leren van Jeremia’s houding tijdens Jojakims regering? Welke opmerkelijke profetie van Jeremia heeft een vervulling die ons leven raakt?

DE LAATSTE DAGEN VAN EEN DYNASTIE

20. Waarom was vooral Zedekia’s regering een moeilijke periode voor Jeremia? (Zie het kader op blz. 29.)

20 De moeilijkste jaren van Jeremia’s tijd als profeet waren misschien wel die tijdens Zedekia’s regering. Net als veel van zijn voorgangers bleef Zedekia „doen wat kwaad was in de ogen van Jehovah” (Jer. 52:1, 2). Hij was een onderdaan van de Babyloniërs, en Nebukadnezar liet hem in Jehovah’s naam een eed afleggen die hem verplichtte zich aan de koning van Babylon te onderwerpen. Toch kwam Zedekia in opstand. Ondertussen oefenden Jeremia’s vijanden grote druk op hem uit om de opstand te steunen (2 Kron. 36:13; Ezech. 17:12, 13).

21-23. (a) Welke twee partijen ontstonden er in Juda tijdens Zedekia’s regering? (b) Hoe werd Jeremia vanwege zijn standpunt behandeld, en waarom is dat interessant voor ons?

21 Kennelijk kwamen er al in het begin van Zedekia’s regering boodschappers in Jeruzalem van de koningen van Edom, Moab, Ammon, Tyrus en Sidon. Misschien wilden ze dat Zedekia zich aansloot bij een alliantie tegen Nebukadnezar. Maar Jeremia gaf Zedekia de dringende raad zich aan Babylon te onderwerpen. In het verlengde daarvan gaf Jeremia de boodschappers jukhouten om af te beelden dat hun landen de Babyloniërs ook zouden gaan dienen (Jer. 27:1-3, 14).c Jeremia’s standpunt werd niet op prijs gesteld, en zijn rol als woordvoerder met een impopulaire boodschap werd nog moeilijker gemaakt door Hananja. Dat was een valse profeet die in Gods naam openlijk beweerde dat het Babylonische juk gebroken zou worden. Jehovah’s woord via Jeremia luidde echter dat de bedrieger Hananja binnen een jaar zou sterven, en dat gebeurde ook (Jer. 28:1-3, 16, 17).

22 Juda was nu in twee partijen verdeeld: de ene was voor onderwerping aan Babylon en de andere drong aan op opstand. In 609 v.G.T. kwam Zedekia inderdaad in opstand door militaire hulp te zoeken in Egypte. Jeremia had toen te kampen met de nationalistische hysterie van personen die de opstand steunden (Jer. 52:3; Ezech. 17:15). Nebukadnezar kwam weer met zijn leger naar Juda om de opstand de kop in te drukken, en hij nam alle steden van Juda in en ging Jeruzalem opnieuw belegeren. Jeremia’s boodschap voor Zedekia en zijn onderdanen in deze kritieke tijd was dat Jeruzalem voor de Babyloniërs zou vallen. Zij die in de stad bleven, zouden sterven. Zij die zich naar buiten, naar de Chaldeeën, begaven zouden het overleven. (Lees Jeremia 21:8-10; 52:4.)

23 De vorsten van Juda beweerden dat Jeremia zich bij de Babyloniërs wilde aansluiten. Toen hij de waarheid zei, sloegen de Judese vorsten hem en zetten hem gevangen (Jer. 37:13-15). Jeremia verzachtte Jehovah’s boodschap nog steeds niet. Daarom haalden de vorsten Zedekia over om Jeremia ter dood te laten brengen. Ze gooiden de profeet in een lege regenput waar hij in de diepe modder had kunnen omkomen. Maar Ebed-Melech, een Ethiopiër die in het huis van de koning werkte, redde hem (Jer. 38:4-13). Jehovah’s aanbidders in deze tijd zijn ook vaak in groot gevaar omdat ze op grond van hun geweten weigeren zich te mengen in politieke geschillen. Wat Jeremia meemaakte kan ons zeker sterken om beproevingen onder ogen te zien en te doorstaan.

ZEDEKIA — DE LAATSTE AARDSE KONING VAN JUDA

Illustratie op blz. 29

Zedekia was een onzekere heerser zonder ruggengraat die zich liet leiden door zijn vorsten en zijn eigen angsten. Tijdens de laatste belegering van Jeruzalem door Babylon zocht Zedekia via Jeremia Gods leiding. Maar de koning volgde die leiding niet toen hem werd gezegd zich over te geven. Omdat Jeremia’s boodschap Zedekia niet aanstond, zette hij hem gevangen (Jer. 21:1-9; 32:1-5). Toch bleef de koning Jeremia raadplegen, maar wel in het geheim om Juda’s vorsten niet te ergeren. Toen ze wilden dat Jeremia ter dood gebracht werd, stemde Zedekia daar zwakjes mee in, met de woorden: „Hij is in uw handen. Want er is helemaal niets dat de koning zelf tegen u vermag.” Toen Jeremia bevrijd was uit de levensbedreigende situatie, consulteerde de koning hem opnieuw en gaf hij toe dat hij bang was dat het volk hem iets zou aandoen als hij God gehoorzaamde (Jer. 37:15-17; 38:4, 5, 14-19, 24-26).

Toch „verootmoedigde [Zedekia] zich niet wegens de profeet Jeremia (...), en hij bleef zijn nek verharden en zijn hart verstokken, zodat hij niet tot Jehovah, de God van Israël, terugkeerde” (2 Kron. 36:12, 13; Ezech. 21:25).

24. Beschrijf wat er in 607 v.G.T. gebeurde.

24 In 607 v.G.T. sloegen de Babyloniërs uiteindelijk een bres in de muren van Jeruzalem, en de stad viel. Nebukadnezars troepen staken Jehovah’s tempel in brand, sloopten de stadsmuren en slachtten de edelen van Juda af. Zedekia probeerde te vluchten, maar werd gevangengenomen en voor de overwinnaar gebracht. Zedekia’s zoons werden voor zijn ogen vermoord en daarna maakte Nebukadnezar hem blind, boeide hem en voerde hem weg naar Babylon (Jer. 39:1-7). Wat Jeremia over Juda en Jeruzalem had gezegd, was uitgekomen. Gods profeet verheugde zich daar niet over maar betreurde de ellende van zijn volk. In Klaagliederen kunnen we lezen hoe hij zich voelde. Dat boek zal ons erg raken.

ONTWIKKELINGEN ONDER EEN OVERBLIJFSEL VAN JUDA

25, 26. (a) Wat gebeurde er na de val van Jeruzalem? (b) Hoe reageerden Jeremia’s tijdgenoten op zijn boodschap na de val van Jeruzalem?

25 Wat gebeurde er met Jeremia tijdens deze dramatische gebeurtenissen? De vorsten van Jeruzalem hadden hem gevangengezet, maar de overwinnende Babyloniërs behandelden hem vriendelijk en lieten hem gaan. Later kwam Jeremia bij een groep Joden terecht die in gevangenschap werd gevoerd, maar hij werd vrijgelaten. Hij had nog meer te doen in Gods dienst; hij moest werk doen onder de overlevenden. Nebukadnezar stelde Gedalja aan als stadhouder over het veroverde land, en beloofde de overgebleven Judeeërs vrede zolang ze hem, de koning van Babylon, dienden. Maar een paar ontevreden Joden vermoordden Gedalja (Jer. 39:13, 14; 40:1-7; 41:2). Jeremia drong er bij de overgebleven Judeeërs op aan in het land te blijven wonen en niet bang te zijn voor de koning van Babylon. Maar hun leiders noemden Jeremia een leugenaar en vluchtten naar Egypte, en ze dwongen Jeremia en Baruch mee te gaan. Jeremia profeteerde echter dat Nebukadnezar ook dat land zou binnenvallen en onderwerpen, en rampspoed over de Judese vluchtelingen zou brengen (Jer. 42:9-11; 43:1-11; 44:11-13).

26 En weer luisterden de landgenoten van Gods ware profeet niet naar hem. Waarom niet? „Sinds wij ermee zijn opgehouden offerrook aan de ’koningin des hemels’ te brengen en drankoffers voor haar uit te gieten,” redeneerden ze, „hebben wij aan alles gebrek gehad, en door het zwaard en door de hongersnood zijn wij aan ons eind gekomen” (Jer. 44:16, 18). Wat was het droevig gesteld met de geestelijke instelling van Jeremia’s tijdgenoten! Aan de andere kant is het voor ons heel aanmoedigend te weten dat iemand die onvolmaakt is Jehovah trouw kan blijven, ook al wordt iedereen om hem heen ontrouw!

27. Wat weten we over de laatste jaren van Jeremia’s loopbaan als profeet?

27 De laatste gebeurtenis die Jeremia optekende, de vrijlating van Jojachin door Nebukadnezars opvolger Evil-Merodach, vond in 580 v.G.T. plaats (Jer. 52:31-34). Jeremia moet toen rond de negentig zijn geweest. We hebben geen betrouwbare informatie over het eind van zijn leven. Waarschijnlijk heeft hij zijn laatste jaren in Egypte doorgebracht, waar hij na ongeveer 67 jaar van speciale dienst voor Jehovah in getrouwheid stierf. Hij diende in jaren waarin de ware aanbidding werd bevorderd en ook in vele jaren waarin er overal om hem heen afvallige aanbidding beoefend werd. Sommige godvrezende mensen luisterden naar hem. Maar de meerderheid verwierp zijn boodschappen, en was zelfs uitgesproken vijandig. Betekent dit dat Jeremia gefaald heeft? Absoluut niet! Al vanaf het begin had Jehovah tegen hem gezegd: „Zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’” (Jer. 1:19). Onze opdracht als Jehovah’s Getuigen lijkt op die van Jeremia. We kunnen daarom dezelfde reacties verwachten. (Lees Mattheüs 10:16-22.) Wat kunnen we dus leren van Jeremia en hoe moeten we onze dienst bezien? Die vragen gaan we verder onderzoeken.

Wat gebeurde er met Zedekia en zijn onderdanen die Jeremia’s boodschap verwierpen? Wat vind je van Jeremia?

a Door de overeenkomst tussen Jeremia 7:1-15 en Jeremia 26:1-6 hebben sommigen geconcludeerd dat beide passages over hetzelfde voorval gaan.

b In Daniël 1:1, 2 staat dat Jojakim in zijn derde jaar, blijkbaar van zijn knechtschap, in Nebukadnezars hand werd gegeven. Dat kan betekenen dat de koning stierf tijdens de belegering, die uiteindelijk slaagde. Josephus’ verslag dat Nebukadnezar Jojakim doodde en zijn lichaam niet begroef maar buiten de muren van Jeruzalem liet gooien, wordt niet in de Bijbel bevestigd (Jer. 22:18, 19; 36:30).

c De vermelding van Jojakim in Jeremia 27:1 is wellicht een afschrijffout omdat in vers 3 en 12 over Zedekia wordt gesproken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen